Hey hoi en leuk dat je kijkt bij het nieuws van de dag! Vandaag gaan we het hebben over legendes, mythes, sprookjes en volksverhalen en hun verschillen. Dit was een van de hoofdstukken uit mijn ProfielWerkStuk over Roodkapje. Denk er dus aan dat dit uit het onderzoek van mij en mijn klasgenoot komt en dat je het niet zomaar gaat kopieren!
Nou veel plezier met lezen!
Legendes:
Legendes zijn verhalen die gebaseerd zijn op een waargebeurd verhaal in het verleden. Het waargebeurde verhaal uit het verleden werd dan aangepast, door bijvoorbeeld er iets aan toe te voegen, zo zijn legendes ontstaan.
De kenmerken van een legende zijn: - Heiligen, heilige voorwerpen of helden spelen een belangrijke rol. - Legendes zijn ontstaan in de middeleeuwen. - De tijd (wanneer het zich afspeelt) en de plaats (waar het zich afspeelt) wordt duidelijk.
Mythes:
Een mythe is een verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd. Het woord mythe is een Grieks woord, dat letterlijk heilig, overgeleverd verhaal van een volk over zijn herkomst en godsdienst betekent. Vroeger was de wetenschap nog niet zo ontwikkeld dat het dingen op kon lossen en daarom vonden velen hun oplossing bij de goden. Ze dachten dat goden aardbevingen veroorzaken bijvoorbeeld.
De kenmerken van een mythe zijn: - Vaak zijn mythes eeuwen lang mondeling overgeleverd en later pas opgeschreven. - Zijn soms gebaseerd op gebeurtenissen die echt zijn gebeurd. - Gemaakt om mensen iets bij te brengen. - Soms gebaseerd op legendes. - Vaak zijn de hoofdpersonen in mythes goden, halfgoden of helden. -In een mythe staat vaak een verklaring voor een natuurverschijnsel.
Sprookjes:
Een sprookje is van oorsprong een volksverhaal, en is net zoals mythes en legendes doorgegeven van persoon tot persoon. Het woord sprookje komt het middeleeuwse woord ‘’sproke’’, en dat betekent verhaal of vertelling. Vroeger waren sprookjes niet voor kinderen, maar voor volwassenen. Er werden verhalen verteld (sprookjes) om mensen de normen en waarden van de samenleving te vertellen. In de 21e eeuw zijn sprookjes voor kinderen, en staan er levenslessen in.
De kenmerken van sprookjes zijn: -Het is niet zeker waar het verhaal vandaan komt, en wanneer het is ontstaan. Om die reden beginnen sprookjes met de zin: ‘’Er was eens’’. - In sprookjes komt vaak magie voor, -Alles is mogelijk in sprookjes (erg fantasierijk). -Sprookjes leren je graag dat niets onmogelijk is, de hoofdpersoon in het verhaal beleeft daarom ook altijd iets wat in werkelijkheid niet kan.
Volksverhalen:
Volksverhalen zijn verhalen die van generatie op generatie zijn doorverteld. Meestal is de auteur van het verhaal onbekend, omdat het verhaal dan zo 1,2,3 werd verzonnen en niet werd opgeschreven. Doordat het verhaal weer mondeling werd doorgegeven, zijn er veel verschillende versies van het verhaal ontstaan. Veel verhalen die we in de 21e eeuw sprookjes noemen waren vroeger volksverhalen.
De kenmerken van volksverhalen zijn dus: -Volksverhalen zijn doorgegeven van generatie op generatie. - Er zijn veel verschillende versies van één volksverhaal
Wat een sprookje en een volksverhaal anders maakt is dat er in een volksverhaal geen magisch element zit.