Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Welkom bij Virtual Popstar, de #1 community voor jongvolwassenen!

Maak nu gratis een account en praat mee op het forum. Speel games en kies uit duizenden kledingitems om je popster mee te verkleden.

Klik hier en maak je eigen account
> Sluiten
Helper
17 van de 24 sterren behaald
Profiel
Fray
avatar

Blog

TitelReactiesDatum
Goudcamera #3021-03-2015 17:52
Goudcamera #2021-03-2015 17:52
Goudcamera #1021-03-2015 17:49

 MeldenGoudcamera #1

1

Anna Ludy is zonder twijfel het mooiste meisje dat ik ooit heb gekend.
   Met vrouwelijke bewegingen stoot ze zich een weg door het hoge graan dat zich van haar af buigt.
   Een kilometer of acht van de stad vandaan. Geen bereik en geen elektronica op mijn gouden camera na. Dit model heb ik van oma Nelly gekregen, vlak voordat ze mijn opa’s voorbeeld volgde en in een oneindige slaap viel.
   Anna’s felrode haren en grasgroene ogen zouden gek staan bij een ander meisje, maar bij haar gaat het op bijna magische wijze in haar levensstijl op. Ze is fotogeniek; hoe mooi de omgeving ook is, alle aandacht gaat naar haar. Bijna alle foto’s die ik bezit hebben haar in de hoofdrol.
   Fotografie is een abstracte vorm van verhalen vertellen. Anna’s verhalen zijn cryptisch, mysterieus en tegelijkertijd glashelder. Ik weet niet hoeveel meisjes dat voor elkaar kunnen krijgen, maar waarschijnlijk is ze één van de weinige.
   Er loopt een rode striem over haar nek, omdat er net zoals bij mij altijd een camera aan een felgele band om haar nek bungelt. Ik heb haar ontmoet tijdens een paar fotografielessen op vakantie in Frankrijk en het leek wel voorbestemd toen ik erachter kwam dat we in dezelfde stad woonden. Later zijn we samen lid geworden van dezelfde fotografievereniging. Ons verhaal is een huisje-boompje-beestje verhaal. Meer dan dat hebben we niet nodig.
   Het is dan ook uitermate jammer dat ze nog nooit romantische gevoelens voor me heeft getoond. Ik ben weg van haar, maar zij noemt me ‘maatje’, stompt m’n schouder, schuift míjn stoelen naar achter en houdt deuren voor míj open, heeft geen obsessieve fotocollectie van mijn gezicht en vraagt me nooit mee uit. Mijn vader zei vanochtend dat ik voor altijd alleen zal blijven als ik geen actie onderneem tijdens dit fotografieafspraakje, dus dat is precies wat ik ga doen.
   ‘Anna?’ Mijn lip trilt terwijl ik haar doordringend probeer aan te kijken, maar er waarschijnlijk uitzie als iets waar alleen de wanhopigste meisjes mee naar bed gaan.
   Ze schudt afkeurend haar hoofd. ‘Je moet je concentreren, Silver. Hoe wil je je ooit concentreren als je maar aan één stuk door blijft praten?’
   Misschien weet ze al wat ik ga vragen.
   Misschien wil ze niet dat ik er ooit over begin.
   ‘Het is belangrijk, Anna,’ zeg ik vastberaden en stap uit mijn oncomfortabele fotografenpositie.
   Ook zij komt overeind en strijkt haar bevuilde shirtje glad. Het zonlicht tintelt tegen haar melkwitte armen en ik hoop van harte dat ze niet verbrandt. ‘Oké,’ zucht ze, ‘we kunnen wel even pauze nemen.’ Vrolijk huppelt ze naar de picknickmand waar ik een geïmproviseerde maaltijd voor twee in heb meegesmokkeld. Ze vist er twee kartonnetjes vruchtensap en broodjes kiwi – onze lievelingsbroodjes – uit. ‘Eetsmakelijk,’ zegt ze, deelt haar buit met mij en neemt een flinke hap uit haar broodje.
   Als ik mijn mond opendoe voor een overdreven clichématige liefdesverklaring, besef ik me dat alle relaties eindigen in scheidingen of dood en dat zij veel meer waard is dan dat. ‘Eetsmakelijk,’ mompel ik en neem ook een hap. Er zit een beetje zand op mijn broodje.
   ‘Wat wilde je zeggen?’ vraagt ze met volle mond en neemt een grote slok vruchtensap.
   ‘Dat ik honger had,’ lieg ik en staar naar haar keurig rood gelakte tenen.
   Anna glimlacht en in stilte eten en drinken we alles op. Ik maak nog een paar foto’s van haar en dan rijden we naar huis. Uiteraard doet zij het mannenwerk en zet míj voor míjn huis af. ‘Morgen zie ik je wel weer bij de fotografievereniging,’ zegt ze en geeft gas, waardoor ik alleen op de oprit achterblijf.
   ‘Dat ging goed,’ mompel ik en ga naar binnen.

Mijn kamer is naast Anna geheel in het teken van Ruce Pearson. Hij was een beroemd fotograaf, helaas overleden aan – waarschijnlijk – drugsoverdosis. Het valt me op hoeveel mensen er tegenwoordig overlijden aan dingen die je zogenaamd beter moeten laten voelen. Ik staar meestal naar zijn werk als ik niet aan Anna wil denken, maar dan dwaalt mijn blik ongehoorzaam weer af naar foto’s van haar. Ik kan er niets aan doen. Ze moet gewoon niet zo verrekte mooi zijn
   Dit keer staar ik naar geen van beide. Het verhaal van Anna is momenteel net zo tragisch als het verhaal van Pearson en tragedie is nou niet bepaald mijn ding.
Dus ik staar naar het plafond en laat mezelf niet verder gaan dan alleen het denken aan haar. Kijken naar dingen die je nooit kan krijgen is simpelweg onverdraaglijk.
   En toch nemen mijn jeukende vingers de overhand. Ik gris mijn camera van het nachtkastje af en wil mijn foto’s bekijken, maar dan ontdek ik iets vreemds.
   Elke foto die ik bezit is weg. Alle herinneringen die ik niet heb uitgeprint of laten drukken…
   Ze hebben allemaal plaats gemaakt voor foto’s van één bepaald meisje. Er hangen twee enorme zilveren oorbellen aan haar oren, haar ogen zijn lichtgrijs, haar haren zijn lichtbruin en hangen nonchalant over haar gezicht heen en ze heeft ontelbaar veel tatoeages en piercings. Ze hangt in een rare positie achterover, haar benen bungelend over één of andere tak waar een lichtbol aan het uiteinde van hangt. De omgeving is gebaad in een paarse, sprookjesachtige nevel. Er zijn planten, bloemen en vruchten die ik nooit heb gezien. In de verte zie je water, schitterend in het licht van de maan.
   Maar het raarste is de onheilspellende glimlach om haar lippen en de duivelse twinkeling in haar ogen. Alsof ze me naar zich toe lokt met het mysterie rondom haar, om vervolgens een mes door me heen te boren.
   Ik besluit er niet teveel over na te denken, mijn ogen dicht te doen en te gaan slapen.

Ik ben wakker, maar mijn ogen weigeren open te gaan. Het is alsof ik me in een zwembad tot aan het oppervlak gevuld met mijn moeders wimperlijmverzameling bevind.
   Langzaam dringt het besef dat het vandaag zondag is tot me door. Zondag is de dag dat de fotografievereniging bijeenkomt in het hart van de stad. Ik kleed me zoals elke ochtend snel om, zodat ik niet lang hoef te wachten voordat ik de vertrouwde camera om mijn nek kan trekken. Het dure apparaat bungelt tegen mijn borst aan, precies waar mijn hart zit.
   Ik kijk in de spiegel en zie een jong gezicht voor iemand die vier maanden geleden vijftien is geworden. Mijn hoekige gelaatstrekken zijn het enige wat tegen mijn jeugdige uiterlijk in gaat. Boven mijn donkerblauwe ogen hangen twee borstelige wenkbrauwen rebels omlaag. Mijn zwarte haren zijn door mijn kussen aan één kant futloos tegen mijn slaap gedrukt. Ik breng het even in model, poets vlug mijn ietwat scheve tanden en storm de trap af.
   Vluchtig begroet ik mijn ouders met een kus, voordat ik als een bezetene de deur uit sjees. En dan ren ik. Mijn longen vullen zich met koude lucht terwijl ik mezelf steeds weer een beetje meer vooruit krijg, hopend dat ik niet struikel. Het ochtendlicht is zo perfect om foto’s mee te schieten, maar ik heb geen tijd.
   Als ik het gebouw kan zien, neemt mijn snelheid langzaam af. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd en plakkerige slapen. Langzaam kom ik op adem en zoek steun bij het grote, groene hek dat op alle dagen behalve zondag de mensen buiten houdt.
   ‘Goedemorgen, Silver,’ zegt een lieflijke stem vanaf de andere kant van het hek. Anna komt naar me toe lopen met een bloemetjesjurkje aan en haar camera balancerend tussen haar handpalmen. Vandaag is haar rode haar in een rommelig knotje omhoog gewerkt.
   ‘Wat sta je daar nou te grijnzen,’ snauw ik, maar kan een glimlach niet onderdrukken.
   Hierdoor wordt haar glimlach alleen maar breder, tot het punt waarop ik haar parelwitte tanden kan zien. ‘Sorry,’ zegt ze, ‘zullen we naar binnen gaan?’
   ‘Oké,’ zeg ik en verstevig de grip op mijn dierbare camera, hopend dat ik er misschien wat geluk uit kan persen.
   We lopen over het grindpad dat door een weelderige tuin naar de ingang van het betonnen gebouw leidt. Als we binnenkomen, zitten er al drie mensen in een kring van blauwe, plastic stoelen. Marcel, de clubleider, heeft voor aanvangstijd een paar dampende glazen thee gezet. Ik pak er één en ga tussen Anna en een ander meisje in zitten.
   Wacht.
   Dat andere meisje heeft lichtbruin haar, tatoeages en onmisbaar grijze ogen. Ze gaapt me aan met een uitdagende grijns en bijt zachtjes op haar lippiercing.
   Ik weet het zeker. Dit is het meisje waarvan ik ineens foto’s bezit.
   Ik moet mezelf dwingen rustig te denken en niet meteen radicaal in actie te komen, omdat ik mijn omgeving inclusief haar waarschijnlijk zal afschrikken. Misschien moet ik er maar niet om heen blijven draaien. Als ze de foto’s zelf op mijn camera heeft gezet, sta ik juist voor schut als ik er niks van zeg. Dus ik zet mijn thee iets te hard neer op de blauwe, plastic salontafel, wend me naar haar toe en kijk haar onderzoekend aan. Het is maar een meisje, maak ik mezelf wijs, ze zal heus niet mijn hele leven verpesten als ik iets verkeerds zeg.
   ‘Dus,’ zeg ik.
   ‘Dus?’ zegt ze ietwat verward terug.
   Ik adem een flinke teug lucht in en zeg, ‘ik heb ineens foto’s van jou op mijn camera.’
   Ze trekt haar gepiercete wenkbrauw op. ‘Echt waar, joh?’
   Shit.
   ‘Ja, echt waar,’ ga ik zo rustig mogelijk verder. ‘Want weet je, ik was gister met mijn vriendin Anna hier naar een veld toe voor een fotosessie. Al die foto’s zijn ineens foetsie en ik heb alleen nog maar foto’s van jou.’
   Anna roert nietsvermoedend haar thee. Een raar ticje, aangezien ze haar thee standaard met niks drinkt.
   Het meisje kijkt verontwaardigd, dicht tegen boos aan. ‘Ik weet niet hoe die foto’s op jouw camera terecht zijn gekomen, maar ik heb dat ding niet aangeraakt. Mag ik die foto’s eens zien?’
   Ik laat haar de foto’s zien en kruis mijn vingers dat niemand dit gesprek meeluistert. Wat zullen ze wel niet van me denken?
   ‘Dat ben ik,’ zegt ze, ‘dat zijn mijn tatoeages, mijn ogen, mijn haren, maar ik kan me niet herinneren dat ik gefotografeerd ben in zo’n bizarre omgeving. En je weet heel zeker dat je me niet gewoon hebt lopen volgen?’ Ze grijnst vals.
   Ik voel woede in me opborrelen. ‘Ja,’ zeg ik knarsetandend, ‘dat weet ik heel zeker.’
   ‘Tuurlijk,’ zegt ze.
   Voordat ik iets terug kan kaatsen, komt Marcel vanuit de wc de kamer binnen. Hij draagt een gek, tropisch overhemd bovenop een gescheurde broek en badslippers. Zijn grijze haar piekt wild alle kanten op en zijn grote, sceptische ogen schitteren enthousiast. ‘Vandaag gaan we op excursie,’ kondigt hij vrolijk aan.
   Er klinken gemengde kreten vanuit het kleine gezelschap.
   ‘Nee, hè.’
   ‘Waarheen?’
   ‘Tof!’
   Het getatoeëerde meisje grijnst uitdagend.
   ‘We gaan naar de zee,’ schreeuwt hij uit. Hij gooit zijn harige armen met een witte glimlach de lucht in.
   Nog steeds met verschillende meningen staat iedereen op en volgt Marcel de deur uit.
   Er staat een grote bus met de tekst ‘een bezoekje aan de hunebedden is keigoed,’ voor het hek geparkeerd. We stappen in. Zoals gewoonlijk ga ik naast Anna zitten. Het enge en nog steeds naamloze meisje gaat aan de andere kant van het gangpad zitten. Er zit slechts zeventig centimeter tussen ons in.
   ‘Ik vind het zo spannend!’ roept Anna en schiet snel een foto van het betonnen gebouw dat we zojuist hebben verlaten.
   ‘Hey, stalker,’ sist het meisje en knijpt haar sluwe ogen samen, ‘heb je niet genoeg lol met je vriendinnetje dat haar hart zo tekeer gaat bij een bezoekje aan het strand?’
   Beschermend leg ik mijn handen op Anna’s schouders. ‘Hey, jij… wie je ook bent,’ snauw ik, ‘ze is mijn vriendinnetje niet en we hebben meer dan genoeg lol.’
   ‘Jij hebt geen idee over wat voor soort lol ik het hier heb,’ grinnikt de brunette.
   ‘Silver, laat haar maar. Ze heeft het over smerige lol.’ Anna kijkt me bezorgd aan.
   En dan word ik woedend. Door dit rare meisje kom ik over als een preutse loser en Anna trapt er nog in ook. ‘Ik kan niet geloven dat je dat zegt, Anna,’ zeg ik teleurgesteld.
   ‘Ik heb niks verkeerd gedaan,’ zegt ze met betraande ogen en leunt haar hoofd tegen het licht doorlatende raam aan.
   ‘Ik heet Mave,’ zegt het meisje aan de andere kant en leunt over de armleuning heen. ‘En jij heet dus Silver?’
   ‘Ja,’ kaats ik nors terug.
   De rest van de heenreis heerst er een gespannen sfeer. Mave grijnst en sluit zich af met haar koptelefoon. Anna is boos. Ik ben teleurgesteld.

We stappen na een onbepaalde tijd uit en lopen door de kokend hete zon naar het strand. De zee is helder, maar ik zie niet helemaal in waarom deze plaats is uitgekozen. Het strand van Tenerife zou geschikt zijn om een paar mooie foto’s te schieten. De Noordzee is simpelweg te vervuild.
   De zee is onrustig. Terwijl we de schuimende kust naderen, stoot Mave steeds “per ongeluk” tegen mij aan, waardoor ik Anna aanstoot, waardoor zij me nijdig aan kijkt en de weggeëbde spanning weer terug keert.
   Ik vind al snel een plekje waar ik een paar foto’s wil maken omdat er veel elementen spelen. Het water, de kustlijn, het eiland in de verte, de overgang tussen water en lucht en de zon, hoog aan de lucht en verborgen achter een paar wolkjes.
   Na een halfuur lang foto’s te hebben gemaakt, slenter ik naar mijn snel weggeworpen tas. Daarin zit een trommel met twee broodjes kiwi, waarvan ik ze eenmalig allebei kan opeten. Hoeveel keren zullen er nog volgen?
   Mijn etende beweging bevriest als het broodje net mijn lippen raakt, door Mave die haar nagels in mijn nekvel zet. Haar volle lippen zitten zo’n tien centimeter van mijn oor af, waarna ze onder haar adem zegt, ‘kom mee.’
   Ik protesteer, maar ze grijpt mijn oor beet en krijgt me op die manier overeind.
   Ze maakt een vals, sissend geluid dat verrassend veel overeenkomt met het gesis van een slang. Hoeveel ik ook protesteer, ze laat me niet gaan. Haar grip wordt juist alleen maar steviger.
   Zodra we Anna passeren, doet die haar best er ongeïnteresseerd uit te zien. Ik zie echter haar wanhoop en de honger waaraan ze lijdt na haar gebrek aan een kiwibroodje.
   Niemand komt in actie als Mave me met kleren en al in het koude water werpt. Een koude rilling schiet langs m’n ruggengraat. Ik bibber en spartel tegen, maar het water sluit me op in zijn ijskoude omhelzing.
   Ik verdrink. Ik weet bijna zeker dat ik verdrink. Misschien is het gewoon de combinatie van het hopeloosheidsgevoel en het water, maar in dat geval verdrink ik mentaal. Vanuit de losse beelden die om me heen schieten zie ik Mave het water instappen. Haar grijze ogen zijn indringend en meedogenloos. Ik hoor korte fragmenten van luidkeels gegil, maar er is niemand die me daadwerkelijk te hulp schiet.
   En dan hoor ik de inmiddels onaangename, schorre kreet van Mave. Ze roept duidelijk woorden, ik kan alleen niet onderscheiden welke. Misschien zit er al geen zuurstof meer in m’n hoofd. Dan val ik zo flauw en is alles voorbij.
   Langzaam ontstaan er zwarte vlekken in m’n zicht.
   Vlak voordat ik m’n ogen voor altijd sluit, hoor ik iemand iets onvergetelijks roepen. ‘Orkaan!’



    
  
  


Reactie plaatsen

Reageer op de blog Goudcamera #1 van Fray .
Bericht plaatsen