“Ik ben een legende. De dood heeft geen aanspraak op mij, ziekte heeft geen vat op mij. Wie nu naar mij kijkt, zal mijn leeftijd niet kunnen raden, niettemin ben ik geboren in het jaar onzes Heren 1330, meer dan zeshonderdzeventig jaar geleden.
Ik heb in mijn leven vele beroepen uitgeoefend: geneesheer en kok, boekverkoper en soldaat, onderwijzer van talen en scheikunde, zowel wetsdienaar als dief.
Maar voordien was ik alchemist. Ik was dé alchemist.
…
Uit het dagboek van Nicolas Flamel, alchemist.
Geschreven op donderdag, 31 mei, in San Francisco, mijn aangenomen woonplaats”

Dit is de eerste alinea uit de Alchemist. Het eerste boek uit de serie: ‘De geheimen van de onsterfelijke Nicolas Flamel’.

De in 1418 gestorven Nicolas Flamel blijkt nog te leven. Door het Elixer van het Eeuwige Leven, de formule van dit Elixer zit verborgen in een boek genaamd de Codex geschreven door Abraham de Magus. Flamel heeft dit boek al eeuwen in zijn bezit. Het is zijn taak het te beschermen tegen de Duistere Alouden die mensen inzetten om het boek te stelen. De Codex bezit naast deze formule namelijk machtige en oude magie die de Duistere Alouden willen gebruiken om de mensheid te vernietigen.

“De twee die één zijn en de één die alles is. - Abraham de Magus”

In het huidige San Francisco werken Josh en Sophie Newman, het is een tweeling die met hun werk de zomer door proberen te komen. Als op een dag een man met een sikje en een paardenstaart de boekenwinkel van Flamel binnenstapt, is Josh in de kelder. Wanneer hij weer boven komt ziet hij Flamel en de man, die later John Dee blijkt te zijn een van de adviseur van koningin Elizabeth I en pion van de Duistere Alouden, vechten tegen elkaar met magie.

Voor hun eigen veiligheid worden Josh en Sophie meegenomen door de alchemist. Hij heeft het vermoeden dat ze de tweeling zijn uit de voorspelling van Abraham. Al gauw blijkt dat hun aura’s degene zijn die hij zoekt en beginnen ze aan hun gevaarlijke reis om hun krachten op te wekken.