Kyoshi schreef:
Wdyt? De tegenstelling waar ik voor gekozen heb, is leven en dood.
--------
In een ruimte in een huis stond een prachtige rode roos op tafel. Een roos die heerlijke geuren afstootte en menig bezoeker vrolijk maakte. De bloem was prachtig en leek onsterfelijk – zijn blaadjes gevuld met prachtige donkerrode tinten en hier en daar een lichter vlekje. Bij thuiskomst stond de bloem daar klaar, wachtend op wat water. Water had het nodig om te groeien en om niet te verwelken zoals velen hem voorgingen.
Wanneer bij thuiskomst de deur open werd gegooid en de schoenen uit werden getrapt, de jassen aan de kapstok werden gehangen en de tassen neer werden gegooid, was er niemand die de bloem na een week nog een blik gunde. Terwijl de bloem zijn best leek te doen zo mooi mogelijk te blijven. Nog steeds stootte hij geuren af die geroken werden bij binnenkomst, maar na anderhalve week werden deze geuren als vervelend ervaren. Chagrijnige blikken werden geworpen, opmerkingen konden worden gehoord: “Wanneer gooi je die smerige bloem nu eens weg?! Hij staat hier haast al weken!”
De arme bloem kreeg het gevoel dat hij niet gewenst was; niemand gaf hem nog aandacht, hij kreeg slechts een paar druppeltjes water. Niet genoeg voor een bloem als hij om van te kunnen leven. Hoewel hij zijn best bleef doen om zijn eigenaars te verblijden – bij binnenkomst en bij het verlaten van het huis. Daar stond hij dan op een tafeltje in de hal. Gehuld in een turquoise pot wat volgens zijn eigenaars goed bij het rood van zijn blaadjes paste. De blaadjes die langzaam leken te verkleuren: het prachtige rood begon plaats te maken voor bruine tinten. Deze bruine tinten waren overduidelijk een teken dat de bloem zich niet gelukkig voelde, maar volgens zijn eigenaars was het een simpel teken dat hij zijn “beste tijd gehad had”. Opmerkingen als deze moest de bloem tot groot ongenoegen van zichzelf dagelijks aanhoren. Een twijfel begon bij hem te ontstaan – was hij dan echt niet mooi genoeg meer? Rook hij dan echt niet meer lekker? De twijfel was groter dan de wil om zijn eigenaars te verblijden met heerlijke geuren en prachtige kleuren.
Langzaam maar zeker verwelkte de bloem steeds verder. Zijn eens zo prachtige blaadjes werden bruin en droog – de puntjes rolden langzaam op. Het aanzicht was geen pretje meer en de geuren die hij afstootte evenmin. Geen lekkere rozengeur meer, maar een penetrante geur die door de meeste mensen niet duidelijk gedefinieerd kon worden. Pas na een krappe week leken zijn eigenaren zich over zijn lot te bekommeren en kwamen tot de gezamenlijke conclusie: “Gooi dat stink ding maar weg. Daar heb je ook niks aan! Bij die bloemist haal ik nooit meer wat, want je hebt er maar twee weken plezier van.” Direct na deze uitspraak – nog geen half uur later – verdween de ooit zo prachtige roos in de container. Zonder turquoise pot, maar enkel zichzelf. Tussen de etensresten bleef hij liggen om verder te verwelken van verdriet. Verdriet omdat hij niet gewaardeerd werd voor hetgeen dat hij deed.
Wdyt? De tegenstelling waar ik voor gekozen heb, is leven en dood.
--------
In een ruimte in een huis stond een prachtige rode roos op tafel. Een roos die heerlijke geuren afstootte en menig bezoeker vrolijk maakte. De bloem was prachtig en leek onsterfelijk – zijn blaadjes gevuld met prachtige donkerrode tinten en hier en daar een lichter vlekje. Bij thuiskomst stond de bloem daar klaar, wachtend op wat water. Water had het nodig om te groeien en om niet te verwelken zoals velen hem voorgingen.
Wanneer bij thuiskomst de deur open werd gegooid en de schoenen uit werden getrapt, de jassen aan de kapstok werden gehangen en de tassen neer werden gegooid, was er niemand die de bloem na een week nog een blik gunde. Terwijl de bloem zijn best leek te doen zo mooi mogelijk te blijven. Nog steeds stootte hij geuren af die geroken werden bij binnenkomst, maar na anderhalve week werden deze geuren als vervelend ervaren. Chagrijnige blikken werden geworpen, opmerkingen konden worden gehoord: “Wanneer gooi je die smerige bloem nu eens weg?! Hij staat hier haast al weken!”
De arme bloem kreeg het gevoel dat hij niet gewenst was; niemand gaf hem nog aandacht, hij kreeg slechts een paar druppeltjes water. Niet genoeg voor een bloem als hij om van te kunnen leven. Hoewel hij zijn best bleef doen om zijn eigenaars te verblijden – bij binnenkomst en bij het verlaten van het huis. Daar stond hij dan op een tafeltje in de hal. Gehuld in een turquoise pot wat volgens zijn eigenaars goed bij het rood van zijn blaadjes paste. De blaadjes die langzaam leken te verkleuren: het prachtige rood begon plaats te maken voor bruine tinten. Deze bruine tinten waren overduidelijk een teken dat de bloem zich niet gelukkig voelde, maar volgens zijn eigenaars was het een simpel teken dat hij zijn “beste tijd gehad had”. Opmerkingen als deze moest de bloem tot groot ongenoegen van zichzelf dagelijks aanhoren. Een twijfel begon bij hem te ontstaan – was hij dan echt niet mooi genoeg meer? Rook hij dan echt niet meer lekker? De twijfel was groter dan de wil om zijn eigenaars te verblijden met heerlijke geuren en prachtige kleuren.
Langzaam maar zeker verwelkte de bloem steeds verder. Zijn eens zo prachtige blaadjes werden bruin en droog – de puntjes rolden langzaam op. Het aanzicht was geen pretje meer en de geuren die hij afstootte evenmin. Geen lekkere rozengeur meer, maar een penetrante geur die door de meeste mensen niet duidelijk gedefinieerd kon worden. Pas na een krappe week leken zijn eigenaren zich over zijn lot te bekommeren en kwamen tot de gezamenlijke conclusie: “Gooi dat stink ding maar weg. Daar heb je ook niks aan! Bij die bloemist haal ik nooit meer wat, want je hebt er maar twee weken plezier van.” Direct na deze uitspraak – nog geen half uur later – verdween de ooit zo prachtige roos in de container. Zonder turquoise pot, maar enkel zichzelf. Tussen de etensresten bleef hij liggen om verder te verwelken van verdriet. Verdriet omdat hij niet gewaardeerd werd voor hetgeen dat hij deed.