Sinema schreef:
Ellion
"Waarom kon hij niet naar ons toe komen?" Ik wapperde mezelf koelte toe met mijn hand, maar het hielp maar weinig. Ik had al zoveel kleding uitgetrokken als nog beschaafd was, ijs tussen mijn vingers laten ontstaan en het langs mijn gezicht laten glijden, maar niks wat ik deed veranderde iets aan de dikke, smerige hitte die hier hing. Thuis had ik me nooit zorgen hoeven maken over warmte. Meestal was het comfortabel koel en op de allerheetste dagen kon ik een duik nemen in de eindeloze wateren. Hier durfde ik nauwelijks nog naar buiten te kijken. Ik had een blik gewaagd toen we net het land binnenkwamen en het enige wat ik had gezien waren verdorde takken, dode grond en steen. Geen azuurblauwe meren, met groene grasvelden en hoge bomen in het zicht. Het was lelijk.
"Dit is de grens, natuurlijk is het hier minder mooi. Daar waar de mensen wonen is het een stuk beter," had mijn vader uitgelegd, maar ik weigerde te geloven dat de vuurstad ook maar bewoonbaar zou zijn. Ik stelde het me voor zoals de mensen ook waren: grof, hard en snel aangebrand. Dat was ook waarom wij naar hen toe moesten komen. In hun koppigheid weigerden ze ons land te bezoeken.
"We zijn er bijna," mompelde miijn vader, uit het raampje kijkend, meer tegen zichzelf dan tegen mij of mijn moeder. "Als het goed is zal de familie ons ieder moment tegemoet kunnen komen."
De familie. Het liefst had ik mezelf tegen het raampje gedrukt naast mijn vader om de weg af te speuren. Een van die mensen zou mijn toekomstige man worden, iemand waarmee ik de rest van mijn leven door zou moeten brengen. Hier, waarschijnlijk. Wilde ik weten hoe hij eruit zag? Of hoe mijn toekomstige thuis eruit zag? Nee. Ik kneep mijn ogen dicht als een klein kind. Wat ik ook zou gaan zien als ik mijn ogen open moest doen, het kon onmogelijk goed zijn.
Ellion
"Waarom kon hij niet naar ons toe komen?" Ik wapperde mezelf koelte toe met mijn hand, maar het hielp maar weinig. Ik had al zoveel kleding uitgetrokken als nog beschaafd was, ijs tussen mijn vingers laten ontstaan en het langs mijn gezicht laten glijden, maar niks wat ik deed veranderde iets aan de dikke, smerige hitte die hier hing. Thuis had ik me nooit zorgen hoeven maken over warmte. Meestal was het comfortabel koel en op de allerheetste dagen kon ik een duik nemen in de eindeloze wateren. Hier durfde ik nauwelijks nog naar buiten te kijken. Ik had een blik gewaagd toen we net het land binnenkwamen en het enige wat ik had gezien waren verdorde takken, dode grond en steen. Geen azuurblauwe meren, met groene grasvelden en hoge bomen in het zicht. Het was lelijk.
"Dit is de grens, natuurlijk is het hier minder mooi. Daar waar de mensen wonen is het een stuk beter," had mijn vader uitgelegd, maar ik weigerde te geloven dat de vuurstad ook maar bewoonbaar zou zijn. Ik stelde het me voor zoals de mensen ook waren: grof, hard en snel aangebrand. Dat was ook waarom wij naar hen toe moesten komen. In hun koppigheid weigerden ze ons land te bezoeken.
"We zijn er bijna," mompelde miijn vader, uit het raampje kijkend, meer tegen zichzelf dan tegen mij of mijn moeder. "Als het goed is zal de familie ons ieder moment tegemoet kunnen komen."
De familie. Het liefst had ik mezelf tegen het raampje gedrukt naast mijn vader om de weg af te speuren. Een van die mensen zou mijn toekomstige man worden, iemand waarmee ik de rest van mijn leven door zou moeten brengen. Hier, waarschijnlijk. Wilde ik weten hoe hij eruit zag? Of hoe mijn toekomstige thuis eruit zag? Nee. Ik kneep mijn ogen dicht als een klein kind. Wat ik ook zou gaan zien als ik mijn ogen open moest doen, het kon onmogelijk goed zijn.



0
0
0
0
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? 


9