
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.
ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
18
18Charles Alexander Bennett
Wanneer je jarenlang moest vechten voor je vaderland en de veiligheid van anderen, de wreedste dingen gezien had en wist wat voor wreed gedrag de wereld vulde, was het niet raar dat je jezelf verloor. Klem en verloren tussen partijen die ieder hetzelfde wilden: vrijheid en gelijkheid. Wellicht dat de ander wat meer gefocust was op het verkrijgen van macht, maar voor selectieve groepen was gelijkheid het belangrijkst. Vermoord worden om wie je was, moest volgens Charles verboden zijn. Helaas was het lastig om jezelf uit te spreken wanneer je omringt werd door de vijand. Voor iedereen was de kans groot aanwezig dat je een kogel door je hoofd kreeg. Een simpele en snelle dood die de meeste soldaten koud liet. Gevoelloos.
Als je ging kijken naar wat de oorlog met Charles had gedaan, dan kon je concluderen dat zijn geestelijke gesteldheid zwaar had geleden onder de omstandigheden waar hij zich de afgelopen jaren in had bevonden. Als trotse soldaat van Engeland was hij ooit met opgeheven hoofd de truck ingestapt om te vertrekken van huis en haard. Zijn ouders – en dan met name zijn moeder – hadden het vreselijk gevonden. Ergens was het positief dat een jongeman als Charles voor zijn vaderland op wilde komen, maar zijn ouders wisten dat velen het niet zouden overleven. Charles had de primitieve jaren echter wel overleeft, maar was er niet beter uit gekomen dan hoe hij er in het begin in stond.
De verschillende dingen die de jongen had gezien, stonden nog steeds op zijn netvlies gebrand. Het was lastig om deze dingen weg te krijgen. Mensen die dood werden geschoten voor zijn ogen: mannen, vrouwen en kinderen. Niemand was veilig voor het alles verwoestende geschut van nazi-Duitsland. Normaliter zou een soldaat van een ander land niet zo zeer betrokken worden bij de werkzaamheden die afgeschermd werden door de nazi’s. Charles had de wel heel bijzondere opdracht gekregen om te infiltreren bij de Duitsers. Zo was er voor hem een vals paspoort opgesteld en had hij lange tijd doorgebracht om de Duitse taal te leren. Door een aantal van deze dingen was hij haast onopgemerkt geweest. Zijn “vermomming” was zo goed geslaagd, dat hij tijdens de hele oorlog in verschillende concentratiekampen heeft moeten werken. Of je dat een geslaagd iets kon noemen, laat ik zelf buiten beschouwing.
Allereerst werd Charles in Bergen-Belsen ingezet. Dit was een verzamelkamp gevestigd in Duitsland. Na enkele maanden werd het nodig geacht om overgeplaatst te worden naar Herzogenbusch, een concentratiekamp te Vught in Nederland. In dit gevangenen- en doorstuurkamp zaten meer dan 30.000 gevangenen, waardoor de druk op de soldaten hoog was. Er moest gewerkt worden om het verblijf te verdienen. De gruwelen die daar afspeelden, waren nog niets met wat Charles zes maanden later te zien kreeg in Auschwitz, Polen. Was hij niet naar dit laatste kamp gebracht, dan was hij waarschijnlijk psychisch niet zo aangetast als hij nu was. Mensen liepen er rond als levende doden. Vel over been en met botten die uit het lichaam leken te steken. Er waren verschillende gaskamers waar tientallen mensen tegelijkertijd gedood werden. Charles werd dan ingezet om er op toe te zien dat de overige gevangenen (die dus nog leefden) de lijken goed uit de kamers haalden en ze op de hoop gooiden. De hopen die langzaam aan groter en groter werden. De lucht die er omheen hing, leek voor Charles nog steeds aanwezig te zijn in zijn neus. Het ging niet meer weg. Eveneens de gezichten die hij dagelijks voorbij zich zag gaan. Huilende kinderen die niets liever wilden dan terug naar huis. Kinderen die eveneens gescheiden waren van hen ouders. Soms zaten de kinderen in Polen, terwijl de ouders zich in Nederland bevonden. Charles moest er niet aan denken en ook niet aan de reactie van zijn ouders als zij er achter kwamen dat hij in principe voor de nazi’s werkte. De blik van zijn moeder had hij meerdere malen voor kunnen stellen. Tranen met tuiten zou ze huilen, zijn vader furieus en diep teleurgesteld.
Helaas had hij zijn ouders niet meer gezien. Of ze dood waren of levend, was hem geheel onbekend. Nadat de oorlog over was, werd hij door de Engelsen teruggehaald. Wat ze aantroffen, was een hoopje ellende die niet meer wist hoe hij moest omgaan met zijn trauma’s. Niet alleen was hij een emotioneel en psychisch wrak, hij wist ook niet goed wat geaccepteerd was en wat niet. Je kon stellen dat hij bang was voor zichzelf. Hij had immers honderden, wellicht duizenden, mensen vermoord. Niet alleen Joden, maar ook homo’s en gehandicapten. Charles kon zichzelf niet meer accepteren. Hoe moesten anderen dat dan doen?
Door zijn voormalige sergeant werd hij naar een zogenaamd “psychopaten asyl” gebracht. Deze bevond zich in Nederland, waar hij eerder ook al was geweest. Een “psychopaten asyl” was simpelweg een gesticht waar mensen zaten die ofwel agressief waren en criminelen handelingen verrichtte vanuit een dwingende wil die zij zelf niet konden stoppen, ofwel mensen met persoonlijke trauma’s, waaronder soldaten. Ontoerekeningsvatbaar, zou je het kunnen noemen.
Charles zou moeten leren om zichzelf terug te vinden om weer in de maatschappij te kunnen terugkomen. In zijn huidige staat zou hij niet weten wat hij moest doen en was de kans op recidive (als in het herhalen van handelingen die hij in de kampen had moeten verrichten) groot aanwezig.
Het gesticht zag er akelig uit van buiten terwijl de auto voor de deur stopte. Charles zat op de achterbank en keek met grote ogen om zich heen. Werd hij nu zelf naar een kamp gebracht waar hem hetzelfde zou staan te gebeuren? Voor hij het besefte, werd hij hardhandig uit de auto gehaald en naar binnen gebracht. Binnen zou hij geen eigen kamer krijgen, daar was geen ruimte en geld voor vlak na de oorlog. Hij zou een ruimte moeten delen met allerlei soorten mensen. Vrouwen, kinderen, dronkenlappen, hoeren… Iedereen die de orde verstoorde uitwillen van een zieke geest bevond zich hier.
18
18Het voelde zeer onwerkelijk het gebouw te betreden. Een angst bekroop het lichaam van Charles. Wat zou hem binnen te wachten staan? Wellicht lijfstraffen zoals hij die had gezien. Wellicht iets anders. Was Nederland niet “de vriend” geweest in de oorlog? Waarom was hij dan alsnog hier aangekomen om weggestopt te worden in een gesticht. Het deed hem denken aan de binnenkomst in Auschwitz. Gebouwen stonden her en der verspreidt en het werd omringt door een grote muur met daar boven prikkeldraad. Als je eenmaal binnen zou zijn, was de kans op ontsnapping vrijwel nihil. Hetgeen dat vaststond, was dat je niet weg zou komen zonder kleerscheuren. Wellicht dat de enige positieve bijkomstigheid was dat er vrij weinig bewaking stond. Althans, vanaf de buitenkant gezien. Het kon zomaar zijn dat dit van binnen totaal anders was.
Ruw werd hij binnen gebracht. Een luid geroezemoes was te horen zodra de deuren zich openden. Een penetrante lucht drong zijn neusgaten binnen. Deze lucht duidde enkel aan dat je hier niet goed behandeld zou worden. Er was gehuil te horen van kinderen, mannen en vrouwen die zaten te schreeuwen in een hoek. Sommigen leken zelfs te schuimbekken terwijl ze met opgetrokken lip naar je zaten te grommen. De angst sloot zich om het hart van Charles. Door zijn hoofd spookte maar één zin: hij moest vluchten. Helaas was zijn lichaam dermate verzwakt dat hij niet terug kon vechten. Ook al zou hij dat proberen, de mensen die hem nu vasthielden (twee stuks) zouden geen enkele moeite ondervinden om hem in bedwang te houden. Dit tot groot verdriet van de aangedane jongen. Hij had een continue schaamte over zich heen als hij er aan dacht hoe het leven ooit was geweest. Wat was hij nu voor nietsnut? Hij kon niets en niemand had meer wat aan hem. Het was een fout geweest om in dienst te gaan, dat wist hij ook wel. Het had hem gek gemaakt. Gestoord, zoals sommigen dat wellicht zouden benoemen.
In het “asyl” werd hij enkel banger van wat hij te zien keek. Het was overal afgesloten en vies. Er liepen mannen en vrouwen rond in witte pakken en droegen hoedjes met daarop rode kruizen. Deze kruizen waren Charles onbekend. Opnieuw een reden voor angst. Het gaf een drukkend gevoel op zijn borstkas, ademhalen ging lastiger. Het was natuurlijk iets wat hij zichzelf inbeeldde, maar als je psychisch zo gesteld was als Charles was, was het haast onmogelijk om een normale denkwijze te hebben.
Vluchtig was hij richting een hoek van de kamer gelopen. De grote kamer die gevuld werd door iedereen. Lichaamsgeuren waren te ruiken, maar ook lichaamsvloeistoffen die normaliter niet buiten een lichaam hoorde te zijn op deze manier.
Angstig keek Charles om zich heen. Hij was op de grond gaan zitten met zijn handen om zijn knieën geslagen. Veel schone plekjes waren er niet, maar wonder boven wonder had hij er eentje kunnen vinden. Er waren enkelen die tegen hem spraken, maar hij kon ze niet verstaan. Er was teveel geluid om hem heen om de concentratie te vestigen op een bepaald punt. Er kwam geen zorg van geen enkele kant. Wanneer zou de eerste lijfstraf komen? Het zou verstandiger zijn om te gehoorzamen, wellicht al dingen te doen zonder dat het gevraagd werd. De jongen bibberde terwijl hij op de ijzig koude vloer zat die alles behalve comfortabel was. Misschien was het beter om het positief in te zien: hij had op vele plekken kunnen zitten waar hij niet eens een dak boven zijn hoofd had. Ondanks het feit dat dit ook op Auschwitz leek – naar zijn eigen herinnering – leek het er ook totaal niet op. In Auschwitz had hij nooit mensen gezien in witte pakken met rode kruizen. Daar liepen enkel soldaten rond. Soldaten met geweren en granaten. Dingen die gebruikt zouden worden als je niet luisterde en niet je best deed.
18
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
