Hoi, leuk dat je 't NVDD weer leest! Evolutionisme is kort samengevat het geloof dat primitieve volkeren nog niet zo ver staan in de menselijke ontwikkeling als westerse volkeren. Maar hoe is dat geloof er precies gekomen, en hoe stierf het uiteindelijk ook weer uit? Daar zullen we het vandaag over hebben!
Omstreeks 1860 hadden veel Europese staten overzeese kolonies. Om deze kolonies beter te kunnen vestigen en om inzicht te kunnen krijgen in de inheemse volkeren die er indertijd al woonden, ging men deze inheemse volkeren bestuderen. Ze vroegen zichzelf af; "wat zijn de verschillen tussen hen en ons?" - deze vraagstelling leidde uiteindelijk tot het ontstaan van de antropologie. De antropologie is de wetenschap die de mens en zijn eigenschappen bestudeert. Toen men begon met het bestuderen van de primitieve, niet-westerse volkeren, hield men zich eerst voornamelijk bezig met het meten van de lichaamsmaten en -verhoudingen. Dit heette antropometrie, hierdoor kwamen ze te weten wat nou precies de lichamelijke verschillen tussen de volkeren waren. Later kwamen ze echter tot het besef dat dit totaal niet nuttig of relevant was, dus toen ging men zich bezig houden met het bestuderen van de cultuurkenmerken (normen en waarden, tradities...) van elk volk.
Doordat men steeds meer en meer tot de realisatie kwam dat er grote verschillen tussen de cultuur van de westerse en niet-westerse volkeren waren, leidde dit tot het ontstaan van het evolutionisme. In de gehele negentiende eeuw (startende vanaf 1860) achtte men de westerse cultuur superieur tegenover de cultuur van de niet-westerse volkeren. Deze andere, "vreemde" culturen werden door de westerse media zelfs als "beestachtig" en "heidens" neergezet, waardoor het gewone volk ook een superieure en minachtende visie kreeg tegenover de niet-westerse culturen.
In het begin van de twintigste eeuw kwam er echter reactie op deze evolutionistische visie. Verschillende antropologen realiseerden zich namelijk dat ze de volkeren nog nooit in levende lijven hadden gezien, en dat ze hen dus enkel vanuit hun eigen westerse perspectief bekeken. Een grote bijdrager aan deze bekering van evolutionisme naar niet-evolutionisme was de Brits-Poolse antropoloog Bronislaw Malinowski (°1884-1942). Hij was één van de antropologen die de evolutionistische visie in vraag stelde. Echter was hij bezig met een onderzoek naar bepaalde Papoea-Nieuw-Guineaanse stammen - om dit onderzoek meer kracht te geven, ging hij samen met zijn studenten naar het volk zelf in Papoea-Nieuw-Guinea. Met andere woorden, hij had het participerend veldonderzoek uitgevonden: hij ging samen en tussen de onderzochte cultuur werken, waardoor hij de cultuur meer accuraat en niet enkel vanuit een westers perspectief kon beschrijven. Dankzij Malinowski's werk begon het evolutionisme steeds meer en meer uit te sterven, waardoor het in het heden bijna zo goed als niet meer terug kan worden gevonden bij bijna alle antropologen.
Het uitsterven van het evolutionisme leidde tot het ontstaan van de culturele antropologie. Dit houdt zich bezig met het onderzoeken van alle cultuurkenmerken van een volk. Men doet dus ook niet zozeer meer aan antropometrie, omdat dit als vrij nutteloos wordt beschouwd. De culturele antropologie bestudeert ook de hedendaagse westerse cultuur.
Evolutionisme dichterbij In de negentiende eeuw liet de Belgische koning Leopold II verschillende Congolese stammen overkomen om deze tentoon te stellen voor het Belgische volk. Op deze manier wilde hij de verschillen tussen beide culturen aantonen, maar wilde hij ook zijn koloniale ambities duidelijk maken. Congo was volgens hem namelijk een land dat aan verschillende bronnen rijk was, waardoor hij een grote ambitie had om het land te koloniseren. Hij liet dus verschillende Congolese stammen overkomen om dienst te draaien in een "Human zoo". De Afrikanen dienden als een vorm van entertainment voor de westerlingen en zorgde er dan ook voor dat het westerse volk zich superieur ging voelen: die Afrikanen woonden namelijk nog steeds in de (nagemaakte) hutten, terwijl het Belgische volk in chique huizen woonden. Dit alles vormt een goed voorbeeld van het evolutionisme in de twintigste eeuw - men keek namelijk vanuit een superieur perspectief naar het Afrikaanse volk en geloofde dat ze pas later "even ver" zouden komen in de menselijke evolutie als het westerse volk.