Delutix schreef:
'De tijd is voor ons gekomen om op te rijzen uit het duister en de wereld te laten zien dat het anders kan!' Vele stemmen juichten toen De Aardenaar zijn toespraak afsloot. Niet alleen mannen en vrouwen, maar ook kinderen waren gekomen om naar hem te luisteren. Als De Aardenaar sprak, was iedereen stil. Vanavond zou er eindelijk verandering komen.
Luca keek een keer goed om zich heen, maar kon zijn vader niet vinden in de donkere menigte. Nogmaals speurde hij de gezichten af en dit keer ontdekte hij de grijze bos haren wel. Hij liep erheen en tikte op de welbekende schouder die altijd boven hem uit had gerezen, maar die nu, ondertussen al een paar jaar, een centimeter of tien onder die van hem zaten.
'Hoor je dat, jongen? Het gaat gebeuren! Vanavond!' Zijn vader keek hem met grote ogen vol enthousiasme aan.
'Zullen we dan maar in formatie gaan staan?' vroeg Luca, terwijl hij al verder liep naar zijn positie. Ook hij voelde het enthousiasme dat zijn vader uitstraalde in zijn lichaam. Het had al zo lang geduurd voor dit moment was aangebroken, maar nu vond hij het niet erg om even een extra minuut de tijd te nemen om het in zich op te nemen.
De kinderen die waren komen luisteren, waren naar huis gebracht door hun ouders. Nu waren er een tiental mannen en een handjevol vrouwen overgebleven die zouden vechten voor hun doelen,
'Zorg dat je klaar staat, zodat je op mijn signaal in actie kan komen!' klonk De Aardenaar boven de stoet mensen uit.
Even was het stil, waarna Luca een grote trilling onder zijn voeten voelde. Dit was het teken. Hij begon te rennen en merkte dat de mensen om hem heen dat ook deden. Zij zouden de afleiding vormen, maar voor hem was dat niet weggelegd. Het enorme gebouw voor zijn neus was zijn doelwit. Hij trapte de zware deur in van het gemeentehuis en stormde de hoge, witte kamer in. Aan de achterzijde van de betegelde kamer zag hij een trap, waar hij zich heen haastte. Twee mannen in pak hadden hem echter gespot en richtten hun wapens op hen, maar het moment dat ze schoten, stuurde Luca een vlam op beide mannen af en sprong uit de weg. Het scheelde niet veel, maar hij was blij dat hij het eerste deel van het plan zonder kleerscheuren had overleefd.
Snel sprong hij de trap met drie treden tegelijkertijd op en analyseerde de situatie vlug. Door de rel die er beneden op straat gaande was door de andere leden, kon Luca zich ongezien in de kamer van de burgemeester begeven. Daar stond een jongen, nog geen 17, in het midden van de kamer. Met tranen in zijn ogen, stond hij uit het raam te kijken.
'Jullie zijn hier voor mij, toch?' vroeg hij met een bevende stem. Luca bevestigde dit en sloeg zijn arm om de jongen heen.
'Er is nu niets meer om je zorgen over te maken, we gaan je niks aandoen. We zijn zoals jij.' De jongen keek hem verward aan. De blik van hoop in zijn ogen zei genoeg voor Luca. Dit was de blik van een jongen die zijn eigen potentie niet kende, omdat hij nooit aangemoedigd of überhaupt geaccepteerd was. Luca maakte een vuist en opende toen zijn hand met de palm naar boven. Een klein vlammetje danste in het midden van zijn hand en hij hoorde de jongen scherp inademen.
'Ik ben niet de enige?' vroeg hij, nog steeds ongelovig, ook al had Luca hem net het antwoord laten zien.
'Zeker niet, maar we moeten hier weg. Nu!' beval hij en de jongen liep achter hem aan.
De twee mannen van eerder beneden waren bijgekomen en de trap op gestrompeld. Nu stonden ze weer met hun wapens gericht op Luca, maar een plotselinge windvlaag sloeg hen over de balustrade.
Luca keek naar de jongen naast hem. 'Niet slecht, kiddo. Kom mee.' Vlug nam Luca hem bij zijn bovenarm en trok hem mee naar de brandtrap die naar beneden leidde.
Het tweetal haastte zich naar beneden en Luca gaf een signaal aan de rest van de groep die zich snel terugtrokken. De Aardenaar stond plotseling naast Luca en hoewel hij de man niet had zien aankomen, gaf hij geen kik.
'Goed gedaan, jonge vuurstuurder. De jongen kan nu met mij mee, hij zal grootse dingen gaan bereiken.' Luca knikte eenmaal en keek toen de jongen bemoedigend aan, waarna hij zich naar de rest van de groep snelde.
-
De ruimte waar Luca zich in bevond was rond. Hij wist niet zeker wat hij daarvan vond, maar hij wandelde rustig naar het bureau in het midden van de kamer toe.
'Ga even zitten,' zei De Aardenaar. Bij de deur van de kamer zag Luca Adrian staan. De jongen die hij vijf jaar geleden uit het gemeentehuis had bevrijd, was ondertussen opgegroeid tot een jonge, zelfverzekerde man en hij gaf hem een scheef lachje.
'Zoals je weet, hebben we drie jaar geleden met Adrians hulp ons bestaan kenbaar gemaakt door de grote storm bij Nim. Ik ben blij dat de uitbreiding van de Namakeen goed gaat, maar ik wil graag een nieuw stuk land erbij betrekken.' Luca knikte. 'Ik wil dat jij de leiding van deze Bevrijding op je neemt.' Luca's ogen werden groot. Dit was een hele eer voor hem.
'Zeker, meneer,' zei hij standvastig.
'Goed, neem Adrian met je mee en begin met plannen. De Bevrijding vind over drie dagen plaats en zal beginnen bij de stad Isna. Succes en stel me niet teleur.'
Luca verstijfde een moment bij het horen van de plaatsnaam, maar knikte vlug. 'Ja, meneer,' sprak hij, waarna hij met Adrian door de deur liep om een plan te verzinnen.
@Other