Varamyr schreef:
Hij had gedoucht en was nu gekleed in een wit shirt en jeans. Hij zat er nog over na te denken om een jas met zich mee te brengen, maar vond dit nadien nogal overbodig; het was warm buiten en het zag er niet naar uit dat het weer in de loop van de dag zou omslaan. Dertig graden en geen regendruppel te bespeuren.
Hij liep over het grindpad en bewandelde de route die naar zijn auto zou leiden. Na ingestapt te hebben, stond hij binnen de kortste keren weer ergens anders geparkeerd, maar dit keer voor Morte’s appartement. Hij opende het portier, meende geschreeuw te horen, maar sloeg deze waarneming in de wind, omdat hij niet exact kon plaatsen waar het geluid vandaan kwam. Hij keek omhoog en zag dat haar deur dicht was. Het zou toch niet bij haar vandaan komen of wel?
Hij haalde de zonnebril van zijn gezicht weg, liep de metalen trap op en met elke stap die hij deed, hoorde hij het geluid beetje bij beetje meer wegvagen. Het kwam niet bij haar vandaan, waarschijnlijk hadden één van haar buren weer eens ruzie met haar echtgenoot.
Net toen hij op de deur wilde kloppen, trok een onbekende ijlings de deur wagenwijd open. Hij kreeg de kans niet of de man was hem al voorbij gelopen en de trap afgedonderd. Het enige wat hij bespeurde was ontstemming in zowel zijn gelaatsexpressie als houding, - en de bruutheid waarmee hij de deur had geopende, vertelde Bob genoeg dat het wederom verkeerd zat. Hij ging de man niet achterna, maar rende het appartement in en zocht naar Morte’s gedaante. Hij wilde haar naam schreeuwen, maar net op het moment dat hij zijn mond deels opende, struikelde hij over een voorwerp dat heel ongelukkig in het midden van het gangpad lag; hij viel niet, maar kon het niet laten om binnensmonds de gehele situatie te verwensen. Hij haatte het wanneer obstakels hem belemmerde wanneer hij haast had.
Gelukkig was haar woning niet heel groot. Vanuit de corridor kon hij haar al in de woonkamer zien staan, trillend en woedend van angst en woede. Hij was nog geen dertig minuten weg of er had zich alweer onheil voorgedaan in haar leven. Had zij hem niet zojuist verteld dat haar huisbaas nooit meer langskwam? Of was dit haar voormalige vriend die weer iets van haar moest hebben? Morte was gecompliceerder dan hij dat.
Hij behield afstand, wilde haar niet afschrikken met zijn komst. ‘’Are you OK? Did he hurt you?’’ vroeg hij haar meteen. ‘’Do you want me to run after him? I still can, just tell me and I’ll turn backwards to hunt this piece of - him down!’’
Hij had gedoucht en was nu gekleed in een wit shirt en jeans. Hij zat er nog over na te denken om een jas met zich mee te brengen, maar vond dit nadien nogal overbodig; het was warm buiten en het zag er niet naar uit dat het weer in de loop van de dag zou omslaan. Dertig graden en geen regendruppel te bespeuren.
Hij liep over het grindpad en bewandelde de route die naar zijn auto zou leiden. Na ingestapt te hebben, stond hij binnen de kortste keren weer ergens anders geparkeerd, maar dit keer voor Morte’s appartement. Hij opende het portier, meende geschreeuw te horen, maar sloeg deze waarneming in de wind, omdat hij niet exact kon plaatsen waar het geluid vandaan kwam. Hij keek omhoog en zag dat haar deur dicht was. Het zou toch niet bij haar vandaan komen of wel?
Hij haalde de zonnebril van zijn gezicht weg, liep de metalen trap op en met elke stap die hij deed, hoorde hij het geluid beetje bij beetje meer wegvagen. Het kwam niet bij haar vandaan, waarschijnlijk hadden één van haar buren weer eens ruzie met haar echtgenoot.
Net toen hij op de deur wilde kloppen, trok een onbekende ijlings de deur wagenwijd open. Hij kreeg de kans niet of de man was hem al voorbij gelopen en de trap afgedonderd. Het enige wat hij bespeurde was ontstemming in zowel zijn gelaatsexpressie als houding, - en de bruutheid waarmee hij de deur had geopende, vertelde Bob genoeg dat het wederom verkeerd zat. Hij ging de man niet achterna, maar rende het appartement in en zocht naar Morte’s gedaante. Hij wilde haar naam schreeuwen, maar net op het moment dat hij zijn mond deels opende, struikelde hij over een voorwerp dat heel ongelukkig in het midden van het gangpad lag; hij viel niet, maar kon het niet laten om binnensmonds de gehele situatie te verwensen. Hij haatte het wanneer obstakels hem belemmerde wanneer hij haast had.
Gelukkig was haar woning niet heel groot. Vanuit de corridor kon hij haar al in de woonkamer zien staan, trillend en woedend van angst en woede. Hij was nog geen dertig minuten weg of er had zich alweer onheil voorgedaan in haar leven. Had zij hem niet zojuist verteld dat haar huisbaas nooit meer langskwam? Of was dit haar voormalige vriend die weer iets van haar moest hebben? Morte was gecompliceerder dan hij dat.
Hij behield afstand, wilde haar niet afschrikken met zijn komst. ‘’Are you OK? Did he hurt you?’’ vroeg hij haar meteen. ‘’Do you want me to run after him? I still can, just tell me and I’ll turn backwards to hunt this piece of - him down!’’