Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Ik wens jullie allemaal een hele fijne en veilige jaarwisseling toe
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
16 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
O) Mountains
Account verwijderd




* alleen Emethe en ik
* onthouden en hooghouden mag, het liefst niet te vaak

Ik: meisje ~ Alana Roses ~ 17 jaar ~ picture ~ geïnteresseerd in legendes ~ fysiek is ze een zwak persoon, mentaal een sterk persoon ~ altijd aardig ~ op zoek naar avontuur ~ 



Jij: jongen + begin
Emethe
Straatmuzikant



Ik: Ezu'el~Jongen~120 jaar/ziet eruit als 18 jaar~picture~behulpzaam~sterk~nieuwsgierig~geïnteresseerd in de buitenwereld




--------------------------------------------------------------

Lachend zaten we in de klas, ik en mijn vriend Jo'el. We zitten bij geschiedenis, het is ongelooflijk saai. We verveelden ons dus we begonnen een spelletje te doen, wie de gekste bijnaam kon verzinnen. Voor Rely, het arrogantste meisje uit de klas, hadden we Miss. Pimpelbottom bedacht. Na een tijdje waren we zo in de lach geschoten dat we niet meer konden stoppen. Nu werden we door onze, toch al chagrijnige leraar, eruit gestuurd. Samen op de gang bescheuren we ons nog steeds. 'Zijn gezicht, zag je zijn gezicht, hij was woedend' roept Jo'el lachend uit. 'Nou je moest Rely's gezicht zien, oh pardon Miss. Pimpelbottom's gezicht, ze werd rood van woede' lachend ga ik op de grond zitten. 'Man, die gaat ons terug pakken!' Jo'el valt naast me op de grond. Een groepje meiden loopt langs en werpt rare blikken op ons. Ik steek me tong uit naar hun. Jo'el die net wat bijgekomen was, schiet weer in de lach, dubbel zo hard. 'Hopelijk zitten we niet te diep in de problemen' zeg ik.
Account verwijderd




Alana
De meeste mensen vinden deze wereld perfect: mobiele telefoons, lekker eten, auto's, computers... Echter zijn deze mensen er niet van bewust dat deze wereld ook een duistere kant heeft. Maar ik weet heel goed dat deze wereld duister is.

Ik woon bij mijn zieke moeder; ze heeft kanker. Elke dag moet ik voor haar zorgen, wat erg vermoeiend is naast mijn studie.
''Alana, mag ik een kopje thee?'' Vraagt mam met een kleine glimlach. Ik buig naar voren en zachtjes druk ik mijn lippen op haar ruwe wang.
''Tuurlijk mag je dat.'' Mijn moeder is een schat, maar het kost veel moeite om voor haar te zorgen. Ik heb nagedacht over een verzorger, maar we hebben er geen geld voor. Mijn moeder is werkeloos, een half jaar geleden is ze haar baan kwijtgeraakt door haar ziekte. Ik werk, naast mijn studie, bij de plaatselijke Albert Heijn. Voorzichtig op mijn lange punthakken loop ik naar de keuken. De waterkoker maakt een zuchtend geluid wanneer ik hem aanzet. Ik vind dat geluid erg grappig en ik blijf er naar luisteren terwijl ik tegen het aanrecht aan leun. Het gevoel van hier staan is prima; ik voel me hier erg op mijn gemak. Maar ik weet dat de angst me overvalt wanneer ik uit dit huis ben. Elke dag als ik buiten mijn huis ben, wordt ik getreiterd, bedreigd, gepest.. Binnenshuis werd ik ook gepest, via internet, maar ik heb al mijn accounts verwijderd. Alleen via schoolmail komt er nu regelmatig een haatmail binnen..

''Val dood neer, Alana. De volgende keer schrijf ik je naam zonder hoofdletter, want belangrijk ben je niet. De hele wereld haat je, enkel je moeder hield van je, neem maar afscheid, want morgen neem ik haar van je af.''

Deze mailtjes probeer ik te negeren, maar dat lukt helaas niet. Het doet pijn in mijn hart als ik het lees, maar die pijn laat ik niet merken. Nog niet. Een laatste zucht komt uit de waterkoker, wat erop wijst dat het water warm is, daarom schenk ik een beker in. Ik loop terug naar de woonkamer waar mam in haar donkerrode, suède stoel zit.
''Alsjeblieft moeder,'' zeg ik. Een kleine, gebroken glimlach ontstaat op mijn gezicht. Ik lach bijna nooit en als ik lach, is het maar een klein glimlachje.
''Bedankt schat, ik houd van je,'' mijn moeder beantwoord mijn glimlach met een knikje. ''Zal ik je nog een keer de legende vertellen? Ik kan niet veel met mijn ziekte, wat erg stom is, maar verhalen vertellen kan ik nog wel. Dat heb ik lang niet meer gedaan, enkel nog toen je een klein meisje was.''
''Ja, dat klinkt goed moeder. Maar dagelijks hoor ik nog mythes hoor, want ik studeer Mythologieën, legendes en volksverhalen.''
''Dat weet ik toch lieverd.. Ik ben misschien niet de oude moeder van vroeger meer, maar mijn geheugen heb ik nog hoor.'' En toen was het bijna in de kamer, want ik beantwoordde haar zin niet. Ik luisterde naar de koekoeksklok aan de muur die een irritant geluid maakte, omdat het zeven uur 's avonds is. Mijn blik gaat naar moeder die wacht tot de klok klaar is met haar muziek, die wacht tot ze kan beginnen met haar verhaal. De blik in de ogen van mam is prachtig, want ze kijkt zo dromerig.
''In de duistere, met sneeuw bedekte bergen aan de rand van ons dorp...'' Zo begon ze haar verhaal.
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
'Laten we er gewoon vandoor gaan, ik heb geen zin in problemen' zei Jo'el terwijl hij opsprong. 'Laten we mist maken om die rare dorpsbewoners beneden te laten schrikken' Ik sprong ook omhoog. 'Ja, rare lui daarbeneden, je maakt een beetje donkere mist en bliksemschichten en ze flippen gelijk' Jo'el en ik hebben de gift van Magie geërft, hij heeft weermagie gekregen, de vaardigheid om het weer te controleren. Hij vindt het fantastisch om de bewoners beneden de berg angst aan te jagen. In de winter wanneer het hier niet sneeuwt laat hij het sneeuwen om de kinderen een plezier te doen. Zijn ouders zijn trots dat hij weermagie heeft geërfd van zijn overgrootvader, die een beroemde magiër was. Hij komt een paar keer in de geschiedenis voor van ons kleine dorpje, hoe hij iedereen heeft gered met zijn krachten. Door die verhalen heeft iedereen grote verwachtingen van Jo'el, die hij tot nu toe nog niet heeft waargemaakt. Meestal zaten wij met ons tweeën grappen uit te halen, dat maakt zeker geen indruk op de raad. De raad zijn een clubje hoge piefen die leerlingen van de school van magie moeten beoordelen of dat ze geschikt zijn om af te studeren, ook nemen ze besluiten over algemene zaken in het dorp, zoals dat de winkels moeten worden opgeknapt enzovoorts. Ik heb de magie van mijn oudoom geërfd, wat lang niet zo spectaculair was als het weer controleren. Ik heb namelijk de magie van vuur, waar je niks mee kan tenzij je iets wil opblazen of wanneer je het koud hebt. We renden de school uit, voordat iemand opmerkte. Enthousiast liepen we naar de rand van het dorp. Daar aangekomen deed Jo'el zijn arm omhoog en uit zijn handen kwam een donkere mist. Voor het effect schoot ik een paar vuurstralen in de lucht. Toen deed onze grote magiër een paar handbewegingen en er schoten bliksem stralen eruit. Vanuit het dorp beneden moet het er heel griezelig uitzien, vanaf hier leek het meer op vuurwerk. Opeens hoorden we achter ons een gebrom. We keken om. 'Heren, hebben jullie al niet genoeg problemen?' onze schoolmeester stond achter ons met een niet zo blij gezicht. Jo'el keek naar zijn voeten. Ik keek de schoolmeester daarentegen recht aan. 'Gewoon een beetje plezier, meester' zeg ik zo nonchalant mogelijk. De schoolmeester zuchtte een diepe zucht. 'Ezu'el, van jou had ik het verwacht, maar Jo'el van jou had ik meer verwacht dan dit' hij zette een paar grote stappen, zodat hij recht voor hem stond. 'Wat zou je moeder wel niet denken, dit is al de vierde keer dat je die arme mensen daar beneden laat schrikken, ze hebben al genoeg te verduren met die steentrollen die continue aardbevingen veroorzaken' Hij sloeg zijn armen over elkaar. 'Wij kunnen er toch niets aan doen dat ze zo dom daar beneden zijn' mompelt Jo'el zacht. De schoolmeester pakten onze armen en trok ons mee naar de school. 'Jullie zitten erg diep in de problemen, heren' zei hij streng.
Account verwijderd




Alana
''In de duistere, met sneeuw bedekte bergen aan de rand van ons dorp..

Wonen magiërs. De mensheid heeft ze naar de verlaten oorden verdreven, omdat men bang was voor hun magische krachten. In de bergen werden ze met rust gelaten, want geen mens kwam daar. Ze bouwden een nieuw leven op, ook een nieuwe stad. Al snel was de berg vol met ondergrondse gangen, waar allerlei wezens, verdreven door de mensheid, nu wonen. De ingang van de stad is goed verstopt, zodat de mensen hem niet zouden vinden. Maar áls een mens hem zou vinden, zou hij of zij eeuwige geluk vinden. Op een dag wou een klein meisje op avontuur. Ze was nog erg jong, haar ouders vonden haar te jong voor reizen. Maar ze luisterde niet, nee.. Ze trok samen met haar ezel de bergen in, op zoek naar de ingang van de legende. Dagenlang was ze op zoek, maar ze vond de ingang niet.. Ze was uitgeput en vermoeid, daarom zocht ze een plek om te overnachten. Ze vond een donkere grot en het meisje vond het de perfecte plek om uit te rusten. Midden in de nacht werd ze wakker door een geluid, een geluid van stemmen. Maar ze wist dat geen andere mensen zich bevonden op de berg, dus.. Ze opende haar oren en luisterde goed. Het geluid kwam dieper vanuit de grot. Voorzichtig stond ze op en voetje voor voetje schuifelde ze verder de grot in. Daar zag ze, op de grond, twee magiërs zitten. Ze waren aardig tegen haar, wat ze niet verwacht had. De magiërs zouden haar wens vervullen, omdat ze vonden dat ze al zo'n lange reis had gehad..

Maar wat ze wenste, wist niemand. Of tenminste: geen enkele mens. Want ze is nooit teruggekeerd uit de bergen.'' Een donder verstoort moeders verhaal, maar ze vind het niet erg. Een glimlach op haar gezicht, zo breed. Een naar gevoel bekruipt me, door de bliksemschicht die de kamer een korte tijd verlicht. Plotseling valt het stroom uit en daar zaten wij.
''Mam? Ik vind.. het onweer niet fijn..''
''Lieverd, je bent zeventien, bijna achttien. Wees niet bang voor zoiets onnozels,'' zei moeder als antwoord. Haar reactie was zo bot dat ik ervan schrok, want meestal doet moeder heel begripvol tegen mij.
''Schat, kun je de wereld alleen aan?'' Een rare vraag -en het kwam zeer onverwacht.
''Hoezo?''
''Ik heb het gevoel... Dat ik je niet veel langer kan vergezellen. Elke dag voel ik mijn lichaam zwakker worden en op een dag zal het einde komen.'' Ik slikte. ''Beloof me dat als ik weg ben, je op avontuur gaat, net als het meisje in het verhaal. Ga de bergen in op zoek naar de magiërs. Ik... Ik... Ik hoop dat je ooit weer gelukkig wordt.'' Opeens was het akelig stil in de kamer. Mam maakte geen enkel geluid. Ik hield mijn adem in en ik hoorde wat donders in de verte.
''Mam?'' Geen reactie. Voorzichtig stond ik op en ik liep naar haar stoel toe. Ik legde mijn hand op haar pols -geen polsslag.
''Mam?'' Vraag ik nog eens, maar weer geen reactie. ''Mam..'' Tranen lopen over mijn wangen. Het besef dat de enige die van me hield deze wereld heeft verlaten.. is hard. Ik voel dat mijn neus snotterig wordt door het huilen, maar dat negeer ik. Het enige waar ik nu aan kan denken, is dat mijn moeder dood is.
MayheM
YouTube-ster



leuk
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
We kwamen aan op onze school. De schoolmeester bracht ons naar zijn kantoor, waar onze ouders al zaten te wachten. Of beter gezegd mijn vader en Jo'el's moeder. Mijn vader stond op toen we binnen kwamen. 'Zit je nu alweer in de problemen!' riep hij uit. 'Op deze manier wordt het nooit wat met jou, straks kom je ook nog op rare ideeën, zoals ...' 'Meneer, alstublieft, houdt u in' sprak de schoolmeester, mijn vader zweeg. 'Ga toch zitten heren' zei hij terwijl hij achter zijn bureau ging zitten. Mijn vader ging weer zitten. Jo'el ging naast zijn moeder zitten, ik ging dichtbij de deur zitten, voor het geval dat. 'Wat heeft mijn klein Jo'el nu gedaan?' vroeg Jo'el's moeder. Ik schoot bijna in de lach. 'Kleine' is hij bepaalt niet, hij is bijna twee meter hoog. Vergeleken met hem ben ik een dwerg. Veel meisjes vinden hem dan ook fantastisch, doordat hij zo lang is, zijn bruine korte haar, met een beetje slag erin, zijn knal blauwe ogen. En dan is er natuurlijk ook nog dat 'hij wordt de beste magiër ooit' ding. Alle vrouwen vallen flauw als ze hem zien. Hij krijgt de mooiste meisjes en de beste baantjes aangeboden. Hij haalt ongelooflijk goede cijfers, is altijd aardig, beleefd en behulpzaam. Hij is gewoon perfect. In tegenstelling tot mij. Ik kom altijd in de problemen en trek andere daarin ook mee. Ik ben te nieuwsgierig, waardoor ik mijn neus steek waar hij niet hoort. Mijn cijfers blinken niet uit, maar zijn ook niet bar slecht. Als meisjes al met me praten is het om te vragen of ik ze voorstel aan mijn vriend. Zelfs mijn vader vindt hem perfect. Hij zegt altijd 'waarom ben je niet meer zoals je vriend Jo'el'. De enige die nog een beetje mij waardeert is mijn tante, maar die is niet echt bepaalt normaal. Ik zucht, dit wordt vanavond weer een eindeloze preek. 'Ezu'el is een echt probleem, u moet zorgen dat hij meer zijn best doet' mijn vader knikt instemmend. Ik luister maar met een half oor. Dan zegt de schoolmeester dat ik mag gaan. Samen met mijn vader lopen we het kantoor uit. 'Jij zit diep in de problemen, jonge man' Hij kijkt me woedend aan. Fijn straks krijg ik ook geen eten meer en moet ik vroeg naar bed, ofdat ik nog een kleuter ben. Zwijgend lopen we naast elkaar naar ons huis. Daar aangekomen opent mijn tante de deur. 'Alor'al, wat is er gebeurt?' vraagt ze bezorgt. Alor is de titel van mijn vader, zin naam is Al, Alor betekent Wijsheid of hij die wijs is. Mijn titel is Ezu, dat staat voor nieuwsgierigheid. Je titel krijg je wanneer je honderd jaar wordt. De titel is gebaseerd op je persoonlijkheid, mijn moeder had als titel Ena, vrijgevigheid. Ena'rel was haar naam. Ze stierf toen ik nog jong was, het enige wat ik herinner van haar is haar gezicht. Ze was prachtig en altijd aardig. Sommige mensen in het dorp praten nog steeds over hoe vriendelijk ze was, ze gaf de kinderen in het dorp altijd snoepjes en verzorgde de ouderen. Ze hielp iedereen die hulp nodig had. 'Ezu'el zit weer eens in de problemen' zei mijn vader terwijl we naar binnen liepen. Ik plofte me neer op een grote stoel in de woonkamer. Mijn tante liep naar de keuken. 'Wil je wat drinken, Ezu'el!' riep ze vanuit de keuken. 'Nee, bedankt!' riep ik terug. Mijn vader ging zitten op een stoel tegenover me. 'Jij dan, Alor'al, koffie misschien of iets sterkers?' vroeg ze. Ik hoorde iets stromen. 'Nee, Qol'nes' riep mijn vader terug. Qol staat voor schoonheid, mijn tante was vroeger beeldschoon, nu is ze ouder, maar nog ziet ze er erg mooi uit. Ze kwam terug met een glas fruitsap. 'Qol'nes, alsjeblieft wil je boven gaan zitten, dit is belangrijk' vroeg mijn vader aan haar, zijn stem klonk vermoeid. 'Natuurlijk' zei ze verontwaardigd en liep naar boven. Haar voetstappen hoorden we nog steeds na een tijdje zwijgen. Ik zuchte diep. 'Hoe erg zit ik in de problemen?' vroeg ik om de stilte te onderbreken. Mijn vader keek me een tijdje aan voordat hij antwoordde. 'Je moet stoppen met dit' zei hij streng. 'Stoppen met Jo'el erbij te betrekken, stoppen met problemen veroorzaken, stoppen met...' zei hij zonder adem te halen. Hij keek naar zijn handen. 'Stoppen met ons zo ongerust te maken' fluisterde hij zacht. Ik keek naar hem. Opeens leek hij erg oud, hij zag er altijd jong en vol kracht uit, maar nu zag hij er oud en zwak uit. Ik begon me schuldig te voelen met mijn gedrag. 'We moeten maatregelen nemen, we hebben er al eerder over gesproken, de schoolmeester, de raad en ik' ging hij verder. Nu keek hij me recht aan. 'We zouden dit niet doen al het niet nodig was, maar...' er viel een drukkende sfeer over de kamer, ik voelde me plotseling erg nerveus. Mijn lijf begon te trillen. Ik voelde het al aankomen. Er sprongen tranen in mijn ogen. 'We nemen je magie weg' zei hij. 'Maar, papa' riep ik uit. 'Niks te maren' riep mijn vader uit. Hij leek gelijk niet meer oud. 'Het is maar tijdelijk, voor een maand, tot die tijd geen magie, je moet extra straf werk maken' Tranen stroomden over mijn wangen, ik sprong op en rende weg. Mijn vader hield me niet tegen en riep me ook niks achterna. Ik rende weg, weg van hier. Alles kon ik verdragen, maar dit niet. Mijn magie was het enige wat me speciaal maakte. Door mijn tranen zag ik niet waar ik heen rende. Blind liep ik door het dorp. Tot ik struikelde en in de sneeuw viel.
Sepultura
YouTube-ster



o
Account verwijderd




Alana
Ik had het gevoel dat ik alleen nog maar kan huilen. Tranen blijven maar stromen en het gevoel van eenzaamheid overvalt me. Als ik nu, net zoals mijn moeder, zou sterven, zou niemand me missen. Ik voel me zo klein in deze wereld. Ik ben een niemand.
Ik zit hier, gebroken van verdriet, op de grond naast de rode stoel van mama. Teder houd ik haar koude hand vast.
''Mama, waarom nu?'' Fluister ik zachtjes. ''Waarom niet op een andere dag? Vandaag is een mooie dag om te sterven hoor, maar, ik bedoel.. Nu ben ik alleen. En jij bent waarschijnlijk ook eenzaam in de hemel boven mij..'' Mijn blik glijdt even naar het plafond en ik slik. ''Ik.. blijf altijd van je houden. Je was een goede moeder.'' Mijn stemgeluid wordt onderbroken door de ringtone van mijn mobiele telefoon. Ik voel dat het voorwerp in mijn broekzak trilt. Voorzichtig haal ik het uit de zak van mijn spijkerbroek en ik neem op.
''H... Hallo?'' Vraag ik. Mijn stem is bibberig, maar dat negeer ik. Aan de andere kant van de lijn hoor ik iemand zachtjes 'het is haar' zeggen.
''Spreek ik met Alana?''
''Ja,'' zeg ik kortaf.
''Alana, je bent een zwakkeling. Iedereen HAAT je, weet je? Je bent een mislukkeling, een miskraam. Die moeder van je doet maar alsof ze van je houd, in werkelijkheid heeft ze je altijd een kutkind gevonden...'' De woorden van mijn moeder raken me en ik kan deze woorden nu niet aan, daarom hang ik op. Het liefst wil ik gillen, maar ik houd een hand voor mijn mond om een kreet binnen te houden. Die pestkoppen weten natuurlijk niet dat mijn moeder dood is, maar dat ze denken dat ze nog leeft, doet me pijn. Nooit zal ik de waarheid aan iemand willen vertellen, maar het zal wel moeten. Deze gebeurtenis zal de buitenwereld in moeten, maar ik wil er niet steeds mee geconfronteerd worden -dat is het probleem. Ik veeg de tranen van mijn wangen en ik geef mijn moeder een kus op haar koude lippen.
''Weltrusten,'' mompel ik. Voorzichtig loop ik in het donker, want de stroom is nog niet terug gekeerd, naar mijn slaapkamer toe. De laatste woorden die mijn moeder tegen me zei, weerklinken in mijn achterhoofd.
Alana, beloof me dat als ik weg ben, je op avontuur gaat, net als het meisje in het verhaal. Ga de bergen in op zoek naar de magiërs. Ik... Ik... Ik hoop dat je ooit weer gelukkig wordt.
 
Gelukkig.. Een emotie die ik niet ken. Die ik nooit gekend heb.
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
De sneeuw is koud en ik heb alleen maar een T-shirt aan. Mijn vingers bevroren al van de kou. Langzaam sta ik op. Ik wrijf de tranen uit mijn ogen. Dit dorp, ik woon er al mijn hele leven, nu ben ik het zat. Ik wil wat anders. Alle belachelijke regeltjes, ik lap ze aan mijn laars. Ik begin te lopen richting de bergen. Verder en verder loop ik de bergen in. Ze komen me wel halen als ze me nodig hebben, wat waarschijnlijk nooit zal gebeuren. De kou wordt steeds meer ondraaglijker terwijl ik meer verwijdert raak van mijn dorp. De wind wordt snijdend. Ik kan me ogen amper open doen door de sneeuwvlokken die er steeds inwaaien. Steeds harder gaat het stormen. Ik blijf doorlopen, tot ik de kou niet meer kan houden. Ik ga opzoek naar beschutting. Terwijl ik mijn armen omhoog hou om mezelf af te schermen voor de sneeuwstorm, loop ik naar de rotswand. Met mijn hand voel ik langs de wand. Een tijdje loop ik langs de rotswand, die een beetje beschutting geeft. Tot ik bij een grot kom. Ik struikel de grot in. Gelukkig kan ik mezelf nog opvangen, voordat ik te pletter val op de harde ondergrond. De grot is klein, maar biedt voldoende beschutting tegen de storm. Ik sta op en loop naar de achterkant van de grot. Met mijn handen maak ik een klein vuurtje om mezelf te warmen. Ik ga zitten en leun tegen de wand aan. Eindelijk een beetje rust. Ik zucht diep. Ergens voel ik me schuldig dat ik die bewoners bang maak en dat ik mijn vader teleurstel. Ook dat ik Jo'el, en ook anderen, in de problemen breng is niet goed van mij. Dat weet ik, maar toch de ik het. Jo'el, Jo staat voor perfect, hij is de perfecte zoon, de perfecte leerling. Naast mij blinkt hij extra uit. Misschien is het beter voor iedereen als ik nooit meer terug kom. 'Krunsh, krunsh' hoor ik achter me. 'Wat is dat' zeg ik hardop. 'Krunsh, krunsh'  Opeens brokkelt de wand achter me weg. Ik val achterover, in een gat. Achter me is een soort van glijbaan. Steeds sneller glij ik weg. Mijn rug begint pijn te doen. Rotsen schieten voorbij. Ik hoor een soort van gegrom. Adem halen gaat amper en dan opeens lig ik op mijn rug. Een schok gaat door mijn hele lichaam. Kreunend ga ik op mijn buik liggen. Het lukt me om mijn hoofd op te tillen. Mijn zicht is wazig. Voor me staat een klein wezen, gemaakt van steen. Het buigt naar me toe en maakt een grommend geluid. 'Wat ben jij?' vraag het met een krakerige, zware stem.
Account verwijderd




Alana
Om zeven uur de volgende morgen ging mijn wekker. Een irritante piep in mijn oren. Mijn dromen verdwenen en in een klap was ik weer in de realistische wereld. Direct dacht ik weer aan mama, aan de dood. Tranen begonnen weer over mijn gezicht te stromen, maar ik wilde niet huilen. Huilen is voor watjes; ik ben geen watje.

Alana, je bent een slappeling.

Het stemmetje van de pestkoppen is weer in mijn hoofd. Ik weet dat ik stop met huilen als ik naar school zou gaan, want dan heb ik afleiding. Maar.. Die pestkoppen. De treiteringen, de bedreigingen, de blauwe plekken, de scheldwoorden.. Dat kan ik niet aan. Niet nu. Maar ik wil ook niet de hele dag hier zijn. Ik wil weg. Ik wil weg van mijn wereld. Zachtjes bijt ik op mijn lip. Dood? Ik sta op van mijn bed en ik trek mijn kleding aan. Langzaam loop ik naar de woonkamer, naar mijn moeder toe.
''Ik wil.. Ook weg van de wereld,'' zucht ik. ''Ik kan.. dood gaan. Maar dan is er geen weg terug, hè? Is er een andere manier?'' De hand van mijn moeder voelt koud aan. Bitterkoud.

beloof me dat als ik weg ben, je op avontuur gaat, net als het meisje in het verhaal. Ga de bergen in op zoek naar de magiërs. Ik... Ik... Ik hoop dat je ooit weer gelukkig wordt.

Weglopen.. Dat is het enige wat ik nu kan doen. Of doodgaan.. Maar dat voelt niet goed. Niet nu. Ik moet mama trots op me maken, want dat is ze nooit geweest. Ik ben een slappeling. Ja, ik ben wel een watje.
Voordat ik wegging had ik nog een begrafenisondernemer gebeld, want ik wil mijn moeder niet zo achterlaten. Haar lichaam moet een mooi plekje krijgen op deze wereld. Daarna had ik mijn tas gepakt, enkel mijn rugzak. Ik had een paar schone kleren, een literfles met water en eten mee. Niet veel meer. Niet veel minder. En nu.. Ben ik op weg. Op weg naar een beter leven. Op weg naar het geluk. Weg van mijn leven.
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
Verbaasd kijk ik het wezen aan. 'Nou, komt er nog wat van of heb je je tong verloren' zegt het en het buigt naar voren. 'Ik ben, uhm, wat?' stamel ik. 'Je hoorde me wel, wat ben jij?' Zijn borstelige wenkbrauwen maken een frons. Hij slaat zijn armen over elkaar. Langzaam wordt mijn zicht beter. Ik til mezelf op en ga op mijn knieën zitten. 'Hoe bedoel je wat ben ik, wat ben jij?' vraag ik het wezen. 'Ik ben duidelijk een steentrol, dat zie je toch' zegt hij bijna grommend. 'Een steentrol?' ik schiet hard in de lach. 'Jij bent geen steentrol, je bent zo klein!' lachend sta ik op. 'Oh ja, wat weet jij nou van steentrollen?' vraag het wezen terwijl hij zijn best doet om mij aan te blijven kijken. 'Ik heb ze bestudeerd op school, magische wezens is mijn favoriete vak, jij bent geen steentrol, die zijn op zijn minst een meter of drie hoog' ik maak een vuur met mijn hand, zodat ik wat kan zien. We zijn in een tunnel. Er gloeien een paar lichtkristallen, die een groene gloed over de wanden projecteert, net genoeg om een beetje wat te zien, maar mijn vuur is beter. 'Nou ik ben een steentrol en wat ben jij dan wel, meneertje ik weet alles' Hij loopt naar het gat in de muur toe waar ik uit ben gevallen. 'Ik ben een mens of een tovenaar, ligt eraan aan wie je het vraagt' Hij maakt een paar bewegingen met zijn handen en sluit het gat. Verrast kijk ik toe. 'Nou ik vraag jou en niet iemand anders' hij draait zich weer om naar mij. 'Hoe deed je dat?' vraag ik hem. 'Gewoon, ik kan dat' zegt hij nonchalant. 'Dus jij bent een tovenaar of mens, heb je misschien ook een naam of moet ik je gewoon mens noemen?' hij doet zijn armen naar beneden en dan weer omhoog, een rots komt uit de grond en tilt hem op, totdat hij op ooghoogte van mij is. 'Wauw, dat is fantastisch, jij bent geen steentrol, jij bent een...' 'Ja, ja, als ik een goudsteen kreeg voor elke keer dat iemand dat tegen me zei, dan was ik de rijkste trol van allemaal' hij grinnikte. 'Nu, mens, vertel je naam nou maar en vertel ook maar gelijk wat je in mijn tunnel doet' Hij pakt opeens mijn neus vast. 'Au!' roep ik uit. 'Vertel nou maar of je hebt straks geen neus meer'. Ik probeer me los te trekken, maar hoe meer ik probeer los te komen, hoe sterker hij mijn neus vast houd. 'Oké, oké, ik ben Ezu'el, ik viel door een gat' zeg ik snel. hij laat mijn neus los. 'Zie, dat was toch niet zo moeilijk, nieuwsgierigheid' En voor de derde keer kijk hem verbaast aan. 'Jij weet wat Ezu betekent' 'Natuurlijk' hij doet zijn armen van boven naar beneden en het rotsblok waar hij opstond verdwijnt weer in de grond. 'Er was ooit eens iemand van jouw soort hier onder de grond' Hij begint te lopen. Elke keer als hij een stap doet hoor je een tik op de grond. Tik, tik, tik. 'Kom volg me, ik wil je wat laten zien, nieuwsgierigheid' vertwijfeld lijf ik staan, is het wel verstandig om hem te volgen, hij is namelijk een steen nork. Norks zijn magische wezens die zich zelden laten zien aan mensen. Je hebt verschillende soorten norks, water norks, vuur norks, je hebt zelfs lucht norks en bliksem norks. Ze hebben allemaal de vaardigheid om een element te besturen, zo kan bijvoorbeeld een water nork sneller zwemmen dan een nijflod. Ze zijn alleen niet de aardigste wezens, ze staan erom bekend dat ze mensen gebruiken voor verschillende experimenten, maar dan komt er wel bij dat ze erg zeldzaam zijn en dat weinig mensen ze gezien hebben. Ik besluit om toch maar hem te volgen. een tijdje loop ik achter hem aan. Het continue getik begint te irriteren. Tik, tik, tik. 'zijn we er al bijna' vraag ik als mijn geduld op is. 'Nee, nog een paar minuten lopen' is mijn antwoord. Ik zucht. Na een paar minuten die een paar uur leken te zijn, kwamen we aan bij een grote hal die sterk werd verlicht door de groene lichtkristallen. Prachtige tekeningen stonden op de muur. Onder de tekeningen stonden letters die ik niet kon lezen, waarschijnlijk in de taal van de norks. 'Wat is dit voor zaal?' vraag ik aan de nork. 'Hier is het verhaal geschreven van jouw voorvader' zei hij, terwijl hij met zijn krachten twee stoelen maakte uit de grond. 'Hoe weet je wie mijn voorvader is?' vroeg ik. 'Door je naam, nieuwsgierigheid' hij maakte een klein oppervlak, waar hij zijn voeten op legde. 'en je vuurkrachten natuurlijk' hij grinnikte. Ik ging op de andere stoel zitten. 'Welke voorvader hebben we het over?' Ik heb er erg veel, maar geen is beroemd. 'Ezu'olen, natuurlijk, je lijkt erg op hem, nieuwsgierigheid, jij bent net zo nieuwsgierig, je stelt zoveel vragen tot mijn oren er vanaf vallen' hij tilt zijn hand op. Een gele steen komt uit de grond tevoorschijn. Hij stopt de steen in zijn mond. 'Wil je ook wat eten?' vraag hij met zijn mond vol. Stukjes steen vliegen uit zijn mond. Ik schud nee.
Account verwijderd




Alana
Ik loop door één van de zoveel straatjes in dit dorp. Ik wil hier zo snel mogelijk weg en daarom lijkt het lopen een eeuwigheid te duren. Ik kijk op mijn horloge, het is inmiddels half negen. Met snelle passen loop ik door de bocht van de straat, het volgende straatje in. Ik krimp in elkaar als ik de straatnaam zie; Smaragdlaan. Hier woont.. Hier wonen Gwenn en.. en Rian. Hun namen klinken al pijnlijk in mijn oren, daarom gebruik ik ze ook niet. Ze zitten bij me in de klas. Elke dag zitten ze weer te klieren. Elke dag meppen ze me in elkaar.

''Hey, kijk wie daar loopt!'' Shit, shit, shit. Ik zie een gestalte op mij aflopen, maar ik kijk naar de grond, dus ik kan niet zien wie het is. Anderhalve meter voor me stopt degene met lopen.
''Slechtemorgen.'' Ik kijk even op van de grond en ja hoor, het is Rian. Een klap in mijn gezicht.
''Kijk niet met zo'n achterlijke blik naar me! Bitch,'' hoor ik hem roepen. Zijn stem bevat agressie, elke keer als hij praat, wil ik het liefst in elkaar duiken.
''Gwenn, kom snel!'' Ik hoor haastige voetstappen mijn kant op komen. Ik kan niet meer weg; ik zit als een rat in de val. Een misselijk gevoel borrelt op, maar ik negeer het. Rustig blijven, Alana. Het stemmetje in mijn hoofd probeert me goede raad te geven -hoewel ik er niets aan heb. Ik kan niet rustig zijn op het moment. Hoe zal dat moeten?
''Alana, kijk naar me,'' zegt Gwenn. Ik zie zijn voeten, zwarte gympen, vlakbij mij staan. ''KIJK NAAR ME!'' Voorzichtig, voorzichtig span ik mijn nekspieren aan en ik kijk naar voren. Ik sta zo, dat ik elk moment weer naar beneden kan kijken.
''Braaf hondje. Vandaag gaan we iets leuks doen,'' Gwenn stopt even met zijn verhaal en hij grijnst. Het liefst wil ik zijn grijns van zijn gezicht wissen, maar ik weet, dat ik de macht daarvoor niet heb. Ik heb geen macht.
''Jouw rug.. Gaan we open snijden.'' Hij haalt een mes tevoorschijn. Het zilveren lemmet weerkaatst het zonlicht, het laatste zonlicht nadat een wolk ervoor zorgt dat de stralen de aarde niet meer bereiken.
''Dat.. dat doe je niet,'' mompel ik. Ik wil dit niet, maar ik weet dat het wel gaat gebeuren. Wat maakt het nou uit wat ik vind. Het is mijn mening, een mening van een slappeling. Een mening van een enkeling, een enkeling verslonden door de mensenmassa.
''Okey, dan doe ik dat niet,'' zegt Gwenn. Ik merk dat mijn blik weer naar de betonnen weg is gegleden en ik kijk op. ''Dan doet Rian dat.'' Ik zie dat het mes wordt doorgegeven. Gwenn pakt me ruw bij mijn schouders vast en vervolgens drukt hij me op de grond. Op de betonnen weg, waar ik een seconde geleden naar had gekeken. Een zachte gil glipt uit mijn lichaam.
''Ssst.. gillen is voor kleine meisjes.'' Ik voel dat er iets over mijn mond wordt geplakt -ducktape. Een knie duwt al het lucht uit mijn buik en daarna voel ik, dat ik word omgedraaid. Met mijn rug naar de hemel lig ik op de grond. Ik kan alleen maar denken aan hoe de mes strakjes mijn rug laat veranderen in een bloedbad.
''Het gaat beginnen,'' hoor ik Rian zeggen met een lach. Mijn rugzakje was al van mijn lichaam afgegleden en het ligt een paar meter van mij vandaan. Mijn shirt wordt van mijn rug gerukt; ik hoor het stof scheuren. Om het extra grappig te maken, balanceert Rian het puntje van de mes op het midden van mijn rug.
''Zo. Ik wacht nog even voordat ik bezig ga. Geduld is goud waart en ik wil goud. Of ik wil plezier. Ik wil beide...'' Het kan me niet schelen wat hij wil, daarom luister ik al niet meer. Zijn verhaal dringt niet naar binnen, enkel is het zacht geruis op de achtergrond. God, help me. U hebt me nooit geholpen en ik weet dat u dat nooit zal doen. Maar toch: God help me. Help me. Iemand. Help. Ik houd dit niet uit. Het doet pijn. De dreigementen lijken werkelijkheid te worden. God help me. God help me. En toen voelde ik de mes mijn huid binnen gaan. Een sidderende pijn schoot in mijn lichaam. God heeft me weer eens tegen gewerkt. Ik zie voor me een waas, maar ook dat Gwenn neer bukt.
''Alana, wakker blijven.'' Een klap in mijn gezicht. Mijn rug voelt warm aan van al dat bloed dat mijn lichaam verlaat. Het mes wordt nog harder in mijn lichaam geduwd. Ik voel het tegen mijn botten schrapen. Weer een klap in mijn gezicht. God help me. Alles wordt zwart in mijn ogen en langzaam, langzaam verlaat ik deze wereld.
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
'Dus, wat wilde je vertellen over Ezu'olen?' vraag ik terwijl ik mijn afschuw verberg. Hij neemt nog een hap van de gele steen. 'Ezu'olen is jouw oudoom' zegt de nork. 'Dat weet ik, ja, maar wat is er met hem?' ik wordt ongeduldig. 'Hij is niet wat je denkt wat hij is' zegt hij met een grote glimlach op zijn gezicht. Ik zucht, waarom is hij niet gewoon duidelijk in wat hij zegt. Ik werp een blik op een van de tekeningen. Er staat een man in een harnas op, hij heeft een zwaard vast die hij omhoog houdt. Het harnas is rood, op de helm staat een grote oranje veer. Op de achtergrond rennen monsters, die ik niet herken, hard weg. Ik hoor de nork kauwen. 'Jouw oudoom is degene die het dorp beneden de berg heeft gered van de ondergang' vertelt hij met volle mond. Ik trek mijn wenkbrauwen verrast op. 'Dat is niet waar, dat was Jo'ken, de grootvader van Jo'el' Zijn glimlach wordt mogelijk nog breder. 'Jo'ken heeft jouw dorp gered, maar niet die aan de voet van de berg, dat was jouw oudoom' 'Hoe kan dat, mijn oudoom was niemand, het enige wat hij kon was vuur maken, hij is niet beroemd' zeg is snel achter elkaar. Ik struikel bijna over mijn woorden. 'Rustig aan, ik zal het verhaal wel vertellen' hij had zijn steen op en ging een beetje anders zitten. 'Lang geleden was het hier in de bergen niet veilig, het was overrompelt door monsters, zoals je kan zien op de tekeningen' vertelt hij. 'De mensen boven op de berg waren tovenaars en de mensen onderaan de berg waren normale mensen, die geen krachten hadden' hij stond op en liep naar een tekening recht tegenover de opening van de hal, waar wij binnen waren gekomen. Op de tekening was de berg uitgebeeld, met de twee dorpen. Het dorp boven op de berg was uitgebeeld als een groot paleis met gouden torens en zilveren deuren. Het dorp bij de voet van de berg was uitgebeeld als een boerderij. 'De bergbewoners vonden hunzelf superieur tegenover de dalbewoners en vonden hun dus minderwaardig, omdat ze geen magie hadden' hij liep naar de volgende tekening. Op die tekening was een portaal uitgebeeld, waar monsters uitstapten. Voor het portaal stond een man gekleed in blauw. 'De tovenaars wilden bewijzen dat ze krachtig waren en openden een portaal naar een andere dimensie, het experiment ging fout en er kwamen verschrikkelijke monsters uit die alles wilden verwoesten, ze noemden de monsters Falkers' vertelt de nork verder. 'Ik heb nog nooit zulke monsters gezien, wat is er gebeurt?' vroeg ik. 'Daar kom ik nog op, wees niet zo  ongeduldig' zij hij streng. 'De monsters begonnen de dorpen aan te vallen, de tovenaars waren in paniek totdat er een held opstond' hij wees naar de volgende tekening waar een man in een groene mantel stond. Hij hield zijn hand omhoog. Uit zijn leken bliksemstralen te komen. Aan de hemel waren donkere wolken te zien. 'Weermagie' fluisterde ik. 'Precies, dit is Jo'ken, die het bergdorp beschermde' hij liep naar een andere tekening. Op die tekening was dezelfde man te zien in de groene mantel. Hij leek zijn hoofd nee te schudden, voor hem stond een familie met een man en een vrouw. De vrouw had een meisje in haar armen. Ze keken wanhopig. 'Jo'ken had het bergdorp gered van de Falkers, alleen toen de dalbewoners om hulp vroegen, heeft hij ze afgewezen' hij ging verder met zijn verhaal. 'Ezu'olen, die de vriend was van Jo'ken, vond dit onacceptabel, hij was woedend op Jo'ken' 'Zou ik ook zijn, je kan toch niet die arme mensen hulpeloos achter laten' onderbrak ik hem. Hij keek me boos aan. 'Sorry' zei ik zacht. hij schraapte zijn keel. 'Dus Ezu'olen besloot om de dalbewoners te helpen en ging diezelfde dag nog naar beneden, hij vocht en vocht tot alle falkers verdwenen waren' hij liep naar de afbeelding waar de man met het rode harnas opstond. 'hij werd ontvangen als een held in het daldorp, maar in het bergdorp vonden ze hem een verrader, hij werd verbannen uit het bergdorp en zijn familie werd verzwegen in de geschiedenis' Ik werd stil, het was een verrassing om te horen dat mijn voorvader een held was. 'Ezu'olen kon niet weg uit het dorp, doordat de bergbewoners alle paden naar het daldorp hadden afgesloten. totdat hij een tunnel vond die hem hierheen leidde, hij vertelde mij zijn verhaal, ik kreeg medelijden met hem en bracht hem naar de uitgang, hij richtte een familie op in het daldorp en stierf een vreedzame dood'
Account verwijderd




Alana
Ik ben omringt door duisternis, maar bang ben ik niet. Ik voel dat ik rustig ben, beheerst.
''Alana, ik wil je. Ik wil je proeven. Jouw geur verleidt me.''
Een stem in de duisternis. Ik weet niet van wie, of wat het is, maar ik ben er niet bang voor. Ik voel me zelfverzekerder dan ooit.
''Wie bent u?'' Vraag ik, maar een reactie krijg ik niet. Nadat ik vijf minuten in stilte door de duisternis vlieg, zonder enige teken van geluid, vraag ik nogmaals: ''Wie bent u?''
''Als ik dat zou zeggen, zou je schrikken.''
''Maar ik ben niet bang,'' zeg ik. Dat is de waarheid. Mijn hele leven heb ik angst gevoeld, maar nu.. Het is plotseling uit mijn lichaam verdwenen. Eigenlijk zal ik wel bang moeten zijn, want ik ben in de volledige duisternis. Een vreemde, krakende stem praat tegen me. Ik kan degene die praat niet zien, maar dat schrikt me niet af.
''Alana, besef je wel met wie je praat?''
Nee, eigenlijk niet. Ik heb geen flauw idee, maar ik heb het vermoeden dat hij of zij geen mens is. Het geluid van de stem is zo anders. Nog nooit heb ik zo'n geluid gehoord.
''Ga naar het lichtpuntje in de duisternis. Je zult kennis maken met me. Ik wil jou.''
Ik snap niet wie mij ooit wil hebben, ik. Ik ben maar een nutteloos persoon.
''Dat ben je niet. Je kan zoveel geven.''
Ik had net toch niet hardop gepraat? Naja, maakt ook niet uit. Ik zie dat er een lichtpuntje verschijnt in de duisternis. Een lichtpuntje wat mijn doel is. Of, wat degene tegen mij zei. Daar moet ik heen. Ik zweef erheen. Ik voel niets, geen angst, geen pijn, geen liefde. Leegte. Duisternis. Wil ik dit wel?
''Nooit zul je meer liefde voelen, schat. Misschien voor mij, omdat ik je gered heb, maar dat is dan ook het enige.''
Gered? Van Rian en Gwenn bedoelt 'ie vast. Het licht nadert steeds dichterbij.
''Ja, kom, Alana, kom.''
Ik ben ervan overtuigd dat het een man is; de stem is zo laag.
''Kom me vergezellen, Alana. Ik kan je van je lijden verlossen.''
Iets weerhoudt me ervan om te gaan. Ik wil zo graag, maar..


Hijgend word ik wakker. Ik lig op de straat en Gwenn en Rian staan voor me.
''Eindelijk ben je weer bijgekomen,'' zegt Rian. ''We dachten dat je dood ging.''
''Maar voordat dat gaat gebeuren, willen we nog meer pret maken,'' Gwenn lacht. Ik haat zijn lach. Altijd ben ik aardig tegen hem geweest. Geen enkele keer heb ik hem uitgescholden, nooit. Het mes wordt weer in mijn lichaam gedouwd. Waarom was ik net, toen ik bewusteloos was, niet bang? Nu overvalt de angst me weer, hoewel ik het probeer te negeren.
Ik... Ik... Ik hoop dat je ooit weer gelukkig wordt.
Ik wil gelukkig zijn. Maar dat kan niet. Niet als ik hier, midden op de weg, lig. Niet met een mes in mijn lichaam. Ik wil dit niet. Ik wil dit niet.
Ik kan je van je lijden verlossen.
De stem. Plotseling weet ik van wie die is. De Dood. Maar dat was optie twee. Eerst moet ik optie één proberen, dat is me nog niet gelukt. Maar het kan nog lukken. Ik voel de angst uit mijn lichaam sijpelen en daarvoor in de plaats komt zelfvertrouwen. Ikzelf kan me ook van mijn lijden verlossen. Hoe, dat weet ik niet. Maar het kan, ja.
''Ik vind dit saai, ik maak het ducktape los, ik wil Alana horen schreeuwen.'' Gwenn haalt met een ruk de ducktape van mijn gezicht. Het doet pijn, ja, maar dat negeer ik.
''Waarom doen jullie dit?'' Vraag ik. ''Nooit heb ik jullie wat aangedaan. Nooit heb ik jullie uitgescholden, gepest, getreiterd. Altijd was ik beleefd gebleven. Waarom?''
''Jank, hondje. Jij hoort geen vragen te stellen,'' zegt Gwenn.
''Waarom hoor ik geen vragen te stellen? IK. BEN. GEEN. HONDJE.''
''Doe haar meer pijn, Rian. Ze  begint me te irriteren.''
''Denk je dat dat helpt? Ik heb net de dood gehoord. Zijn roep. Ik ben niet bang voor de dood, dan heb ik ten minste rust. Ik ben wel bang voor pijn, maar dat maakt niet uit. Mijn hele leven bestaat uit pijn. Ik mag misschien niet sterk zijn, maar pijn kan ik aan.''
Gwenn plakte het ducktape terug op mijn mond.
''Írritant kreng, ik krijg je nog wel.'' Het mes steekt nu in mijn bovenbeen. Ik ril van de pijn, maar ik negeer het. Geen emotie komt nu naar boven, leegte. Ik sluit mijn ogen en ik voel mezelf rustig worden.
Emethe
Straatmuzikant



Ezu'el
Ik voel een vreemde trilling door mijn lichaam gaan. De nork is stil en haalt zwaar adem. Zijn ogen zijn dicht. 'Voelde jij dat ook?' vroeg hij toen de trilling weer verdween. 'Ja' zeg ik kort. Opeens gaf het plafond licht. Een oog verblindend licht in alle kleuren. Ze leken patronen te maken, bijna of dat ze tot leven kwamen. Het was prachtig ik kon er mijn ogen niet van af houden. 'Weet je wat het is?' vroeg hij. 'ik heb er over gelezen, maar dat het bestond' toen was het weer opgehouden, zo snel als het verscheen was het weer weg. 'in oude boeken schreven de magiërs over magische plekken die konden voorspellen wanneer er nieuwe held zou opstaan, die boeken stamden uit de drakentijd, de tijd wanneer draken nog deze aarde bewandelden en magie nog zo gewoon was als water, over de jaren werd magie zeldzamer en plekken zoals deze werden legendes' vertel ik. 'Deze plek lichtte ook op toen jouw oudoom een vreemde confrontatie onderging' de nork stond op en liet zijn stoel verdwijnen. 'wat voor vreemde confrontatie?' vroeg ik. Hij wenkte me. Ik stond op en hij liet ook mijn stoel verdwijnen. Hij begeleide me door de doorgang waar we ook binnen gekomen waren. we gingen niet dezelfde weg terug, in plaats daarvan leidde hij me ergens anders naar toe. 'Jouw oudoom stierf toen hij zei dat hij de dalbewoners wilde beschermen tegen de Falkers, de andere tovenaars vielen hem aan en doden hem' en voor de zoveelste keer keek ik hem verbaast aan. Hij zuchtte. 'Ik moet ook alles uitleggen, leren ze jullie niks op school?' geïrriteerd bleef hij staan en wachtte op een antwoord. 'Ik wist niet eens dat er Falkers bestonden' zei ik. Hij zuchtte weer en liep verder. 'Hij stierf en werd toen weer levend, hij hoorde de dood naar hem roepen maar hij was vastberaden dat hij het daldorp zal redden, dus werd hij weer levend, simpel' 'Wat je simpel noemt' mompelde ik. 'Beiden dorpen zijn nu weer in gevaar en er is al een held opgestaan, aan jouw de taak om deze held te vinden en uit te zoeken wat het gevaar is' zei hij. we waren aangekomen bij een muur waar het leek dood te lopen. 'Wat, waarom ik?' vroeg ik. Het was allemaal zo vaag. Ik probeer weg te komen uit mijn dorp, ik kom terecht bij een nork die denkt dat hij een steentrol is, hij verklaart alle dingen die ik heb geleerd op school over onze geschiedenis, nonsense en nu zegt hij dat ik een held moet zoeken. 'Oh ja, je moet hem of haar ook trainen in magie, geschiedenis en cultuur' de nork liet de muur verdwijnen. Buiten zag ik het daldorp verderop liggen. Een minuut of twee lopen. 'Oké, ik doe het, maar waarom ik?' vroeg ik nog een keer. 'Omdat jij, nieuwsgierigheid, de enige is die iets met het daldorp te maken wil hebben en omdat je meer in je hebt steken dan je denkt' hij tilt zijn arm op en tovert een blok uit de grond die me naar buiten duwt. 'Hey!' riep ik uit. 'als je een uitweg zoekt, klop op de bergwand drie keer en roep mijn naam' hij tovert de rotsblok weer weg. 'Mijn naam is Zasum, doeg!' hij sluit de doorgang weer. Verdwaast lig ik op de grond. snel herstel ik mezelf. Ik twijfel of ik naar het dorp toe moet gaan. in de kleren die ik aan heb zie ik er raar uit. Ik heb een rood t-shirt aan en een lange pofbroek met wijde pijpen. om mijn middel zit een knaloranje omslag doek. Mijn schoenen zijn zwart met een krul aan de neus. Op de krul zit een gouden randje geborduurd. Ik heb een schoudertas mij me die ik over mijn schouder draag. Daar heb ik mijn voorraad ingestopt. Eten, drinken, magische poeders en drankjes en een toverboek. Ik besluit om toch naar het dorp te gaan. Het is niet ver lopen in twee minuten ben ik al aan het rand van het dorp. Ik loop het dorp in. De huizen zien er vreemd uit. De ramen en deuren zijn vierkant, sommige ramen zijn rond. Er hangen daken over de deuren en hekken rond de huizen. Heel anders dan in mijn dorp. Ik loop een tijdje doelloos rond. Weinig mensen lopen over straat. De meeste kijken me argwanend aan. Niemand groet mij. Een vrouw met een rimpelig gezicht en een enorme pimpelpaarse hoed loopt langs. Ik til langzaam me hand op als groet. Ze trekt haar neus op en snuift. Snel loopt ze weg. Ik zucht. Hoe moet ik ooit een held hier vinden. Alles is vreemd voor mij, ik ken niemand en weet niks over hun cultuur of geschiedenis. Ik loop een straat in. Op een bordje staat in vreemde letters iets geschreven. Waarschijnlijk de straatnaam of een waarschuwing. Veder op in de straat zie ik twee mensen staan over iets heen gebogen. ik loop dichterbij. Nu zie ik dat ze gebukt staan over iemand, ze lijken hem in de been te snijden. Hoe vreemd het hier ook mag zijn, ik weet wel zeker dat dat niet goed is, niet in mijn dorp in ieder geval. Ik til mijn hand op en maak een vuurbal. ik haal diep adem en roep 'Hey, laat hem met rust!'
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste