schreef:
Dane
Ik loop in de grote rode tent naar binnen. Daar tref ik Hylias aan zijn bureau. Hij zit op bureaustoel waarop hij niet kan stilzitten. Hij draait rondjes en daarna legt hij zijn voeten weer op het bureau voor zich. Hylias zag me niet aankomen, was ik weer eens te stil? Ik schuifel naar voren, nog steeds heeft 'ie me niet opgemerkt. Als hij halverwege zijn rondje is en met de rug naar mij toe zit, sla ik hard op de tafel.
''Holy fuck!'' Hylias draait zich met een ruk om. ''Ik zag je niet aankomen, laat me niet zo schrikken!'' Geen vraag, een bevel. Als reactie haal ik mijn schouders op en ik trek een grijns. Ik pak het kleine schrijfschriftje uit mijn borstzak en met een vulpen schrijf ik: ''En.. Waarom moest ik hier komen? Je verpestte mijn dutje.''
''Je had al vier uur geslapen, Dane. Dat is lang genoeg. Je moest hier komen, omdat ik je dingen moet vertellen. Je bent onze beste spion en je bent ook nog eens heel erg strategisch.''
Ik haal mijn schouders weer op. Ik haat het als ik complimentjes krijg. Dat is een teken dat mensen, of wezens, je hebben bekeken, je kennen, je goede eigenschappen kennen. Dat vind ik niet fijn, want ik wil onzichtbaar zijn. In het rondsluipen, praten, ademen, maar ook in het verschuilen van mijn eigenschappen. Dat is al aardig gelukt, want niemand hier kent mijn ware ik.
Hylias gaat verder met zijn verhaal: ''Deze oorlog duurt nu al jaren, ik wil winnen voordat het eeuwen worden. Overdag zijn wij sterker dan de vampieren. Vind jij dat we ze nu moeten aanvallen? Onze strategie heeft nooit gewerkt en ik wil jou om je mening vragen. Je bent stil, maar slim. Ik heb het gevoel dat jouw advies ons kan helpen.''
Ik pak mijn schriftje weer. ''Nee, val niet overdag aan. Zoek hun zwakke plek. Misschien een persoon die we kunnen ontvoeren of een belangrijke plaats die we in brand kunnen steken. Zorg dat ze afgeleid zijn als je dat doet. Overdag zijn ze ook zwak, ja. Maar wij ook.''
''Ja, daar heb je een punt. Ik zal kijken en rondvragen wat we het beste kunnen doen. Of ze daadwerkelijk 'die zwakke plek' die jij benoemde hebben. Bedankt, ga maar weer.'' Ik knik en daarna loop ik, net zo stil als ik gekomen was, de tent weer uit. Vuur, ik heb vuur nodig. In het midden van ons kamp is een groot kampvuur, dat overdag brandt. 's Nachts is het uit, want het schrikt onszelf af. Eenmaal aangekomen in het midden van het kamp, scheur ik mijn beschreven papieren uit mijn schriftje. Ik houd het boven het vuur, laat de vlammen aan het oppervlak likken. Vuur is de vijand van de wolf, maar ik heb er nooit last van gehad. Als mens niet, als wolf niet. Er zijn natuurlijk verschillende rassen weerwolven, maar de meeste.. De meesten kunnen niet tegen vuur.
''Hey, Dane!'' Ilas komt aangerend. ''Hoe ging het gesprek?'' Ik geef hem een slinkse blik, zodat hij ophoudt met vragen.
''O, dat vertel je niet. Juist, ja. Waarom deel je nooit iets met mij als vriend?'' Mijn ogen kijken in de zijne en waarschijnlijk begrijpt hij me enkel aan het zien van mijn gezicht. Ik heb mijn blikken zo goed geoefend, dat het lijkt of mijn gedachten van mijn gezicht af te lezen zijn -dat zijn ze niet.
''Juist ja,'' zegt Ilas. Samen met mij kijkt hij naar het papier dat ik in het vuur heb gegooid dat nu langzaam aan het verschroeien is.
''Ik heb nu niets te doen. Laten we gaan eten.'' Ik knik, dat is een goed idee van Ilas. Nu pas merk ik op dat ik erge honger heb. We gaan naar de open tent, waarvan de geur van gebakken vlees al meters van te voren te ruiken is. Beide bestellen we een gevulde haas. De buitenste laag van de haas is er nog, maar de rest is eruit gehaald voor andere gerechten. Erin zit vlees van andere dieren: vogels, varkens, koeien.. Ilas en ik lopen weer terug naar het kampvuur, omdat dat een mooie plek is om te genieten van het eten.
''Zo, heerlijk dit,'' zegt Ilas. Ik kijk naar hem, mijn vriend. Ook vertrouw ik hem niet, maar ik weet dat hij mij wel vertrouwt. Zo naïef. Ilas is ook geen soldaat, daar is hij te stuntelig voor. Ilas is een uitvinder, een goede uitvinder. Hij weet hoe hij vallen moet maken en waar hij die het beste kan plaatsen. Bommen, vliegtuigen, tenten; hij kan alles maken. Het is goed om een vriend te hebben die zich erg nuttig maakt in het leger. Misschien zal ik hem ooit nog nodig hebben. Ik weet dat hij daar hetzelfde over denkt als bij mij. Ik neem een laatste hap van het vlees en daarna lik ik mijn vingers af. Zo.. Ik kijk naar Ilas die niet zo snel eet als mij. Ik schrok het vlees -stilletjes- naar binnen, hij.. Verspilt minuten met het eten. Mijn blik glijdt naar het vuur en ik glimlach. Hier zit ik, in het gras, naast mijn twee vrienden.