Varamyr schreef:
Zijn ogen bleven liggen bij een man die hij maar al te goed kende; Radnor.
Flashback:
De deuren werden met een enorm kabaal geopend, waarna zijn lichaam in de deuropening verscheen. Geen enkele seconde bleef hij staan om de zaal te scannen; zijn looppassen zette hij meteen weer in actie.
Onderweg reikte hij zijn hand uit naar een rieten mand, gevuld met zakjes chips. De barman had geen zicht; hij was net op weg naar de twee mannen die hun plaats hadden gevonden bij de bar. Aarzelen deed hij dus niet. Hij pakte, zonder een cent te betalen, één zak uit de mand vooraleer hij de zaal bekeek.
Een onverzorgde man, gekleed in een te groot en te fel trainingspak zat eenzelvig aan één van de aanwezige tafels. Vettige haren hingen voor zijn gezicht, terwijl hij Rodrigo met een verzwakte grijns bekeek. Rodrigo daarentegen verrekte geen spier. Hij was hier niet gekomen om vrienden te maken. Hij wilde informatie.
‘’Je weet wat ik wil. Vertel,’’ vertelde hij hem, net nadat hij zijn lichaam hadgeplaatst op de houten stoel.
‘’Eerst geld.’’
‘’Waar dacht je aan?’’
‘’Veel. Veel geld.’’
‘’Veel geld? Om met pensioen te kunnen gaan?’’ Het gekraak van zijn chipszak kwam vrij toen hij beide handen plaatste op het plastic. Het geluid duurde echter niet lang. Binnen een paar secondes was de zak al geopend en had hij één van de vele chips in zijn mond gedauwd.
‘’Yeah.’’ Hij bekeek zijn gezicht, terwijl hij op zijn gemak zijn mond leegat. Hoewel hij zichzelf een maffioso noemde, kende hij ook zo zijn nette manier.
Toch was hij niet helemaal net bezig. Zwijgend bracht hij zijn hand naar zijn knie. Zijn vingers klemden zijn magere knie; hij kon het bot met één zwakke aanraking al voelen.
‘’Mager ventje, hè?’’spotte hij, zijn blik strak gericht op hem. ‘’Heb je soms ook kippenhersens?’’
Kracht zette hij in zijn hand, wat er voor zorgde dat zijn knie zo min of meer werd samengeperst. Het gekraak van zijn bot drong zijn oren binnen en een grijns vormde zich rond zijn lippen.
Radnor’s ogen straalden angst uit. Hij zag er al niet al te best uit. Hij was angstvallig, wist niet hoe hij zich moest verdedigen en had geen huis. Elke dag begluurde hij mensen en misschien was dat wel waarom Rodrigo juist voor hem koos; hij wist dingen die andere mensen niet wisten.
Echter toonde hij geen genade. Zijn lichte gekreun kon hem geen barst schelen. Radnor moest weten waar zijn grenzen waren en dat hij niet kon dollen met hem.
‘’Volgens mij heb je geen Iers bloed in je. Ik ben een echte Kelt. Dat maakt me onvoorspelbaar,’’ integreerde hij. Zijn hand bracht hij langzaam weer terug boven tafel, maar zijn blik bleef bij de zijne liggen. ‘’Wist je dat de Ieren het knieschrijfkraken uitvonden? Smerig werk. Ze lappen je wel op, maar je blijft altijd mank lopen. Hoe klinkt dat? ‘Radnor de Manke?’ Valt dat binnen je pensioen?’’
Opnieuw begon hij te eten, terwijl hij zijn hand opstak. Zijn grijns was inmiddels al vervaagd. Het was geen spel. Zijn informatie kon hem weleens verder helpen met zijn opdracht en kon hem minder tijd kosten.
Hij draaide zich om en bekeek de barman. ‘’Cognac, port en een grote whisky,’’ vroeg hij aan. De barman’s geknik was duidelijk; het was aanwezig en hij zou ervoor zorgen dat het op hun tafel terecht zou komen.
’'We doen het zo; wenemen een flinke borrel, om ons besluit te bekrachtigen.’’ Radnor had geen stem. Hij was te bang om überhaupt een tegensprekend woord uit te brengen. Het was één van de vele nadelen die hij met zich meebracht. Vanwege zijn eigenschappen kon iedereen, die het ook maar durfde, hem misbruiken.
Vanuit zijn ooghoek zag hij de barman komen aanlopen met drie glazen die op zijn dienblad stonden. Zwijgzaam haalde hij zijn handen van tafel en niet veel later verscheen het drinken op hun tafel. Dat was het moment waarbij de drie mannen elkaar aankeken. Het was geld wat hij verwachtte.
‘’Kom op, Rad. Betaal de man.’’
‘’Ik drink geen cognac.’’ Rodrigo omarmde niet dat hij hem tegensprak. Toch hoefde hij niet veel te doen, buiten hem aan te kijken, om hem over te kunnen halen.
Zijn hand liet hij op een rap tempo in zijn jas gaan waarna het briefgeld in hun zicht kwam.
‘’Houd de rest maar,’’ zei Rodrigo nog tegen de barman, vooraleer hij met een glimlachop zijn gezicht hen verliet. Radnor daarentegen keek ontevreden weg. Zijn lijkbleke hoofd werd ondersteund door zijn vinger.
‘’Vertel op. Waar is hij?’’
‘’Ik zag hem lopen bij het industriepand, samen met een vrouw. Toen ze vroeg: ‘’waar ga je heen’’, zei hij ‘’ik heb nog een deal te bespreken.’’ Zijn stem werd steeds zachter naarmate het einde steeds nabijer kwam.
Desondanks kon hij zijn zogenaamde uitspraak niet waarderen. ‘’Is dat alles?’’
Lichtelijk geïrriteerd greep hij naar de whisky. Het zat aardig vol, maar hij had er geen moeite mee om de inhoud in één keer leeg te drinken.
‘’Echt. Hij is knettergek.’’
Hij rolde met zijn ogen. Radnor hoefde hem niet te vertellen dat Joao knettergek was. Hij had genoeg meegemaakt om dat zelf ook wel te kunnen begrijpen.
‘’Waar is de deal?’’
‘’Geen idee, maar ik zie straks iemand die het weet.’’ Eén van zijn mondhoeken trok hij op, terwijl zijn lichaam steeds verder over de tafel hing. Het was beklagenswaardig hoe hij dacht dat hij hem kon helpen en dat hij voor zulke informatie ook nog eens geld vroeg.
‘’Laat maar. Ik vraag het de beheerderzelf.’’
Hij schoof zijn stoel naar achteren, waarna hij het volgende glas, gevuldmet port, in zijn handen nam. Het was complete tijdverspilling om hier nog te blijven dus het was beter om weg te gaan.
Hij keerde zijn rug naar hem om, maar voordat hij aanstalten kon maken om weg te lopen, sprak Radnor weer. ‘’Krijg ik nou helemaal niks?’’
‘’Je mag mijn chips hebben, inhalige rat. Wat wil je nog meer?’’ En met dat, verliet hij de bar.
» Hij trok zijn wenkbrauw op, kijkend naar Radnor. Hij was niet veel verbeterd; hij zag er nog steeds zo vettig uit als hij toentertijd eruitzag, maar hij had wel meer lef. Althans, zo zag het er naar uit. Zijn bange ogen waren verdwenen. ''Radnor,'' begon hij, ''smaakten de chips goed?'' Een kortdurende lach verliet zijn mond, terwijl hij zijn handen weer liet zakken. De pistolen hadden ze onderwijl weer naar beneden gericht.