Het werk van t'Hooft cirkelt rond één groot thema, namelijk de dood. Zijn poëzie en proza is pessimistisch en is doordrongen van een grote melancholie. Eigenlijk is hij de meest uitgesproken vertegenwoordiger van de neoromantiek in de jaren zeventig (vooral qua levensstijl), een stroming waartoe ook dichters als Luuk Gruwez en Eriek Verpale gerekend worden. Het vergankelijkheidsbesef is in de werken van 'tHooft ook duidelijk te vinden. Dat inzicht leidt tot verveling en tot het onvervulbare verlangen naar een andere, betere wereld. Hij wil vluchten van de realiteit, naar een betere tijd en hij adoreert de dood.Zijn werk is sterk autobiografisch, waardoor er vooral van therapeutisch schrijven werd gesproken (hij schreef dingen van zich af). In de poëzie van de dichter is weinig evolutie te vinden, de thema's en motieven worden obsessioneel in elk gedicht herhaald. E N K E L E G E D I C H T E N
Junkieverdriet
Mijn eeuwenoud, mijn levenslang junkieverdriet
Van geboortepijn tot nu mijn eenzaamheid
Die ik deel met duizenden nu ik weet wat ik weet:
Dat de mens een naald is zoekend naar een ader
Zoekend naar de kiespijn van zijn ver verleden.
Junkieverdriet, bass-toon van deze tijd
Waar de verschopte verschaalt in een dode hoek
Van het denkperspectief, in de paranoia
Van de kleine penis en de schizofrenie van schaamte.
In deze wereld mijn waansisteem werd liefde
Een misdrijf in het duister en reizen kruipen
Uit de schaduw der ouders naar de schaduw van de dood.
Verdrinken tijdens de armslag naar meer.
Verdrinken tijdens de armslag naar meer.
Licht van alle licht, licht
Dat niet dooft met de dagen en mijn geheugen
Voortdurend doorschijnt, licht licht
Dat niet zinkt in de stof het woord
Dat muis is knagend binnen klein bestek,
Licht dat bomen doorruist en water, licht
Dat leeft op de vloedlijn bij springtij,
Tussen afkick en hit, wit licht, witte hitte.
In het gedicht
De wanden zijn wit en de psychiaters
verdacht vriendelijk. Er is hoop
op genezing, maar ik heb nog niemand
zien weggaan, of hij kwam terug.
Dagen dat ik op weg naar mijn eigen kamer
verdwaal wisselen zich met dagen
waarop ik de wereld doorschouw als kristal.
Soms word ik krijsend wakker.
Soms word ik afgevoerd en verdoofd,
soms vastgebonden.
Er zijn momenten waarop ik eeuwenlang
mijmerend volmaakt gelukkig ben:
wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg
zijn het kleine handen.