schreef:
Het zou zo gemakkelijk zijn om er een einde aan te maken. Eén gedachte en het zou allemaal voorbij zijn. Apostasy zou geen leider meer hebben en in de chaos zouden steeds meer mensen naar Cerdenda overstappen. Het was zo gemakkelijk, maar ze deed het niet. Ze kon het niet. Hoe graag ze ook een einde maakte aan Lorraine, ze kon het niet. Leya gaf om de vrouw die momenteel vocht voor adem, maar net genoeg adem kon halen om bij bewustzijn te blijven. Het was een vreselijk gevoel, dat wist ze wel. Toch verdiende de vrouw het. Ze had onschuldige mensen vermoord, ze stuurde een heel leger aan op haar vreselijke missies, ze kende geen medeleven en ze had wat zij zo graag wilde, Leya. Ze kreeg het niet meer uit haar hoofd. Ze kon niet meer eten en slapen, ze kon niets meer nu ze hoop had. Ze had er een hekel aan. Ze wilde dat het eindigde, ze wilde geen seconde meer verspillen aan haar gedachten over Leya. Het dreef haar tot waanzin. Dat ze hier stond, bewees dat. Want hier stond ze dan, midden in Apostasy, de leider te verstikken. Ze was kwaad, hoewel ze niet wist waarom. Mensen keken toe, maar niemand greep in. Ze leken wel verstijfd door de plotselinge ontwikkeling in hun kamp. De grote leider was toch minder sterk dan ze hadden gedacht. Of zij was een stuk sterker dan ze haar ingeschat hadden, dat kon ook. Ze had nooit ontkend dat ze sterk was, dat ze een hoop kon bereiken. Maar haar macht ging gepaard met pijn, veel pijn. Ze zou zo ver kunnen komen als ze geen last had van die pijn. Ze had er een hekel aan, maar niet vandaag. Vandaag was ze dankbaar, vandaag wilde ze de macht die ze bezat gebruiken.
Leya's geroep deed haar opkijken. Ze had haar niet aan zien komen. Het beest stapte weg, voegde zich weer bij haar. Haar blik gleed naar Lorraine, het was zielig om haar zo te zien liggen. Ze schrok zelf van die gedachte. Een deel van haar hoorde hier. En toch zou ze hier niet willen blijven, toch was Apostasy voor altijd verleden tijd voor haar. Het beest brulde luid toen iemand een stap naar haar toe zette, waardoor de man bijna achteruit deinsde.
'Wij moeten praten.' het was het enige wat ze zei. Ze gebaarde naar het bos, waarna ze begon te lopen. Ze deed niet de moeite om te kijken, ze wist zeker dat Leya haar zou volgen. Al was het maar om haar Lorraine te beschermen. Leya leek zo hard, maar dat was ze niet. Ze hoorde geroezemoes, maar ook daar keek ze niet voor om. Ze was hier niet om een indruk achter te laten. Ze liep het bos in. Ze liep gewoon door, ze wilde dieper het bos in. Ze wilde verder van het kamp vandaan raken. Pas toen ze al een hele tijd had gelopen, stopte ze.