Sinds de pastoor langs is gekomen, doen mijn ouders heel anders. Mijn moeder vond altijd al mijn zusje leuker, maar nu zegt ze echt geen enkel woord meer tegen me, niet eens negatief. En mijn vader ontloopt me en klaagt tegen mijn moeder over mij.
’s Middags riep mijn moeder mij naar de woonkamer. De hele tafel stond vol met blauwe kaarsen en ik moest ernaast gaan staan terwijl ze ze aanstak. Ik snapte er niets van.
Mijn vader kwam binnen en vroeg mijn moeder of de kaarsen de duivel uit me zouden verdrijven, het was een strenge stem, alsof het echt nodig was. Ik pakte Snuf extra stevig vast. De kaarsen maakten me helemaal in de war, ik zag allemaal witte vegen voor me en alles werd wazig. Ik voelde me mezelf niet, alsof ik uit mijn lichaam stond. De geur van de kaarsen kwam zelfs zo hard aan dat Snuf tegen me zei dat ik weg moest rennen. Dit deed ik dan ook, de straat op, mijn buurvrouw ging gelijk naar binnen toen ze me zag en de haren van de zwarte kat een eindje verderop gingen overeind staan.
Mijn vader schreeuwde me na en zei tegen mijn moeder dat dit het bewijs was. Waarvoor weet ik niet, maar ik ben bang.