Paran0id schreef:
Stofdeeltjes zag hij door de lucht dwarrelen, een vaag uitzicht achtergelaten op de grote stad die rijzend als de zon onder de bergen uitkwam. Vochtigheid omringde hem sinds hij voet had gezet in de hooggelegen suburbs van Downers Grove. Hij was ijverig geweest om de achterliggende straten van dit kleine dorp, of het uitschot van een massastad zoals hij het noemde, te kunnen vinden. Het was voor hem bekend terrein, het gebied waar hij zich op een vreemde wijze meer op zijn gemak voelde dan tussen de toeristen in de metropool. Doch was het dit keer anders. De drang om meer geld te verdienen was geen reden waarom hij zich verhulde in de schaduwen van de steegjes van een enigszins verlaten en vergeten plaats op de landkaart. Woord was uitgekomen wie hij was, zijn gezicht samen met die van collega verspreid over het gehele internet- en televisienetwerk. Ondanks zijn karakter waardoor hij verlangde naar zo min mogelijk tijd in de spotlights, kon hij best tegen een beetje aandacht, maar deze soort behoorde niet tot zijn wensen. Allesbehalve; het leven van een gezochte terrorist beviel hem geenszins, en iets vertelde hem dat Belisária er hetzelfde over dacht.
Het cash wat hij nog verkrijgen kon vooraleer hij zijn thuisstad achtergelaten had, bevond zich in enige verkreukelde, kleine stapels in zijn broekzak. Hij had zijn kluis in alle haast leeggehaald, althans wat er van over was. De laatste flessen gebrouwen moonshine had hij nog aan zijn vaste klanten verkocht, daardoor een paar honderd dollar opgehaald die hij roekeloos met zich meedroeg, er slechts twintig dollar van besteed om zich een prepaid telefoon te kunnen verschaffen. Van zijn laatste beetje kleingeld had hij tenslotte een pakje sigaretten gekocht, wellicht omdat hij zich te verstrooid voelde om er eten van te kopen.
De weg naar het punt waar hij nu was beland, kijkende vanaf de rand van de dorpswijken naar de zonsondergang, had hij daarna amper mee kunnen krijgen. Het besef voor alles wat er gaande was miste na de paar verstreken uren nog altijd. Hij had er doodstil gestaan, zijn rug grenzend aan de bakstenen muur achter zich met de telefoon roerloos in zijn handen. Alsof hij de moed niet vinden kon om het nummer dat hij zich die vele minuten daarvoor al had ingetoetst, daadwerkelijk op te bellen. Tot hiervoor had hij het geen blik geschonken, maar toch daalde hij traag af naar het telefoonscherm. Een zucht verliet zijn lippen. Na er kort naar gestaard te hebben, wist hij zichzelf ertoe aan te zetten om dan toch te bellen; gedurende een paar seconden de telefoon horen overgaan totdat het geluid plaats maakte voor geruis aan de andere kant van de lijn.
"Crossway 16th and 42th, alley of Brixton street, all the way to the end." opperde hij direct. "I think it's time for us to meet."