De Inca's, die vanaf de dertiende eeuw aanwezig waren in Peru, waren een indianenvolk. Het volk was één van de drie grootste volkeren in Amerika. Het is dan ook erg bekend geworden door de extreme expansie waaraan het volk deed. Zo hebben ze hun gebied stevig uitgebreid richting het Andesgebergte, dat eigenlijk niet zo simpel is. Zo zijn er weinig landbouwmogelijkheden, maar ze vonden toch een manier om op zo'n hoogte aan landbouw te doen. Dit deden ze door aan domesticatie te doen en zo hebben de planten en dieren zich aangepast aan de extreme hoogte. Dit feit is dan ook nog nergens anders gezien. Het grootst bereikte gebied liep tot het zuiden van Colombia en het noordwesten van Chili en Argentinië. Dat was goed voor zo'n 4000 kilometer.
Het bekendste achterblijfsel van de Inca's is zeker en vast de Machu Picchu, een bekende berg en bijbehorend ook een stad in Peru. Ten tijde van de Inca's was het dan ook een erg drukke stad. Waarom de stad gebouwd is, dat is onder heel wat historici niet helemaal duidelijk. De ene denkt dat het een fort was, de andere een buitenverblijf voor het koningshuis en anderen zeggen dan weer dat het vooral gebaseerd was op de coca-bladeren die er te vinden waren. Jaarlijks strijken er dan ook vele bezoekers naartoe om dit overblijfsel te gaan bezichtingen.
In 1492 streek Columbus het gebied van onder andere de Inca's binnen. Dit is dan ook waarom het volk uiteindelijk gevallen is. De expansie van de Inca's werd overgenomen door een Spaans bestuur en iedereen moest hun regeltjes volgen. Uiteraard lukte dit de Spanjaarden niet zomaar, maar ze hadden wel iets slims bedacht. Zo hebben ze de Inca-heerser Atahualpa gegijzeld. Heel wat executies volgden, met als gevolg dat ze de leiding konden nemen over het gebied.