Paran0id schreef:
Ze leek met hem in te stemmen. Beide baanden zich een weg door de massa van inwoners naar een van de fastfoodketens, om daar uiteindelijk in de warmte van het pand binnen te stappen.
De deur viel achter stil achter hem in het slot, de koude van buiten van hem weg geschermd terwijl hij een paar stappen naar voren zette. Hij keek rond, opgemerkt dat Mia al naar de kassa toe was gelopen om een bestelling te plaatsen; hijzelf bleef staan waar hij stond om zich voor even weer te kunnen verliezen in zijn eigen gedachten, dan wel door afwezig zijn blik rond te laten gaan.
Dof, rood haar zag hij over de man zijn voorhoofd vallen. Een gedeelte van zijn gelaat bedekt onder de schaduwen van de wilde lokken, die daarbij zijn vele rimpels uit het licht vandaan haalden. Een tatoeage van een draak zag hij nog net onder de hals van zijn shirt vandaan komen, met een net zozeer luguber uiterlijk als diegene wiens huid de inkt bevat had.
Zijn ogen bleven bij de zijne haken. Ze waren geen vrienden, geen kennissen of wat dan ook. Alhoewel dat voor zich sprak, was het een feit dat ze elkaar nog herkenden van de straten van zijn thuisstad. Althans, hijzelf herkende de oude dakloze nog. Andersom was er geen teken van geweest dat zij twee elkaars pad al vaker gekruist hadden.
Een scheve grijns werd door de veteraan getoond. "How ya doin' fella?" Hij kwam dichterbij, zijn handen in zijn zakken stekend maar desalniettemin voor geen seconde afgeleid van zijn ogen. "Need some ice?" De grijns van de oude man vergrootte zich, maar hijzelf verroerde zich in beide positie als gelaatsexpressie voor geen glimp.
Over het algemeen was er bekend van zijn handel. Enkel had Raiden er nooit eerder bij stilgestaan dan nu, omdat hij toentertijd slechts zijn uitweg vond in flessen sterke drank. Hij zuchtte. "Nah. Not today, old man."
"Who are ya foolin' boy. I can tell from miles away. Ya red eyes are beggin' for the rush." Zijn stem vormde een geluid van schorre klanken, terwijl zijn ogen weigerden de zijne te verlaten. Een rode gloed rond zijn oogwit gehad, waarvan hij op de hoogte werd gebracht dat hijzelf dit inmiddels ook met zich mee begon te dragen. Het was als een bijtend gevoel van schaamte gepaard met dwang voor een nieuwe dosis, dat in hem begon te vloeien.
Hij schudde zijn hoofd, zijn razende verlangens naar de deal als een martelende pijniging met zich meegenomen onderwijl hij van de man wegliep. Hij ging zitten bij een van de tafels aan het raam. Zijn blikken daarentegen kon hij niet van het dakloze figuur af laten glijden. Alsof zijn lichaam schreeuwde naar al dat hij hem bieden kon; hij liet zijn kin steunen op zijn handpalm en zuchtte wederom.
Hij zou haar kwijtraken als hij eraan toegeven zou.