Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Mai
Check het forum voor gezelligheid!!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
12 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
O | Inside every person you know
Amarynthia
Internationale ster



"Inside every person you know, there is a person you don't know." 
Oh well, and perhaps an animal

Daneyon Cohen






@Altrados 
Altrados
Landelijke ster




Benjamin Cohen






Hij droomde. Dromen waren gebruikelijk zijn uitweg uit de realiteit, zijn manier om een te ontsnappen en te genieten. Helaas liep deze droom anders dan zijn meeste lucide dromen. Waar hij het meestal zo stuurde dat hij kon gaan vliegen, vloog hij al toen zijn droom begon. En in plaats van dat hij zijn menselijke gedaante had, voelde hij hoe de spieren zijn rug rolde en zwoegde onder het gewicht van gigantische vleugels. Twee paar vleugels staken uit aan weerzijdde van hem, ruisend in de nachtelijke wind. Toen hij zij blik omlaagwierp, zag hij een zee aan zwart, doorbroken door golven en schuim. In de golven – die aanzwoelden en krachtiger werden – reflecteerde de melkweg in volle glorie. Het zag er rustig en vredig uit, maar Benjamin voelde dat er iets stond te gebeuren. Hij voelde de onrust opborrelen van een nachtmerrie, maar wist niet wat er op het punt stond te gebeuren. Meestal wist hij wel tijdens een droom wat er stond te geburen, of hij een indicatie van wat er aan de hand was, maar hij taste nu volledig in het duister. 
Hij was naar de hemel en de melkweg aan het staren in de verwachting van hetgeen wat zou komen, toen hij protseling een diep geluid hoorde. Het leek onder hem te komen, maar de bas was zo diep dat het moeilijk was de aard te vinden. De zee onder hem begon te kolken, golven vochten met elkaar en sloegen schuim de lucht in. De sterren boven zijn hoofd verdwenen en donkere wolken stapelden zich binnen enkele tellen boven zijn hoofd op. Benjamin voelde hoe zijn lichaam statisch werd van energie, en vonken sloegen van zijn torso, benen en vleugels. De vonken knetterden en deden hem zeer en elke keer als hij zijn gewrichten bewoog, voelde hij de schokken door zijn lichaam trekken. Hij kreunde, maar ondanks de pijn en angst die hem bekroop kreeg hij het niet voor elkaar zijn droom te doorbreken en wakker te worden. Ondanks dat liever wakker zou wezen op dit moment voelde hij zich gefascineerd door deze nieuwe ervaring in zijn dromen. Waar hij het altijd kon sturen was hij nu volledig overgelaten aan zijn onderbuwste, en aan dat wat er ging gebeuren. 
Het wolkendek wat tot dan toe even onrustig was geweest als de golven braken plotselin open, en in het oog van de storm schenen de sterren hun ligt op Benajmin. Hij keek naar beneden, en zach zijn vier-gevleugelde silhouette afsteken tegen de oceaan. Daar, waar zijn schaduw de golven raakte, week de zee plotseling uiteind zoals de wolken een paar tellem ervoor hadden gedaan. Een circulair gat van duisternis ontstond temidden van de kolkende gekte, en uit de schaduw doemde iets op… Benjamin kneep zijn ogen samen, en zijn zicht leek zich te focussen en in te zoomen op dat wat er diep onder de oceaan bewoog. Een tweede brul sneed door de lucht, nu duidelijker en harder, alsof er een barriere tussen Benajmin en het gegrom had gezeten. De bas dreunde tegen Benjamins’ borstkas en ontnam hem kort de adem. Zij vleugelslag happerde en zijn balans verzwakte voor een korte tijd, waarbij hij verwoed om zich heen keek. In die paar tellen – in zijn zwakke moment – omsloot iets zijn torso. Benajmin had even niet opgelet, even niet gezien dat er iets op hem afkwam, maar het had hem vast, kneep hem samen trok hem naar de zee. De kracht om zijn borstkas nam zodanig toe dat de lucht hem ontbrak en de pijn zo intens werd dat hij wit begon te zien. Het bloed stroomde naar zijn hoofd, waar het massaal bleef zitten en druk uitoefende op zijn schedel. Toen zijn botten braken en zijn benen verlamde, hoorde hij het gezoem van autos en het kreunen van remschrijven. 
Benajmin opende zijn open en voelde hoe zijn ademhaling raspend en haperend was. Hij hoeste een keer, twee keer, en stootte een vloek uit. Een hand drukte nu tegen zijn rug en masseerde kort zijn gespande spieren. De pijn die hij ervoer in droom was ook nu aanwezig, maar deed lang niet zo zeer als hij in zijn nachtelijke avontuur ervaarde. Daar in bed, met zijn een warm deken over hem heen en een een matras tegen zijn zijdde gedrukt, merkte hij dat de droom vervaagde en er alleen een vage herinnering overbleef over vliegen, de zee en een roekeloze val naar de golven. Details ontbraken al snel, evenals de angst die had gevoeld. 
Met een diepe zucht draaide hij zich om naar zijn andere zij en trok de dekens weer op tot aan zijn kin. Voor hem lag Eva, haar bruine haar in een warboel van klitten om haar gezicht. Haar hand llag nogsteeds op hem, nu op zijn borst en haar vingers volgde de lijnen van zijn tattoeage die de gehele rechterkant van zijn lichaam sierde. Banjamin stak zijn hand onder de lakens vandaan en veegde in een enkele bewegin de haren uit Eva’s gezicht. Haar hoofd kwam tevoorschijn, haar ogen dichtgeknepen tegen de ochtenzon en een vermoeide glimlach op haar gezicht. Benjamin duwde zijn vingers in haar haar en masseerde haar achterhoofd, wetend dat Eva dit heerlijk vond. Een tevreden zucht rolde over haar lieppen, en Benjamin schuifelde dichter naar haar toe om haar een snelle kus op haar lippen te geven. Hij dwude ligt tegen haar hoofd en boog haar voorhoofd naar zijn lippen, waarna hij het litteken zoende dat de linkerkant van haar voorhoofd en slapen sierde. 
“Charmeur.” Mompelde ze, en Benjamin grinnikte om haar zware, krakende ochtendstem. 
Hij stopte met masseren en sloeg zijn arm haar heen, waarnaar hij haar stevig tegen zich aantrok. “Goeie morgen.” Mompelde hij in haar oor, en hij begroef zijn gezicht in haar hals.
“Morgen.”
Hij duwde de gedachte van zich af die zijn geest al dagen lang bedoezelden. Hij kon zich geen voorstelling maken dat hij deze fantastische vrouw – zijn verloofde – achter zou moeten laten, maar het voelde alsof hij geen keuzen had. Haar vertellen waarom was ook uit den boze, want ze zou het niet begrijpen. Zijn hand streek kort over de atoeage van een duif die op haar jukbeen stond, wetende dat haar sereniteit kracht putte uit de aard van de inkt. Maar hij vond het niet haar beste kwaliteit. Die lag namelijk in het feit dat ze kritisch was en nooit iets voor lief nam. Het sterkte haar in haar beroep als reporter en nieuwsvrouw bij The Times. En juist die eigenschap was waarom Benjamin het haar niet kon vertellen. Ze zou in een waanzin van research-drang belanden, als ze hem al geloofde, en die fase hadden ze al een keer moeten doorstaan. Hij wat dat niet nog een keer voor haar, en niet voor hun toekomst. 
Zijn hand bewoog zich naar haar buik en streelde haar huid. Ze sliep al weer, maar hij voelde de kippenvel opleven onder zijn vingertoppen. Hij snoof zachtjes zijn neus op en dwong de tranen terug, maar merkte dat er een paar ontsnapte. Hij zou haar en hun toekomst moeten achterlaten. Misschien zou ze het met der tijd accepteren, maar hij was bang dat hij nooit meer terug zou mogen komen. 
Maar hij had geen keuze.

De toch naar het vliegveld was zenuwslopend en deprimerend. Met het minimum aan bagage was zijn tocht niet moeilijk en zijn tas licht, maar zijn geweten was zwaar en drukte op zijn schouders. In elke taxi die hij instapte, elke tram die hij indook, voelde hij hoe de sfeer omsloeg en bedompt werd. Mensen werden onrustig, keken hem aan en staarde ongeneerd terwijl Benjamin met een droefig gezicht neerzakte in zijn stoel. Zijn baard was warrig, en zijn haar zat in een onhandige knot op zijn hoofd. De kleren die hij droeg stonken waarscheinlijk, maar hij voelde niet de drang daar iets aan te veranderen. Hij voelde zich misserabel en vond dat hij de gefascineerde verafschuwing van de mensen om zich heen verdiende. Hij had een hekel aan mensen die opgingen in het negatieve gevoel, die zich er aan over gaven, maar nu begreep hij enigszinds waarom mensen het deden. Het was simpel en makkelijk, en het was een goeie straf. 
Hij keek naar zijn rechter arm, waar de tattoeage kronkelend onder zijn shirt vandaan kroop en hakerige vormen aannam. Het leken op klauwen, maar Benjamin had door minder van onnatuurlijk aangebrachte tattoeage het laten liken op tribal tekens en keltische figuren. Hij had de veren niet veranderd die aan de zijkant van zijn onderarm ontsprongen uit de hakirige lijnen. Hij herinnerde zich dat hij vroeger, samen met zijn jonge broertje, op het strand een dode zeevogel hadden gevonden. Benajmin had de veren geplukt en in het zoute water gewassen, en deze gebruikt voor een geinprofiseerde hoofdtooi gemaakt van riet en gras. Daarna had hij een halfe dag met zijn broertje in de duinen indiaantje en cowboy gespeeld, waarbij Benajmin de touwen van de waarschuwingspaaltjes had gebruikt om een lasso te maken. 
Hij herinnerde het nog als de dag van gisteren. De laatste weken waren zijn herinneringen steeds vaker naar zijn jongere broer Daneyon gegaan. Waar voorheen Daneyon hem deed terugdenken aan moeilijke tijden die hij was ontvlucht, deden ze hem nu juist terugdenken aan al die goeie momenten die hij met hem had gehad. Aan de vakanties naar de duinen, een de avonden waarbij ze matrassen op de trap legden en glijbaantje speelden, aan de momenten dat ze samen met hun zusje naar de speeltuin om de hoek gingen… 
Toen zijn gedachte langzaam duisterder werden en overgingen naar hun zusje, de ruzies en de angst en haat, stopte de tram abrubt bij Heathrow. Benjamin stond op, gooide zijn tas over zijn schouder en liep de trein uit, met zijn paspoort en vliegticket in zijn hand. 

Amarynthia
Internationale ster



Een dikke rookwolk hing in de ruimte. De bas trilde door zijn lichaam, maar klonk alsof het in de verte werd afgespeeld. Het was een bekende sensatie geworden, evenals dat de ruimte waar hij zich in bevond steeds meer als thuis begon te voelen. Niet dat het iemand wat uitmaakte. Hij was aan zijn lot overgelaten. Zelfs nu het verdovende middel door zijn aderen stroomde en zijn gevoelens zou moeten onderdrukken, voelde hij hoe er een gevoel van woede in hem oplaaide. Zelfs nu hij verstrikt was geraakt in een gepassioneerde zoen met een willekeurig meisje uit het cafe, voelde hij zijn kaken gloeien. Niet van verlangen – oké, misschien speelde dat ook mee – maar van frustratie. 
Uitgeput rende hij de kamer binnen. Zijn ademhaling was snel en onregelmatig. Niet dat het hem uitmaakte. Zonder na te denken over het zweet dat over zijn lichaam droop en de geur die dat teweegbracht, knielde hij neer naast het bed en greep hij naar de zwakke hand van zijn grote zus. Haar hand dat vel over been was. Haar lichaam dat weinig tot geen energie meer had. Dat ze ziek was, was niks nieuws. Al vanaf haar geboorte werd ze onderworpen aan verschillende ziekenhuisbezoeken en kreeg ze een regenboog aan medicijnen mee. Maar, nooit had ze er zo erg uit gezien als nu. Donkerblauwe kringen lagen onder haar ogen. Haar wangen waren ingevallen en haar haren hingen als slierten langs haar gezicht. Hoe had hij haar kunnen achterlaten? Hij wist dat het slecht met haar ging, maar deze toestand kende zelfs hun broer niet van haar. 
‘C… Ik ben er.’ 
Moeizaam dwong ze een glimlach af op haar gezicht. Ongemeend en vermoeid, het was de meest ongeloofwaardige glimlach die hij ooit gezien had. ‘Benji?’  
Een steek trok door zijn lichaam. Ondanks het pijn dat Benjamin de familie had gedaan, was het nog steeds zijn aanwezigheid naar wie ze verlangde. Haar grote broer die haar beschermde voor alles. Hijzelf was slechts het irritante broertje waar ze zich regelmatig voor had afgesloten. In de tijd dat hij in de tram had gezeten na het verontrustende telefoontje van zijn ouders, had hij nog een poging gedaan hem te bereiken. Geen gehoor, natuurlijk niet. Hij had niet de moeite genomen een voicemail achter te laten, dat had hij nooit gedaan. Als Benjamin niet het fatsoen kon opbrengen de telefoon niet op te nemen, dan nam hij niet het initiatief om hem alsnog te voorzien van de informatie. Het boeide hem blijkbaar toch niet.
 
Naakt lag het meisje tegen hem aan. Haar vingers streelden zijn blote huid. Een handeling die een uur geleden wilde dingen in hem hadden los gebracht en nu eerder als onprettig omschreven kon worden. Met een zucht duwde hij haar hand weg en kwam hij overeind. Hij viel in een gat, elke keer weer. De stress kwam terug, evenals de woede. De seksuele verlangens waren verslapt en niet langer verdoofde de GHB zijn emoties. Hij haatte het gevoel. Hij haatte het om nuchter door het leven te gaan. 
‘Ga je nu alweer weg?’  
Dat was een retorische vraag. Hij bleef enkele tijd met zijn rug naar haar toe zitten, terwijl hij voor zich uit staarde. Vandaag was een van de dagen in het jaar die hij liever zou vergeten. Een dag die vroeger mooie herinneringen met zich mee had gebracht, maar die hedendaags schuilging onder een duistere schaduw. Hij wist dat zijn ouders hem zouden verwachten vandaag, dat hij het hen verplicht was, maar tegelijkertijd voelde hij er weinig voor. Het was weken geleden dat hij hen voor het laatst had opgezocht en dat bezoek was weinig succesvol geweest. Niet dat er veel succes had afgespeeld in zijn laatste paar jaren. 
Hij voelde hoe het matras iets inzakte onder de beweging van het meisje achter haar. Hij wist niet eens haar naam. In zijn hoofd was ze het blonde vossenmeisje, een van de omschrijvingen die hij kon toevoegen aan zijn lijst van meisjes met wie hij het bed had gedeeld. Haar vingers gleden over de lijnen op zijn rug en met een ruk draaide hij zich om. Hij greep de pols van het meisje zo stevig vast, dat het meisje zelfs wat in elkaar kroop en hem met grote ogen van angst aankeek. 
‘Niet doen,’ beval hij. Als hij ergens een hekel aan had, dan was dat het wel. 
Geschrokken knikte ze. Met wat tegenzin liet hij haar los, waarna zij haar hand tegen haar lichaam aandrukte. De huid was lichtrood gekleurd. Misschien was hij wel iets te ruw geweest voor haar. Daneyon kwam overeind en hees zichzelf in zijn kleding. Het meisje, dat duidelijk ontdaan was door zijn snauwende reactie, keek vol ontzetting naar zijn rug. ‘Wat is dat?’ 
Dat was een vraag die hemzelf ook al wekenlang bezighield. Al vanaf het moment dat de lijnen langzaam naar voren waren gekomen, het moment dat hij eindelijk zou weten welk dier in hem schuilging, voelde hij de druk van onzekerheid en twijfels op zijn schouder duwen. Onzekerheid voor welk monster hem in zijn greep had en wat dit voor hem zou betekenen. Twijfels die niemand kon beantwoorden. 
Daneyon trok zijn shirt over zijn hoofd. ‘Gewoon een tatoeage.’ 
‘Niet jouw Totem?’ 
Geïrriteerd sloot Daneyon zijn ogen en beet hij op zijn tong om een gefrustreerde zucht tegen te gaan. Hij schudde zijn hoofd, besloot dat het meisje niet meer dan dat verdiende aan uitleg. Zonder haar nog een blik waardig te gunnen, verliet hij haar kamer. 
Opnieuw keek hij naar zijn telefoon in zijn handen, las hij de naam van de persoon die als een onbekende was gaan aanvoelen. Meerdere keren had hij op het punt gestaan zijn broer nog een kans te geven, hem nog een keer te bellen. Geen van de keren had hij doorgezet, maar nu was alles anders. De schreeuwende en verwijtende stemmen van zijn ouders waren goed hoorbaar, zelfs al had hij zijn deur op slot gedraaid en bevonden zij zich beneden. Zijn moeder huilde, was ontroerd door de gebeurtenis van zonet. Zijn vader daarentegen leek zijn verdriet te uiten in frustratie waarbij hij zijn vrouw verschillende verwijten maakte. Daneyon staarde naar de knokkels van zijn vrije hand. Hij leek koel, misschien zelfs kil, maar zodra hij de deur achter zich had dichtgeslagen, had hij zijn vuist met een behoorlijke kracht tegen de muur gestort. Zijn huid was open geschraapt en bloedde, maar het was geen onprettige gewaarwording. Het was in elk geval beter dan de pijn op zijn torso. 
Zonder zijn actie nog eenmaal te kunnen overdenken, belde hij naar het nummer. Meerdere keren sloeg de telefoon over, tot hij het welbekende bericht kreeg dat zijn broer hem – alweer – negeerde. Maar, daar waar hij nooit een bericht achterliet, kon Daneyon het deze keer niet laten. 
‘Benjamin. Hi,’  begon Daneyon. Hij nam niet de tijd om dingen goed te praten, om hem voor te bereiden op het nieuws dat komen zou. Daarvoor had hij niet weg moeten gaan. Daarvoor had hij moeten laten zien dat zijn familie hem iets boeide. Het enige wat Daneyon hem schonk, waren vier luttele seconden van stilte voor hij de brute waarheid aan hem blootstelde. ‘Celeste is vandaag overleden.’ Meer woorden maakte hij er niet vuil aan. Hij hing op, gooide zijn telefoon op zijn bed en verborg zijn gezicht in zijn handen. 



@Altrados 
Altrados
Landelijke ster



Somehow doet mijn spellingscontrole het niet in word, dus sorry voor fouten. Heb grotendeels er hopelijk uit gehaald

“Meneer…?” Ze trok zijn aandacht naar hem toe en Benajmin moest een paar keer knipperen om weer tot zinnen te komen. Het zweet stond hem op zijn voorhoofd en hij voelde zijn vingers onrustig beven in zijn broekzakken. Hij balde zijn vuisten en forceerde een glimlach, subtiel maar aanwezig, zoals hij zichzelf aangeleerd had. Het blonde meisje achter de balie viel er voor, en glimlachte met sprankelende ogen terug. “Heeft u al een keuze kunnen maken?”
Benjamin hief zijn blik op naar de vele keuzes die boven zijn hoofd zweefden. De led-verlichting van het bord was net wat te vel, de letters net wat te klein en de cafetaria net wat te druk. Hij veegde in een korte beweging zijn voorhoofd af en reikte naar zijn portemonnee in zijn kontzak. In het geval van geen keuze kunnen maken, nam hij maar gewoon “Een caffeine vrije cappuccino, alsjeblieft.”. Hij trok zijn pinpas en hield die omhoog.
“Welke naam mag ik er op schrijven?” Vroeg ze, terwijl ze de middelgrote beker pakte. Benjamins gedachtestroom begon nogmaals te haperen, zoals ze dat die hele middag op het vliegveld al leken te doen, en hij antwoordde bijna met ‘Benji’. “Doe maar Ben.” Hij legde zijn pinpas op het pinapparaat terwijl het meisje zijn bestelling opnam op de computer. Na een reeks aan bliepjes bedankte ze hem, en reikte naar een stift. Het meisje zette de stift tussen haar tanden en trok de dop er af. Met de dop tussen haar lippen begon ze in diepe concentratie zijn naam op haar beker te schrijven. Even later stond Benajmin in de rij voor het afhalen van zijn bestelling. 
Terwijl Benjamin aan het wachten was, begon er iets in zijn tassen te trillen. Hij zuchtte, ritste zijn tas open en viste zijn telefoon uit zijn zorgwekkend lege tas. Het was een klaptelefoon, erg old fashionend, iets waar Eva hem altijd op een warme manier mee had bespot. Benjamin klopte de telefoon open, maar wist alvorens wie er belde. 

Eev <3

Met een brok in zijn keel wachtte hij tot ze neerlegde en stopte de telefoon in zijn broekzak. De stress werd Benjamin bijna te veel, en hij onderdrukte de neiging uit de rij weg te rennen, op zoek naar een rustige plek om weg te duiken van de realiteit. Niet alleen op het vliegveld, maar ook in zijn hoofd was het druk en onbegrijpelijk chaotisch. Ongemerkt ging zijn linkerhand naar zijn rechter elleboog, waar hij aan droge stukjes huid begon te pulken om zichzelf rustig te krijgen. Tegen de tijd dat hij zijn beker van de man achter de balie aannam was zijn elleboog schaal en pijnlijk, een veel prettigere gemoedstoestand dan de stress die hij een paar tellen eerder ervoer. Hij negeerde de man volkomen, pakte de beker, en zette het op een lopen. Benjamin onderdrukte de drang om te rennen, maar hij vroeg zich af hij daar geheel en al in slaagde. Gelukkig waren er genoeg gehaaste reizigers om hem heen.
Toen hij vijf minuten wandelen verwijdert was zakte hij neer in een stoel in het hoekje van een wachthal. Hij wist niet zeker waar hij was, maar in de waas van verwarring en stress maakte hem ook niet uit. Er waren zo veel mensen en geluiden om hem heen, het was gewoon te veel… Vroeger kon hij er veel beter tegen, hoe drukker hoe beter. Het liefst was hij avonden lang op het strand met vrienden, ging hij zo vaak als mogelijk naar festivallen, hing hij met vrienden na stage of lessen in de mediatheek. Tegenwoordig sloot hij alle ramen en deuren om het geluid van oneindige stromen autos en voetgangers in Londen buiten te sluiten. Hij sliep geregeld met oordopjes in, durfde niet meer met de fiets van a naar b te gaan en werd misselijk tijdens het doen van boodschappen. Eva had zich zorgen gemaakt om de grote verandering in zijn gemoedstoestand, maar hij had het gewijdt aan het feit dat hij moest wennen aan het drukke leven in Londen. Dat geloofde ze niet meer en netzomin geloofde ze nog dat het goed met hem ging. 
Het probleem was juist dat het goed met hem ging. Of niet? Eigenlijk wist Benjamin het zelf ook niet meer… Het was alsof zijn lichaam de laatste weken in brand stond. Het begon een paar maanden geleden, rond oud en nieuw. Hij was samen met Eva naar de vuurwerkshow geweest bij de Big Ban, waar ze samen hadden gedanst en champange hadden gedronken met een grote groep onbekenden en toeristen. Die nacht begon zijn tattoeage te branden, had hij spierpijn in zijn schouderbladen en kreeg hij kramp in zijn armen en benen. Wanneer hij liep, zwom of een andere vorm van duursport deed viel het mee, maar wanneer hij rustig op de bank zat of een lange tijd stil stond nam de pijn toe. De pijn was nooit erg genoeg om er een oplossing voor te vinden, maar aanwezig genoeg om irritant te zijn.
Ook op dat moment, in de luchthaven, begonnen zjn benen te zueren. Zoals altijd wanneer de krampen begon deed Benajmin wat oefeningen. Hij spande zijn spieren enkele tellen, waarna hij ze weer ontspande. Tegen de tijd dat zijn koffie af begon te koelen zakte het vervelende gevoel weg, waarnaar Benjamin iets ontspande en weer achterover in de stoel ging zitten. 
Toen de telefoon weer afging in zijn tas wierp hij zijn bagage van schoot en schoof het onder de stoel. Het was remoerig om hem heen, iets wat nu welkom was sinds het het geluid van zijn telefoon dempte. Door de jaren heen was Benjamin goed geworden in het negeren en uitsluiten van oproepen. Hij had zichzelf aan moeten leren om Eva direct op te nemen, in plaats van te wachten tot ze in ieder geval drie keer had gebeld in een tijdsbestek van dertig minuten. Eva was laaiend op hem geworden en Benjamin gaf haar geen ongelijk. Als er wel ooit iets ernstigs gebeurde was Benjamin onbereikbaar, zelfs voor zijn verloofde. 
En wat was hij haar dankbaar dat ze hem daarin had gecorrigeerd. Hij herinnerde zich nog goed de dag dat Eva als voetganger betrokken was geraakt bij een auto ongeluk. Hoe het ongeluk plaats had gevonden kon ze niet meer vertellen, evenmin konden de bestuurders van de autos een goed geformuleerde omschrijving bieden, wat wel het geval was geweest was dat Eva in aanraking was gekomen met een tollende auto en ze tegen een vuilniscontainer langs de weg was gelanceerd. Ze had een gat in haar hoofd en een flinke hersenschudding er aan over gehouden, maar ze had zichzelf enigszins van schade kunnen behoeden door de winterkleding en vele sjaals die ze altijd droeg. Dat was overigens ook de eerste (en laatste keer) dat Benjamin haar veel te uitgebreide sjaal collectie prees.
De gedachte aan Eva maakte Benjamin gelukkig en diep triest tegelijkertijd. Hij miste haar, een soort gevoel wat onbeschrijfelijk was. Het voelde alsof hij een long of lever mistte; iets cruciaals en onvervangbaar. Eva was voorheen zijn beste vriendin aan deze kant van de oceaan. Zij was de basis van zijn leven hier in Engeland, van zijn familie aan vrienden die hij hier de laatste zeven jaar op had gebouwd. Zij was zijn eerste gesprek na uren in het vliegtuig te hebben gezeten, zijn eerste in zoveel dingen in zijn nieuwe leven. En nu was ze een toekomstige moeder, maar Benjamin wist niet of hij haar toekomstige man kon of mocht zijn. Hij wist niet of hij ooit nog zijn eerste kind geboren kon zien worden, hem of haar vast kon houden en in slaap kon wiegen. Hij was er klaar voor een vader te worden, klaar voor om een groter huis aan te schaffen, een vaste baan te accepteren… Klaar voor een leven. 
Maar Benajmin had niet het recht om dat alles te hebben. Dat werd hem maar al te duidelijk toen zijn totem zijn leven overnam, zijn leven benam. Hij keek naar zijn rechterarm, naar het levende bewijs van de kracht die hem schuil ging. Het leek een tatoeage die gezet was, maar de tatoeage die van nature zijn huid kleurde was hier en daar enkel aangestipt of iets vervormd. Dat zijn gezicht gespaard was gebleven was zijn geluk geweest, maar zijn gehele rechterkant van zijn lichaam was gesierd, van zijn tenen tot aan zijn vingertoppen. Eva vond het prachtig, maar zij dacht – evenals ieder ander – dat zijn totem een vogel was. Maar hoe leg je uit dat jij de totem draagt van een dier die je zelf niet eens kent? De angst die een begin maakte aan zijn vlucht naar Engeland borrelde langzaam naar boven. Het was een bekend gevoel, een gevoel dat hij eens in de zoveel tijd weer spontaan kreeg om hem er aan te herinneren wat hij had gedaan.

“Godver.” Vloekte Benjamin binnensmonds. Hij stond voor de spiegel in de douche, waar hij een blik wierp op zijn rug. De tatoeage werd steeds meer aanwezig, steeds duidelijker, en steeds groter. Het leek zijn weg te klauwen van zijn rug, over zijn heupen naar zijn borst. Nu al zag Benajmin zelfs de vertakkingen ontstaan richting zijn schouderbladen en bovenbeen. De huid was rauw en rood met hier en daar korsten van nachtenlang irritatie en krabben. De laatste dagen knipte hij zijn nagels tot aan het leven, hopend dat het hemzelf iets zou beperken in het mutileren van zijn huid, want daar was zij totem zelf al goed genoeg in. Zijn ouders vroegen zich af waarom Benjamin zijn witte tanktops had vervangen door donkerdere t-shirts, want Benajmin hield helemaal niet van donkere, droevige kleren. Daneyon was er overigens ook niet erg blij mee, want die kreeg Benajmins oude kleren toegeworpen door zijn ouders, die vonden het zonde van het geld om nieuwe kleren voor hem te komen. Benjamin vond dit ook niet terecht, maar hij had tegenwoordig genoeg zorgen aan zijn hoofd om die van zijn broertje ook op zich te nemen. Hun zusje had het geluk dat zij het enige meisje was, zij kreeg niet de oude kleren van haar broer toegewezen maar ontving altijd nieuwe kleding. 
“Benji, schiet eens op!” Celestes bonkte bij elke woord hard op de deur. “Je staat al vet lang onder de douche!”
“Jaja, C, geef me even de tijd om aan te kl-!” De deur sloeg open en Benjamin slaakte een kreet, terwijl hij verwoed naar een handdoek “Serieus C?!”
Celeste begon hartelijk te lachen terwijl ze hem richting de deur wees. “Nu weg.”
Benjamin pakte een tweede handdoek en begon de handdoek te roeren in de lucht. Celeste Begon haar shirt over haar hoofd vol krullen uit te trekken en zag niet wat Benjamin van plan was. Benjamin sloeg in een snelle beweging de handdoek naar voren en terug, en het uiteinde ketste pijnlijk tegen haar onderrug. Celeste gilde, draaide zich om en probeerde Benjamin te schoppen. Haar auto immuun ziekte resulteerde in beperkte kracht en behendigheid en dus zorgde Benjamin altijd dat hij langzamer reageerde. Of Celeste wist of hij het speelde of niet wist Benjamin nog steeds niet, maar het deed Benjamin goed om haar pijnlijke blik om te zien slaan in een blik van triomf toen ze hem tegen zijn bovenbeen schopte en Benajmin gromde van de pijn. “Watje.” Lachte ze. Eerlijk, deze keer deed hem het daadwerkelijk pijn. Zijn huid deed al dagen pijn… Maar dat wist niemand en hij was het ook niet van plan te zeggen. Zijn ouders hadden al genoeg zorgen aan hun hoofd. 
Benjamin liep lachend de douche uit en sloot de deur achter zich. Onderweg naar zijn kamer klopte hij op de deur van Daneyon en opende het voorzichtig. “Morgen. Kom je zo uit bed? Celeste is nu even in de douche, maar dan kun je alvast ontbijten.”
Die ochtend leek het begin van een goede ochtend, maar het voelde verkeerd. Benjamin wist dat, op het moment dat hij die ochtend de tatoeage aanzienlijk had zien groeien, er iets stond te gebeuren. Iets zorgelijks, als een spanning die groeide en uiteindelijk zou ontploffen, maar waarvan je niet precies wist hoe lang het nog zou duren en wanneer dat moment was. Die ochtend had Benjamin een mok met koffie door de kamer gegooid, voor het eerst een vuistgevecht gehad met zijn broer en voor het eerst zijn zusje aan het huilen gemaakt. 


Maar het leek een ochtend zoals elke andere ochtend, net zoals deze ochtend als elke andere ochtend had geleken. 
Benjamin keek naar zijn lege mok, naar het nummer dat het meisje naast zijn naam had geschreven. Hij kwam langzaam weer bij zinnen en knipperde verwoed met zijn ogen. Benjamin stond op, liep naar de prullenbak en gooide de beker er in. Vervolgens pakte hij zijn tas, waar op dat moment zijn telefoon weer in begon te trillen, en gooide de tas over zijn schouder. Benajmin marcheerde naar de de gate, waar hij incheckte en door het personeel werd gefouilleerd terwijl zijn tas door röntgen ging. Het duurde niet lang, want Benjamin had niet veel kleren aan en weinig bagage mee, dus hij was snel weer opweg naar de BTW-vrije winkels. Eenmaal in de winkels zocht hij naar een interieur winkel, waar hij een zo lelijk mogelijke kaars kocht voor Celeste. Het was juli, en over twee dagen was Celeste jarig, de dag waarom Benjamin aan zou komen bij zijn ouderlijk huis. Hij stond niet te popelen om zijn ouders weer te zien, om zijn zus onder ogen en te komen en om zijn vete met zijn broer weer aan te moeten gaan, maar het was nodig. Als hij het niet deed, zouden zijn broer en zus hetzelfde kunnen overkomen als hem, en hij gunde dat hun het minst. 


@Amarynthia 
Amarynthia
Internationale ster



Met lood in zijn schoenen stond hij voor het gebouw waar hij zijn complete jeugd had doorgebracht. Daar waar de tuin vroeger in volle glorie stond te bloeien, was het nu een groot onkruidspektakel. Vroeger had het huis sfeer uitgestraald, hadden mensen misschien een steek van jaloezie gevoeld bij het aanzien van de gelukkige familie. Niemand had kunnen weten hoe fout ze zaten, hoe fout het kon gaan. 
Het liefst draaide hij zich om. Veel liever zat hij opnieuw in het café, op zoek naar een nieuwe vlam die hem tijdelijk kon afleiden. Het liefst spoot hij een nieuwe dosis in zijn lichaam; een van de weinige manieren die hem daadwerkelijk tot rust konden brengen. Hij merkte dat het stofje langzaam oploste in zijn lichaam. Hij merkte het niet alleen aan zijn heldere gedachten, die enkel negativiteit uitstraalden, maar ook aan zijn rug, zijn tatoeage. Het brandde, zeurde zelfs. Soms had hij zelfs de drang om zijn huid van zijn lichaam te scheuren. Een bijna niet te onderdrukken gevoel, een gevoel dat alleen door de juiste verdovende middelen weggenomen kon worden. 
Daneyon haalde zijn telefoon tevoorschijn, waar niets meer te zien was dan de tijd, de datum en een standaardachtergrond die al bij installatie was ingesteld. Het was met name de datum die zijn aandacht trok. Het was niet zomaar een dag. Meerdere keren ging hij langs bij zijn ouders, maar vandaag zou er een extra lading achter zijn bezoek liggen. Vandaag zou haar verjaardag geweest zijn. Meermaals vroeg hij zich af hoe ze zou zijn geweest. Zou ze nog steeds zo gebrand zijn op het sporten, ondanks dat haar lichaam dat helemaal niet goed aankon? 
Een zucht verliet zijn lippen, terwijl hij zijn telefoon wegstopte en naar de voordeur liep van zijn vroegere huis. Hij belde aan, stak zijn handen in zijn zak en in gedachten verzonken wachtte hij tot de deur geopend zou worden. Hij kon de verwijtende woorden van zijn moeder horen, die nu de gang inliep om de deur voor hem te openen. Haar make-up was uitgelopen, haar haren waren ongekamd en haar gezicht was iets ingevallen. Het was een bijna alledaagse vertoning van zijn moeder geworden. Een depressief aanblik. Op dit soort momenten verweet Daneyon hemzelf dat hij niet vaker langskwam. Een verwijt dat hij enkel maakte wanneer hij zag hoe slecht zijn ouders eraan toe waren, alleen dat waren de momenten waarop hij vergat hoe slecht het met hemzelf ging. Onder de druk van zijn ouders had hij zichzelf nooit staande weten te houden. Niet dat hij zichzelf nu echt staande hield, want in hoeverre was zijn leven succesvol? 
‘Dane…’ Zijn moeder begroette hem in een slappe omhelzing. Een weemoedige glimlach brak door op haar gezicht, waarna ze hem binnen liet en de deur achter hem sloot. 
Een drukkend gevoel lag op zijn borst vanaf het moment dat hij de voortuin was binnen gelopen. Er was veel gebeurd in dit huis, dingen die hij nog lang niet verwerkt had. Waarom zijn ouders nog altijd onder hetzelfde dak woonden, was hem een raadsel. Hoe konden ze proberen een leven op te bouwen in het huis waar zoveel mis was gegaan? Daneyons blik viel op een van de familiefoto’s aan de muur in de gang. Het drietal lag op hun buik, met hun hoofd leunend op hun handen. De lach van Celeste was oprecht en aanstekelijk. Benjamin had een geforceerde maar wel geloofwaardige glimlach op zijn gezicht liggen. Die van Daneyon was amper een glimlach te noemen. Als het kleine jongetje dat hij was, had hij zijn lippen opgetrokken om zijn tanden bloot te geven in een grote, mislukte grijns. Ze zagen er gelukkig uit. Ze leken het typische gezin, inclusief de beschermende grote broer en het kleine irritante broertje. Een steek trok door zijn lichaam. Daar waren de ruzies nog niet aanwezig, de ruzies die hun ouders tot waanzin konden drijven. Soms vroeg Daneyon zich af of het zijn schuld was. Soms vroeg hij zich af wat hij had gedaan om zijn broer weg te jagen. Soms nam hij het hemzelf kwalijk dat zijn zus op haar sterfbed had gelegen zonder haar grote broer aan haar zijde. 
Zijn moeder had door dat hij naar de foto keek en kwam met een zucht naast hem staan. ‘Er is veel veranderd, nietwaar?’ 
Dat was zacht uitgedrukt. 
‘Soms voelt het alsof we niet alleen haar kwijt zijn geraakt,’ bekende ze. 
Een nieuwe steek, gepaard met een intens branderig gevoel op zijn rug. Benjamin was altijd een groot voorbeeld geweest voor de familie. Hij was spontaan en zorgzaam, deed het niet verkeerd op school en was ook nog een sportief. Celeste was eveneens een oogappeltje, maar liep regelmatig tegen belemmeringen aan wegens haar ziekte. Daneyon was nooit het favoriete kind geweest, maar ineens was hij het enige wat zijn ouders nog hadden. Hij was de troostprijs. 
Een plotselinge donderslag was hoorbaar, gevolgd door het luide getik van regen. Wat verbaasd keek hij naar de voordeur, waarnaast een langwerpig raam zat die blootgaf wie er buiten stond. Het regende pijpenstelen. Ineens. Nog geen vijf minuten geleden had hij buiten in de zon gelopen. Had hij de opkomende storm echt over het hoofd gezien? 
Zijn moeder liep verdwaasd naar het raam toe, een moment waarop Daneyon zich besefte dat hij zijn handen tot vuisten gebald had. Zijn nagels duwden in zijn huid, maar waren te kort om een verwonding achter te laten. Hij beet op zijn wang, telde tot tien en ontspande daarbij langzaam zijn handen. 
‘Storm? Ik dacht dat het vandaag mooi weer zou worden.’ 
‘Niks is zo onvoorspelbaar als het weer, blijkbaar.’ 
Het was zijn vader uit wiens mond de woorden kwamen. Hij stond in de deurpost naar de kamer. Net als mam zag hij er vermoeid uit, maar hij leek wel een stuk verzorgder. Voor de verandering droeg hij een keer niet zijn werkkleding. 
‘Je ziet er moe uit, zoon.’ 
Moet jij nodig zeggen, pap. Daneyon snoof, waarbij hij zijn hand langs zijn neus haalde. Hij stak zijn handen in zijn zak en haalde zijn schouders op. ‘Ik ben druk geweest.’
De man grinnikte. Het was geen opbeurend gegrinnik. Eerder afkeurend. Bijna bespottend. ‘Druk met jezelf zeker.’
Opnieuw vormden zijn handen zich tot vuisten. De afkeuring was duidelijk hoorbaar in zijn stem. Daneyon kon de man geen ongelijk geven. Toch zou een beetje steun of erkenning wel op zijn plek geweest zijn. 
Zijn moeder kwam naast hem staan en legde een hand op zijn schouder. ‘Adam, niet nu. Niet vandaag.’
Een geïrriteerde zucht verliet zijn vaders mond. ‘Wanneer dan wel?’ Hij richtte zijn aandacht weer op Daneyon. ‘Hoe zit het met je opleiding? En werk?’ 
Dane richtte zijn blik op de grond. Hij wist dat het antwoord zijn vader niet zou bevallen. Zijn opleiding was hij niet eens begonnen en hij had nog geen initiatief genomen om naar een nieuwe studie op zoek te gaan. Wel had hij een inkomen nodig om zijn studio te betalen en zijn medicijnen – om het maar zo te noemen, niet dat zijn ouders daarvan af wisten. Een inkomen dat hij verdiende door het achter de bar staan. Met name zijn vader zou het werk niet goedkeuren, dat was iets waar Daneyon zeker van was. Een nieuwe donderslag was hoorbaar. ‘Ik ben ermee bezig.’
Weer diezelfde lach. Die uitdrukking vol afkeer. Zie je? Hij was de troostprijs. 


@Altrados 
Altrados
Landelijke ster



Daar zat hij dan, te wachten. En te wachten. En nog meer te wachten… Benjamin was nooit geduldig geweest, niet in een omgeving die ongeduldig was ten minste. Waar hij uren op een strand kon liggen in de zon of kon dobberen in het water bij de pier, kon hij nog geen vijf minuten in dezelfde positie op het krakende klapstoeltje een boek lezen zonder van positie te veranderen. Niet alleen hij ergerde zich aan zichzelf, maar ook zijn omgeving wierp hem blikken van irritatie toe. Hij voelde elke weer tientallen priemende ogen wanneer hij zijn gewicht verplaatst en het klapstoeltje piepte en kreunde onder zijn gewicht. Wanneer hij weer met zijn volle gewicht erop ging zitten hoorde iedereen in een radius van vijftig meter een harde klik, wanneer het mechanisme zijn gewicht probeerde te verdragen. Na een half uur kon Benjamin geen letter meer lezen, geen blik meer aan en was zijn kont hard en pijnlijk. Hij sloeg het boek dicht – als reactie schoten er meerde gezichten omhoog met een hoopvolle uitdrukking – en wierp het in zijn tas. 
Harry Potter, het was zeker niet zijn favoriete boek. 
Benjam raapte zijn spullen bij een en liep de hal weer in om een rondje te lopen. Zijn voeten hielden halt bij een scherm in het midden van de hal, waar een grote groep mensen zorgelijk naar de vertrektijden van de vluchtend stond te kijken. Benjamin sloot achteraan en keek eveneens naar zijn vlucht. 
3 MEI 15:43 NEWYORK NY 397 2 VERTRAAGD
Zijn handen balden zich tot vuisten, zijn nagels – dagen onverzorgd en net een millimeter te lang – duwden in zijn huid. Hij had het niet gemerkt toen hij hals overkop zijn ticket bestelde. Hij had er voor het eerst in al die jaren niet aan gedacht. Voor het eerst in al die jaren had hij niet zijn oude telefoon tevoorschijn getoverd uit zijn nachtkastje, had niet het scherm open gedaan en had niet getwijfeld of hij het op zou laden en naar huis zou bellen. Hij had het nooit gedaan omdat hij bang was. En bang zijn was vervelend, het was naar en het was stressvol. En nu hij daar voor het scherm stond voelde hij al die gevoelens. Het zweet brak hem opnieuw uit terwijl hij naar de datum van zijn vlucht keek en tranen van frustratie en verdriet sprongen in zijn ogen. Hij spande al zijn spieren aan om zijn tranen in te houden en zijn adem stokte even kort. 
Hij voelde een hand op zijn schouder en een stem van een vrouw vroeg “Meneer, gaat het?”
Benjamin keek verwoed naar links, waar een ouder vrouwtje gebogen over haar rolkoffertje stond. Ondanks dat ze er oud uitzag, straalde ze nog een gezonde hoeveelheid energie uit en sprankelden haar ogen. Benjamin glimlachte terug, knikte zijn hoofd en antwoorden afgewogen “Ik ben wat geschrokken van de vertraagde vlucht, dat is alles.”
“Zit er iemand te wachten aan de andere kant van de oceaan?” Vroeg ze, warm en oprecht. Haar hand viel van zijn schouder naar haar tas, en Benjamin zag een sierlijke tatoeage bij haar pols, net onder haar mouw. Het leek op de snuit van een hond, maar Benjamin kon niet goed de rest van de tatoeage zien. 
“In zekere zin.” Gaf hij ontwijkend antwoord, waarbij hij zijn schouders ophaalde. 
De vrouw leek door te hebben dat het een onderwerp betrof die niet met vreemden besproken zou worden door Benjamin en ze knikte begrijpelijk. Vervolgens zochten haar ogen naar het let scherm, waarna ze haar wenkbrauwen optrok. “Ik begrijp dus dat je het bord vanaf hier kan lezen?” 
Benjamin keek verward van de oude vrouw naar het bord. De menigte mensen waar hij tussenstond verschoof af en toe wat naar voren wanneer anderen uit de massa vertrokken, en zo schuifelden ze steeds iets verder naar voren. Benjamin liep mee om niet in de weg te staan, maar hij kon het scherm prima lezen. Zelfs de afzonderlijke pixels die het niet deden vielen hem op, ondanks dat deze bijna net zo donker waren als het zacht witte licht dat ze uit hadden moeten stralen. Benjamin keek m zich heen en constateerde bij aanzien van de velen gestrekte nekken en zoekende gezichten dat bijna niemand in zijn naast omgeving dichtbij genoeg stond om het bord goed te lezen. Zelfs de groene kleur van ‘Ch-in Open’ of de rode kleur van ‘ch-in Gesloten’ bleek voor velen lastig om te onderscheiden. 
“Ja dat klopt.” Antwoorde hij dus, en vroeg “Is er iets wat ik even voor u op kan zoeken?”
De oude vrouw keek hem dankbaar aan, “Graag. Kunt u zien wanneer het vliegtuig naar Amsterdam vertrekt?”
“De check in is nog dicht, maar hij is niet vertraagd.” Benjamin wees met zijn vinger de hal door, naar het grote bord met gate nummer één tot vijf. “U moet daar heen, bij Gate één kunt u plaatsnemen. Daar vertrekt uw vlucht met pak hem beet twee uurtjes.”
De vrouw bedankte hem uitvoerig, waarna ze zich met een stevige tred een weg baande de menigte uit. Benjamin wreef in zijn ogen, vermoeid van het staren naar het scherm. Waarom was hij ook alweer zo van slag? Hij kon het zich niet goed meer herinneren, alsof er een mist was opgetrokken. Hij voelde nog wel stress, maar waarom was hij even vergeten.
Onzeker over de status van zijn vlucht liep Benjamin richting de Help-desk. Ook daar was het druk (dhu). Benjamin slaakte een zucht en besloot van een afstand zijn oren te spitsen, om te achterhalen of er meer mensen in de rij stonden die een stoel in zijn vlucht hadden geboekt. Na enige tijd zeefde hij wat woorden uit verschillende gesprekken tussen de reizigers en de medewerkers en reigde hij een redelijk verhaal aan elkaar. Hij wist niet goed wat hij moest doen om de tijd te doden, maar het bleek dat naar aanleiding van een storm aan de oost kust van de Verenigde Staten de vliegtuigen er niet mochten landen. Benjamin had deze stormen als kind vaak moeten aanschouwen vanaf zijn slaapkamer, terwijl hij zich in huis opvrat omdat hij niet naar buiten kon. Het storm seizoen was zijn minst favoriete tijd van het jaar, sinds hij nooit datgene kon doen wat hij het leukst vond; balsporten, hardlopen, langs de kades skaten, surfen en in de zon liggen. Benjamin herinnerde zich ineens dat zijn broertje juist genoot van die druilerige tijd. Of nou ja, Benjamin vond het druilerig en triest, maar Daneyon was altijd aanzienlijk beter op zijn gemak. Hij vond het heerlijk om binnen op de bank te hangen terwijl het buiten waaide, regende en stormde. Waar Daneyon relaxed op de grond ging liggen gamen veranderde  Benjamin in een tikkende tijdbom. Vele ruzies volgde tussen Benjamin en Daneyon, ruzies waar zelfs Celeste bij betrokken werd wanneer nodig. Celeste koos nooit snel een kant – tenminste, niet dat Benjamin zich kon herinneren – maar luisterde altijd wel en leek zich soms egt in te spannen om de twee broers te bedaren. 
Celeste… Het was drie mei. Dát was waarom Benjamin zo van streek was. Opnieuw verstrakte zijn lichaam en benam de gedachte hem de adem. Hij kuchte een keertje om zijn lichaam te ontspannen, wat enigszins werkte, en liep opnieuw een rondje door de hal. Terwijl hij liep begon hij een plan te maken over wat hij moest doen als hij bij zijn ouderlijk huis aankwam. Hij kon zich niet voorstellen dat hij binnen gelaten zou worden door zijn ouders, of misschien toch wel? Zou zijn broertje nog thuis wonen? Zouden hij en Celeste nog steeds af en toe samen een spel doen, of samen een film kijken? Zou Benjamin weer aan mogen schuiven bij die traditie? 
Nee, waarschijnlijk niet, dat voorrecht had hij vergooit toen hij de benen nam. Nu, jaren later, kon Benjamin zich niet meer goed indenken waarom hij was gevlucht van zijn thuissituatie. Hij was altijd al een stresskip geweest die snel beangstigd was, maar hij had nooit achter zichzelf gezocht dat hij de benen zou nemen wanneer het te heet onder zijn voeten was. Misschien was het wel zo heet geweest, te heet, maar Benjamin kon het zich niet meer goed indenken. Hij had vaak ruzie met Daneyon, zijn zus was ziek en het huwelijk van hun ouders bezweek langzaam onder de druk die bij dat alles kwam kijken. Het was misschien wel voor het beste geweest, één van de twee problemen was er mee op gelost, toch? 
Benjamin wist wel beter. Nu wist hij dat je geen probleem op kon lossen door ervoor weg te rennen. Je kon je niet verschuilen totdat de storm over was gewaaid, je moest naar het oog van de storm om tot rust te komen. Tenminste, dat was wat Eva hem altijd vertelde, en dat was een filosofie waarnaar Benjamin had geprobeerd te leven. En daarom was hij daar, in het vliegveld, nerveus en opgelaten. 
Hij kon niet zomaar met lege handen aankomen in de periode van iemands verjaardag. Hij wist niet of hij er goed aan deed om wat voor haar te halen, maar hij wist ook niet of hij er fout aan deed, en dus besloot hij een kleinigheidje te halen. Hij liep naar de souvenirs winkel aansluitend aan de hal, waar hij een bordeauxrood vest vond bedrukt met de iconische Big Ben en Engelse vlag. Het was cliché, het was veel te groot en ongelofelijk voorspelbaar, maar Benjamin wist zeker dat Celeste het een fantastisch cadeau zou vinden. 


@Amarynthia 
Amarynthia
Internationale ster



De stortbui had hen er bijna van weerhouden om het graf te bezoeken. Met bakken kwam de regen uit de lucht. Het hevige flitsen van de bliksem was na verloop van tijd gestopt, wat maakte dat hun enige excuus het druilweer zou zijn. Daneyon had het excuus graag voor lief genomen. Niet dat hij het graf van zijn zusje niet graag bezocht; hij kwam er bijna wekelijks. Het was zijn gezelschap met wie hij dat kwetsbare moment liever niet deelde. Zijn moeder was altijd een wrak als ze aankwamen bij het graf, zijn vader uitte zijn gevoelens in een nukkige houding. Een nukkige, afkeurende houding die hij voornamelijk op zijn enige overgebleven zoon projecteerde. Fijn, pap. 
Toch was de regen niet voldoende om hen tegen te houden. Met slechts een paraplu liepen ze de begraafplaats op, een paraplu die zijn ouders deelden, natuurlijk. Niet dat de regen Daneyon erg stoorde. Ergens brachten de regeldruppels hem tot rust, alsof het aansloot bij zijn gevoel. Een reflectie van zijn gemoedstoestand. 
De begraafplaats was immens groot. Honderden grafstenen stonden in tientallen rijen achter elkaar, bijna zover het oog reikte. Celeste had een plekje ergens achterin, maar was ondertussen omsingeld door een aantal nieuwe overledenen. Over tien jaar zou ze evengoed verdwijnen in de massa. Niet als het aan hem lag, hij zou haar niet in de steek laten. Niet zoals Benji dat gedaan had. De tatoeage op zijn rug begon wat te gloeien. Een tintelend gevoel dat zwak op de achtergrond bleef, al vanaf het moment dat ze de trieste locatie betraden. 
Ze sloegen het pad in waar ze lag. Zijn grote kleine zusje. De mensen die er lagen, waren allen nog niet lang geleden overleden. Niet lang, als in nog geen vijf jaar geleden. De grafstenen waren allen overwegend nieuw. Ze straalden glorie en trots uit, hadden de Totem op wat voor wijze dan ook geïllustreerd op het steen. Zij hadden er bewust voor gekozen dat niet te doen. De gezondheid van Celeste was nooit optimaal geweest, maar sinds het vertrek van hun broer en de komst van haar tatoeage, was het duidelijk bergafwaarts gegaan. Haar dood kon aan beiden te wijten zijn, maar zijn ouders hadden besloten de tatoeage de schuld toe te wijzen. Tuurlijk, dat was minder pijnlijk. Om die reden hadden ze haar Totem niet willen tonen op haar grafsteen en hadden ze gekozen voor een serene uitstraling, zo minimaal mogelijk. Ze had jaren moeten vechten, nu was het tijd dat ze tot rust kon komen. 
De tranen liepen al over de wangen van zijn moeder vanaf het moment dat haar grafsteen in beeld was gekomen. Ze huilde niet alleen om het verlies van haar dochter; Dane wist dat ze ook rouwde om het verlies van haar eerstgeborene. Opbeurend, maar met een norse uitdrukking, streelde zijn vader over zijn vrouw haar rug. Daneyon toonde weinig uitdrukking, bijna alsof het hem niet interesseerde en hij zich verveelde. Niets was minder waar. Hij gaf om haar, voelde zich eenzaam in de aanwezigheid van haar dode lichaam, maar kon er tegelijkertijd troost vinden, een soort steun. Normaal gesproken, dan. Het voelde alsof hij nu negatief beoordeeld werd om zijn houding, zijn aanwezigheid. 
‘Mijn kleine meid,’ fluisterde zijn moeder. 
Daneyon voelde zich opgelaten, alsof er van hem verwacht werd dat hij iets zou antwoorden. De waarheid was dat er genoeg herinneringen door zijn hoofd dwaalden. Mooie herinneringen van hun tijd, momenten waarbij hun kinderondeugd naar boven kwam. Maar, dat waren herinneringen van hen samen. Hij wist niet of hij die wilde delen met zijn ouders, om vervolgens een verwijt terug te krijgen van zijn vader. 
‘Ze was altijd zo fanatiek met het sporten,’ zei zijn vader. Ja, zijn vader. Er lag zelfs verdriet in zijn stem, terwijl een dun laagje vocht zich op zijn netvlies vormde. 
Oké, misschien was dit zo slecht nog niet. Misschien was dit het moment voor Daneyon om zich van een goede kant te laten zien, een moment om de band met zijn ouders te versterken. ‘Ik weet nog hoe we vroeger altijd Tien tellen in de Rimboe speelden. Fanatiek als ze was, ze zou er geen moment over nadenken mij te laten winnen, ook al was ze een stuk ouder.’ 
Zijn moeder reageerde op de manier die hij verwacht had: een glimlach die door de tranen heen brak. Zijn vader daarentegen kon enkel het negatieve horen in zijn verhaal. Het was haast alsof die man een soort filter had gecreëerd om al het negatieve er tussenuit te vissen. 
‘Jongen, je leert er niks van als ze je laat winnen. Benjamin zou dat niet eens willen.’
Waarom? Verdomme, vader. Waarom kan ik niets goed doen in jouw ogen? Een nieuwe bliksem flitste aan de hemel. Een luide donder was direct hoorbaar, aantoonbaar dichtbij. Daneyon begon zijn geduld te verliezen, voelde hoe zijn tatoeage begon te branden, écht te branden. Het zorgde ervoor dat Daneyon zichzelf verloor en zijn frustratie niet langer voor zich kon houden. ‘Godverdomme, vader. Zal ik niet gewoon direct van de brug af springen? Ik ben toch niet de zoon waar je op hoopte, dat is me al duidelijk genoeg.’
Natuurlijk viel die opmerking niet goed. Niet dat het Daneyon op dit moment iets interesseerde. Hij was er klaar mee. Hij was er klaar mee om als stront behandeld te worden. Hij was niet perfect, dat wist hij evengoed. Dat hoefde er echter niet continu in gewreven te worden. 
‘Waag het niet om die toon nogmaals naar mij aan te slaan, zoon!’ Zijn vader kwam onder de paraplu vandaan en kwam intimiderend voor hem te staan. Zijn ogen waren groot en dreigend. Zijn moeder bleef op een afstandje staan, begon nog harder te huilen. Op haar steun hoefde ze niet te rekenen nu. ‘Alsof vandaag nog niet moeilijk genoeg is voor jouw moeder!’
Daneyon rolde met zijn ogen. De intimiderende houding van zijn vader deed hem niets. De wind begon op te zetten en het begon steeds meer te rommelen boven hun hoofden. ‘Het zal wel. Waarom denk je dat Benjamin is weggegaan?’ Dat was een gemene streek, vooral omdat Daneyon wist dat hij daar zelf ook een groot aandeel aan had bijgedragen. 
Zijn opmerking werd beantwoord door een harde vuist in zijn gezicht. Een klap die samenging met een blikseminslag op een boom niet ver van hen vandaan. Een klap die er bijna voor zorgde alsof Daneyons rug in de brand stond. Daneyon slaakte een kreet uit en klapte naar voren. Hij greep met zijn handen naar zijn rug, probeerde de pijn te stoppen door zijn vingers in zijn huid te drukken. De klap op zijn gezicht deed hem niks, dat was niet waar hij de kreet om had uitgeschreeuwd. Hij raakte buiten adem, liet zichzelf op de grond neerzakken en maakte zichzelf klein. Het onweer begon agressiever te worden. Bliksemschichten stormden omlaag, sloegen in op verschillende plekken om hen heen. De wind werd heviger, de regen kwam met een grotere hoeveelheid omlaag. Het was een hevige storm en het was niet vertrouwd om op dit moment op een open plek als deze te staan. Zijn ouders wisten niet wat ze zagen, waren duidelijk van hun stuk gebracht. Niet dat Daneyon daar op dit moment aandacht voor had. Hij had zichzelf niet onder controle. Zijn hele lichaam tintelde, jeukte, brandde. Hij hield het niet. Nogmaals slaakte hij een luide kreet, waarbij hij zijn lichaam uitstrekte alsof er een kracht uit hem ontsnapte die al jarenlang zat opgesloten. Het moment daarna werd het zwart voor zijn ogen. 


@Altrados 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld