Hadesu schreef:
Ze zette door. Ze zouden ervoor gaan. Zwijgend volgde Dean haar langs de huizen, door de straten, langs de winkels en bekeek de wereld die haar jeugd geweest was. Het leek er vredig. Natuurlijk was alles vernield door de infectie, maar zelfs in de stilte die op de eerste chaos had gevolgd, zag het dorp er vredig uit. Het was een leven wat hij niet kende, nooit gekend had. De straten, de winkels. Een supermarkt, waar ze waarschijnlijk wekelijks boodschappen had gedaan met haar moeder. Hij herkende de herinneringen niet, maar wist hoe ze voor haar moesten voelen. Het waren betere tijden geweest, onschuldige tijden. Tijden waarin het leven normaal was geweest voor haar. Een schooltje, een speeltuin. Een kapotte kinderfiets lag op de stoep, het frame totaal verroest maar daaronder was nog net een blije opdruk te onderscheiden. De eigenaar van het fietsje zou waarschijnlijk dood zijn, net zoals de vele andere inwoners van dit eens zo mooie plaatsje.
Ze spraken beiden niet. Hij niet omdat hij haar de kans wilde gunnen zelf iets te zeggen, of om te zwijgen en na te denken, en zij niet omdat er niet te bespreken viel. Dit was haar jeugd, haar leven. Niet het zijne. Dit was Charlotte voordat alles veranderd was, voordat de infectie het leven van iedereen verwoest had. Het prilste, meest onschuldige leven van een meisje uit een klein dorpje. En ze raakten steeds dichter bij de kern van dit leven. Haar thuis. Hij merkte het aan haar, de spanning die hij voelde in haar lichaam. Op een gegeven moment draaide ze zich naar hem toe, legde haar gezicht tegen zijn borst en ze zei het. Ze waren er bijna. Nog enkele straten, misschien minder. Misschien was het om de hoek al. Hij legde zijn armen om haar heen, wreef geruststellend over haar rug terwijl ze daar zo stonden. Het kostte haar tijd. Logisch, ze moest zo ongelofelijk veel gemixte emoties voelen op dit moment dat het zwaar moest zijn. Uiteindelijk lieten ze elkaar weer los, maar hij pakte haar beide handen vast en keek haar recht aan. 'Charlotte, ik ben vlak bij je, ja? Wat er daar ook is, hoe het er ook uitziet, ik ben er. Ik kan dan misschien niet begrijpen wat ik zie, maar ik steun je. Altijd.' Zacht drukte hij zijn lippen op haar voorhoofd, waarna hij naar haar glimlachte. Bemoedigend, hoopte hij persoonlijk. Ze waren er nu bijna, de ontknoping was dichtbij. Hij was benieuwd hoe haar vroegere leven eruit had gezien, waar ze had gewoond. De straat zelf verraadde namelijk weinig.
@Amarynthia