Mellifluous schreef:
Hall kauwde luid op kauwgum, waar ik me om eerlijk te zijn vreselijk aan irriteerde.
'Dus,' zei hij 'het lichaam, gevonden in New York en zijn dochter woont hier in Haven.' Hij hield het kladblok met de anderen notities voor mijn neus en ik pakte het aan. Hij had het met een slordig handschrift geschreven, terwijl hij, wat ik zag van de papieren die op zijn bureau lagen, niet had. Er hingen nog wat foto's van waarschijnlijk zijn familie aan de muur, een meisje van ongeveer vijf jaar oud en een meisje van, ik schat veertien, samen met een vrouw en een veel jongere Marcus Hall. Daarnaast hingen nog wat foto's van de kinderen apart en een replica van bekend schilderij, waarvan ik me de naam niet kon heugen.
'Bedankt.' Zei ik ten slotte en liep de kamer uit, waarna ik mijn jas van de kapstok pakte en naar buiten liep.
Ik besloot de dochter op te zoeken, waarvan het adres op het blok stond. Cécile Wakefield.
Ik keek even om me heen, ik dacht dat ik een gil hoorde, heel zacht. Ik slikte kort en liep verder, langs een man en een vrouw die hevig ruzie aan het maken waren. Ik pikte sommige woorden op, iets over iets handschoenen aanhouden. Plots begon het koud te worden en ik trok de jas, die nog over mijn arm hing, aan. Elke stap die ik zette, voelde ik de kou meer en meer. Het was lente, waarom was het zou koud? Ik schudde mijn hoofd kort en haalde mijn wenkbrauwen op toen ik een ijspegel zag hangen. Met inademen voelde ik koude lucht mijn keel bevriezen en wanneer ik uitademde, blies ik een wolkje.
Ik zag mensen hun huizen in lopen en besloot mijn auto op te halen, die nog een paar minuten lopen hier vandaan stond. Mijn handen, mijn neus en mijn oren werden steeds kouder, toen ik bij mijn auto aangekomen was, voelde ik mijn tenen niet meer. Ik probeerde de deur te openen, maar kreeg hem niet open, dichtgevroren.
'What te hell?' Fluisterde ik zachtjes tegen mijzelf.