TWD COMP 1 |
Natuurlijk is de Apocalyps een van de meest verschrikkelijke nachtmerries ooit, waar je in terecht kan komen als meisje van 17 jaar. Ineens zijn de dagelijkse dingen die je altijd deed verdwenen, weg uit je leven meegenomen. Niks interesseert je meer, omdat alles beetje bij beetje in stukken afbrokkelt. Om je heen zie je vrienden en familie sterven. Zoals ik dat al duizenden keren had gezien met mijn eigen ogen. Ik was er kapot van geweest. Kapot aan gegaan. Nu ik anders in mijn schoenen sta, in het leven sta, weet ik hoe ik er mee om kan gaan. Uiteindelijk bereid je je er op voor. Omdat niet iedereen de Apocalyps zal overleven. Daarbij zal je het in je eentje waarschijnlijk niet redden. Die dag, de dag dat ik niemand had, was nog een van de ergste. Het is net of de Walkers je eenzaamheid af en toe voelen. Want als je denkt dat het al erg genoeg is, leggen ze er nog een stukje hoger bovenop en brokkelt er bij jou weer een opgebouwde vriendschap af. Gelukkig was de enige die ik van begin aan had gehad, mijn trouwe beste vriend. Hij had zijn leven al meerdere keren voor anderen geriskeerd, was dapper en nooit tevergeefs. Hij wist hoe hij om moest gaan met wapens, en deze in tijden van nood zelf kon maken van alles wat we hadden. Hij was sterk, grappig en moedig ondanks al wat om ons heen gebeurde, en deinsde niet terug als het ging om een bekende die we moesten doden zodra een van ons gebeten was. Hij was die persoon. De persoon die alles deed wat andere niet durfde, waarbij je je veilig voelde. Iemand die je vertrouwde, waarbij je het idee had dat je jezelf voor hem wel zou opofferen in tijden van nood. Die persoon, maar dan ook alleen die persoon, zou bij je blijven tot het einde naderde. En ik kon het weten. Je had zo iemand nodig, want anders zou het het einde betekenen. Ik had genoeg mensen zien sterven om me heen, maar nooit mijn vriend, die wel blind leek voor alle Walkers die ons destijds hadden aangevallen. Het was lastig om je erover heen te zetten. Maar met zo een sterk persoon, mentaal en fysiek, was het me gelukt om me erdoorheen te loodsen, een uitweg te vinden. Langzaam bij beetje vonden we een uitweg, uit deze verschrikkelijke tijd. We vonden de bewoonde wereld. Weg van de Walkers, waar ze destijds een lab hadden om de oorzaak uit te zoeken. Een medicijn te creëren dat alles zou laten veranderen in wat het vroeger was. Het enige wat een medicijn niet kon, was natuurlijk je leven veranderen, de verschrikkelijke nachtmerries die ik jaren nog had laten verdwijnen als in een zuchtje lucht voor de wind. Medicijnen konden je vrienden niet terug halen uit de dood, als de dood ze al te grazen had genomen. Alleen mijn vriend, mijn bondgenootje, mijn kameraad, kon me beschermen tegen dat dat al geweest was. Iets wat een medicijn niet zomaar kon doen. De Apocalyps was eenmaal voorbijgegaan. Net als dat zelfde zuchtje lucht dat dwars voor je gezicht verdween. Je hield er bijna niets aan over. Gelukkig had ik nog een normaal afscheid kunnen nemen van mijn kameraadje, mijn vriend, mijn man. Ik liep over de begraafplaats heen waar ik 3 jaar geleden mijn bondgenoot begraven had. We hadden na de Apocalyps verder geleefd, samen, we waren altijd bij elkaar geweest. Ik legde een bos lelies neer op de plek waar de grafsteen stond. Een bondgenoot als jij zal er nooit beter geweest zijn. Ik zal je nooit in de steek laten, je nooit vergeten. Net zoals jij ook mij beschermde,want we wisten nu beide zeker: na de dood was er nog steeds leven. |