Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Ik wens jullie allemaal een hele fijne en veilige jaarwisseling toe
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
14 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
HP|ORPG ~ Peeves
CRFJ
Internationale ster



The marauders/ De sluipers

Ik:
Sirius Orion Zwarts
Toen: Nu:
Peeves
Wereldberoemd



mijn personage:
Remus Lupos

toen:  nu:



Als je fouten ontdekt in mijn stukken, zou ik het fijn vinden als je die naar mij mailt :) Ik baseer alles op de boeken en wat ik op Harry Potter Wiki vind, maar ik kan uiteraard altijd iets niet goed doen.
Peeves
Wereldberoemd



Gespannen zat Remus in de woonkamer te wachten. Zijn ouders zaten aan zijn weerszijden op de bank, en af en toe voelde hij een kneepje in zijn schouder door de hand van zijn vader. Een uurtje geleden was de kamer gevuld de stemmen van hem en zijn ouders, maar nu was het doodstil. Ze hadden besproken of het wel verstandig was om Zweinstein een brief te sturen met daarin de vraag of Remus naar school mocht gaan, maar de uil was een paar dagen geleden - met moeite, wegens de lange en zware brief - al vertrokken en nu wachtten ze op antwoord, dat vandaag zou komen. Remus leek op het eerste gezicht een normale jongen, dus zouden sommige mensen zich afvragen waarom ze zo nodig een brief naar Zweinstein moesten sturen, terwijl elk magisch kind automatisch was ingeschreven voor de school. Maar Remus was geen gewone jongen. Op zijn gezicht zag je littekens, die de overblijfselen waren van een domme fout van zijn vader, waardoor Remus nu gedwongen was bij volle maan in een weerwolf te veranderen. Hij had zijn vader vergeven en als hij aan het verleden dacht, duwde hij die negatieve gedachtes meteen uit zijn hoofd, waardoor er ruimte kwam voor nieuwe zorgwekkende gedachtes: Wat als zijn zogeheten vloek voorkwam dat hij werd aangenomen op Zweinstein? Ook hij had de brief gekregen aan het begin van de zomervakantie, maar zijn vader had meteen een uil terug gestuurd met een brief waarin hij had geschreven dat Remus niet naar school zou kunnen gaan. Hij was erg teleurgesteld, maar begreep de keuze wel. Hij zou een gevaar zijn voor de andere leerlingen, dus was de kans uitgesloten dat hij het kasteel ooit zou zien en zou hij de volgende dag weer met zijn moeder naar het St. Holisto's Hospitaal voor Magische Ziektes en Zwaktes gaan voor onderzoek. Helaas hadden die vele onderzoeken nooit resultaat gehad en moest hij elke maand lijden door die vreselijke transformaties. Remus kneep zijn ogen dicht. Dit deed hij altijd wanneer hij negatief dacht. Hij sprak zichzelf moed en hoop in, toen hij het vertrouwde geluid van klapperende vleugels hoorde door het openstaande raam. Een paar seconden later landde een bruine oehoe op de koffietafel en liet de brief met rode zegel voor de voeten van Remus' vader vallen. Het logo van Zweinstein was duidelijk te zien, en Remus zelf kreeg plotseling een hol gevoel in zijn maag.
CRFJ
Internationale ster



De brief was voor Sirius en zijn familie geen verassing. Iedereen in de familie wist al langer dat hij een tovenaar was en Zweinstein was ook niets nieuws. Na zijn oudere famiilieleden was naar Zweinstein gaan alleen maar de logische stap voor hem om te nemen. Wat hij totaal niet erg vond, hij had het altijd al als een uitvlucht gezien. Eindelijk kon hij echt zichzelf laten zien, zonder discusie's. Hij was vrij om te doen en laten wat hij wilde, na elf jaar. Bovendien was hij niet de enige met zijn blik op de wereld en zou hij soortgenoten kunnen vinden, dat kon niet anders. Al dacht zijn familie daar nog zo anders over, het kon hem weinig schelen om heel eerlijk te zijn. Hij had zich nog nooit op zijn gemak gevoeld, dus waarom zou hij zich daar enige zorgen over maken. Nee, die tijd lag achter hem. Twee van de ergste personen uit zijn familie waren Bellatrix en Regulus. Die twee wisten dondersgoed dat Regulus en Sirius' ouders Regulus en Belatrix aardiger vonden dan Sirius en maakten daar misbruik van. Het ergerde Sirius enorm. Niet dat zij zouden ophouden op Zweinstein zelf, zo slim was Sirius nou ook weer wel, maar hij zou eindelijk vrienden kunnen maken. Die pasten bij wat hij was. Siruis liep de trap af voor het avondeten en hoorde zijn ouders praten over de afdelingen. Ze waren overtuigd dat Sirius' ook een Zwadderaar zou worden. Nou mooi niet, als het aan Sirius zelf lag.
Peeves
Wereldberoemd



Remus keek zijn vader aan die naar de brief staarde, maar geen actie ondernam, dus boog hijzelf voorover en griste de envelop van de grond. De uil kraste kort en vloog weer door het raam naar buiten. Remus' handen trilden een beetje toen hij het zegel verbrak en het dikke perkament uit de envelop haalde. Hij vouwde de brief open en zijn blik viel op de naam die onderaan het perkament stond: Albus Parcival Wolfram Bertus Perkamentus. De vorige brief die hij ontving van de school was geschreven door het vervangend schoolhoofd, deze door het schoolhoofd zelf. Een stemmetje achter in Remus' hoofd zei dat dit goed nieuws was, dus met een iets zekerder gevoel begon Remus aan de brief. ''Geachte heer Lupos.'' stamelde hij. ''Ik heb uw brief ontvangen waarin u vroeg of de jonge Remus kon studeren op onze school ondanks het feit dat hij-'' zijn stem stokte. Hij wendde zijn blik af van de woorden en keek naar zijn moeder. Al jaren wachtte hij op het moment dat hij naar Zweinstein kon gaan, en nu durfde hij niet verder te lezen. 'Kan jij het doen?' fluisterde hij. Gelukkig knikte zijn moeder dapper en nam het perkament over. Haar ogen gleden snel over de regels, en al snel krulden haar mondhoeken omhoog. 'Hij regelt het. Hij zorgt ervoor dat je op die school komt.' Haar stem klonk zwak, en haar ogen waren gevuld met tranen. 'Remus, je trein vertrekt over een week.' Remus' mond viel open van verbazing en zijn ouders omhelsden hem lachend. Hij kon niet geloven dat hij naar Zweinstein mocht, ondanks alles wat er in zijn eerdere jaren was gebeurd.
CRFJ
Internationale ster



Hij klopte op de deur en liep naar binnen toe. De blik van zijn ouders sprak genoeg om te vertellen wat hij al lang wist. 'Sirius,' sprak zijn moeder. 'We willen dat je goede besluiten neemt op Zweinstein,'
'Dat ben ik ook van plan,' antwoordde Sirius.
'Bella en Regulus zullen je in de gaten houden,' Wat een zucht opleverde van de elfjarige jongen.
'Het begint al erg vroeg,' vervolgde de vader van Sirius. 'Bij de sortering,' Hij keek zijn zoon aan. 'Je weet wat we van je verwachten..'
'Ik ben geen Zwadderaar,'
'Dat blijf je maar zeggen, maar de sorteerhoed zal het uitwijzen,'
'Dat ik niet hier pas misschien,'
'Sirius! Gedraag je,'
'Waarom zou ik?'
'Orion, laten we maar egwoon afwachten, we weten allemaal de uitslag nog niet,' Kwam Walburga tussen beide. 'En Sirius, ga naar boven toe en bereid je voor op zwadderich,'
Peeves
Wereldberoemd



Met het gevoel dat hij de gelukkigste jongen op aarde was rende hij naar de schoorsteenmantel waarop de vorige brief van Zweinstein nog lag. Daaruit haalde hij het perkament waarop de lijst stond met de spullen die hij nodig had. Zijn moeder kwam naast hem staan en kneep zachtjes in zijn hand. 'We gaan morgen naar de Wegisweg. Daar kun je al je boeken halen, net als je staf, gewaden en andere schoolspullen.' Remus zei dat dat goed was, en ging naar zijn kamer. Gelukkig hielden zijn ouders hem niet tegen, dus liep hij de krakende trap op en ging zijn kleine kamer binnen. Hij had niet veel spullen; In zijn kamen stonden alleen een bed, een kledingkast en een bureau. Remus zakte neer op zijn bed en keek om zich heen. Hij vroeg zich af hoe het zou zijn om een beste vriend te hebben, die hij nu een brief zou kunnen sturen. Maar hij had geen vrienden. Weerwolven werden niet geaccepteerd, dus was het lastig voor Remus om nieuwe mensen te ontmoeten. Deze gedachte maakte hem een beetje verdrietig, maar op Zweinstein zou hij vast leuke mensen ontmoeten. Hij nam zich voor om in de schooltrein meteen op iemand af te stappen. Zijn vader had hem alles verteld over Zweinstein. Hij zou met de andere jongens van zijn jaar en afdeling op één kamer slapen, en daar keek hij naar uit. Glimlachend ging hij liggen en staarde naar het plafond, met de gedachte dat het niet snel genoeg 1 september kon zijn.

Toen Remus wakker werd begreep hij niet waarom hij zijn kleren nog aan had, maar toen dacht hij aan gisteren, en hoe hij doodmoe zijn ogen dicht had gedaan en gewoon in slaap was gevallen. Nu sprong hij overeind, wreef in zijn ogen en rende de trap af. Zijn moeder stond in de keuken, en ze had haar reismantel al om. 'Hier eet dit, dan kunnen we over een paar minuten al vertrekken.' Snel propte Remus het brood in zijn mond en deed ook zijn mantel om. Hij kon niet wachten om te vertrekken, maar ze moesten wachten op zijn vader, die de Ochtendprofeet nog wilde lezen. Gelukkig duurde het niet lang, en een half uur later liepen ze door de straten van Londen. Overal zag Remus grote winkels die voorwerpen verkochten die hij niet kende, maar nergens stond er een ketel of uil in de etalage. 'Pa, waar zijn we?' vroeg hij een beetje angstig, maar zijn vader lachte en wees naar een klein, groezelig cafeetje dat hem eerst helemaal niet was opgevallen. 'We gaan daar naar binnen, de mensen hier, Dreuzels, kunnen het café niet zien, maar wij tovenaars wel.' Remus begreep het niet helemaal, maar volgde toch zijn vader naar binnen. Aan de houten tafeltjes zaten een aantal mensen wiens gezichten aan het zicht onttrokken waren wegens de kappen die ze over hun hoofd hadden getrokken, maar hier en daar zag hij een glinstering van de ogen die hem nakeken. Snel liep hij met zijn moeder door een deur naar een klein binnenplaatsje, waar niets anders te zien was dan wat houten kisten.
CRFJ
Internationale ster



Sirius liep dan wel naar boven toe, maar dat betekende niet dat hij ging doen wat zijn ouders wilden, dat deed hij ook al lang niet meer. Nu was geen verandering. Zijn kamer was niet erg boeiend, het stelde weinig voo en had zeker wel iets van groen hier en daar. Hoewel dat het minste was van het hele huis. Dat was een van de redenen waarom Sirius uitkeek naar Zweinstein, eindelijk was hij weg. Zwadderich was dan ook niet helemaal zijn plan. Hij wist niet waar hij terecht zou komen, maar hij hoopte niet bij zijn familie. Die zag hij thuis al genoeg. Sirius hoorde zijn broer de trap aflopen, maar schok dara geen waarde aan, hij had ene grote lunch gehad, en dus niet echt veel honger. Plus zijn ouders waren vast nog boos om net. 

Na een droomloze nacht werd Sirius wakker gemaakt door zijn broer vanuit de gang. 'Sirius, schiet op. We gaan naar wegisweg,'
Sirius rolde zijn ogen en stond langzaam op. Wegiswe boeide hem erg weinig, hij was er al eens geweest, maar nu was ergens wel anders. De eerste keer dat hij voor zichzelf boeken moest hebben. Het gemompel over de fabeldieren boeken en anderen onzinbenodigheden, als hij zijn ouders en broer moest geloven, aan de ontbijttafel hielp Sirius' humeur niet. Waarom het niet later kon? Met tegenzin vertrok hij achte rzijn familie aan naar de wegisweg toe.
Peeves
Wereldberoemd



Remus' moeder sloot de deur achter hen terwijl zijn vader zijn toverstok pakte. Nieuwsgierig keek Remus toe hoe hij naar het muurtje liep en op een van de bakstenen tikte met het puntje van zijn stok. Meteen begonnen de bakstenen te bewegen en een gigantische poort te vormen. Voor Remus' ogen ontvouwde de Wegisweg zich. Overal liepen tovenaars en heksen met hun druk babbelende kinderen. Hij zag ook een paar groepjes kinderen die al wat ouder waren en zelf hun spullen konden kopen. Het geluid van de mensen in de straat werd overstemd door de krassende uilen die buiten een winkeltje genaamd: 'Betoverende Beestenbazaar' stonden. Hij hoefde maar één blik op de straat te werpen om te weten dat er te veel winkels waren om in een middag allemaal te bekijken. Er waren gewone winkels die boeken en gewaden verkochten, maar hier en daar zag Remus een winkel waarin grote zwarte en kleine gouden ballen rondvlogen, of waar achter het raam vuurwerk te zien was. Hij liep naar een winkel waar een bezem tentoongesteld was, en hij wist dat tovenaars die gebruikten bij de sport Zwerkbal, maar zijn vader hield hem tegen. 'Ho ho, niet zo snel, we moeten eerst wat goud halen bij Goudgrijp.' Ze stonden stil voor een groot wit gebouw, dat veel groter was dan de winkels die ernaast stonden. Bij de ingang stond een wezen dat Remus nog nooit had gezien en dat tot zijn middel kwam. Het wezen boog en deed de deuren voor hen open. Ze kwamen in een kleine hal, en tegenover hen stonden weer twee grote deuren. 'Wat was dat Pa?' vroeg Remus opgewonden. Zijn vader grinnikte. 'Dat was een Kobold. Deze bank wordt door hen bestuurd, maar je moet met ze oppassen. Ze hebben het niet zo op tovenaars gesteld, en zijn alleen maar op goud en andere waardevolle spullen uit.' Remus dacht aan het norse gezicht van de kobold die hen had begroet en betwijfelde wat zijn vader zei niet. Toen ze door het tweede paar deuren liepen kwamen ze in een nog grotere marmeren hal. Overal zaten Kobolden te werken met kostbaar uitziende materialen.
CRFJ
Internationale ster



Sirius liet zih meeslepen, nou ja niet letterlijk, met zijn ouders en broers. Op de wegisweg hadden ze afgesproken met Bellatrix, haar zus Narcissa en diens ouders. Voor Sirius betekede dat niet veel meer goeds, maar keuze was er niet, dus lang dwaalde hij er niet over in zijn hoofd. Hij hoorde Bellatrix zijn broer begroeten en daarna even naar hemzelf kijken. Al hield ze voor nu haar mond. Ze gingen eerst langs Goudgrijp, om geld op te halen. Terwijl de volwassenen naar binnen liepen, besloot Sirius voor zichzelf te wachten. Hij had niet de behoefte om al de kobolden naar zijn familie te zien kijken. De blikken die ze sowieso al kregen zeiden genoeg. Iedereen leek of ze geweldig te vinden, of ze absoluut te verafschuwen. Dat was nog niet het erge, ze keken ook zo naar hem. Hij had al een reputatie zonder dat iemand hem kende. Hij wilde dat ze wisten wat hij dacht en wi ehij was. Daraom was hij ook van plan zich zichtbaar te maken op Zweinstein. Zodat iedereen kon zien hoe hij echt was en vooral hoe hij niet was.
Peeves
Wereldberoemd



Remus was onder de indruk en hij liet zijn blik door de fantastische hal dwalen. Toen de deuren met veel kabaal open vlogen schrok hij en keek wie er binnen kwamen. Een grote familie schreed de ruimte binnen. Ze droegen allemaal zwarte mantels, en voorop liepen drie kinderen; Een meisje met dik zwart haar, een ander meisje met sluik wit haar en een jongen met zwart haar. Allemaal keken ze brutaal naar Remus en bleven stil staan. Vier jonge volwassenen, ongetwijfeld hun ouders, liepen naar een kobold die niets te doen leek te hebben. De kobold keek op en sperde zijn ogen open van verassing. 'Mijn beste familie Zwarts.' prevelde hij, en hij boog zijn hoofd. Blijkbaar had de familie een hoop aanzien, want paar andere tovenaars die in de hal stonden bekeken hen met gemengde gevoelens. Ze leken onder de indruk, maar ook een beetje bang. Remus voelde de hand van zijn vader op zijn schouder en hij werd zachtjes meegetrokken naar de andere kant van de zaal, waar een andere kobold klaar zat. Zijn vader gaf de kobold een sleutel en ze begonnen zachtjes te praten, maar Remus lette niet op. Hij bleef naar de drie kinderen kijken. De meisjes leken een stuk ouder dan Remus, maar de jongen zag er iets jonger uit. Het meisje met het zwarte haar zag dat Remus keek, en ze keek hem nors aan. Vlug richtte Remus zich weer tot de kobold, maar zijn vader was al klaar, en er kwam een tweede kobold aan die hen gebood mee te komen. Ze liepen naar een tweede paar deuren en kwamen uit in een stenen gang, die niet op leek te houden. Voor hen lag een rails, waarop een karretje al trillend klaarstond. 'Moeten we daar in?' fluisterde Remus. Zijn moeder stak haar hand uit en samen met haar klom hij in het wagentje. Zijn vader stapte ook in en als laatste de kobold. Hij floot op zijn vingers en het karretje kwam in beweging. Ze schoten snel weg en maakten de ene bocht na de andere. Remus vond het fantastisch, en stapte ook met tegenzin uit toen ze bij een kluis stopten. De kobold stak de sleutel in het slot en de deur vloog krakend open. Remus zag een aardige hoeveelheid gouden, zilveren en bronzen munten liggen. Zijn vader pakte wat van de munten en stak die in zijn zak. Al snel raceten ze weer langs de stenen wanden, en kwamen piepend tot stilstand bij de deuren. Een beetje draaierig liep Remus met zijn ouders de hal in, en zag dat de familie er niet meer was. Toen ze buiten stonden zag hij een jongen van zijn leeftijd op de stenen trap zitten. Hij had ook zwart haar, dat tot zijn schouders kwam. Remus had zich voorgenomen om vrienden te maken, dus stapte hij op de jongen af en begroette hem. 'Hallo, wat doe je hier? Waar zijn je ouders?'
CRFJ
Internationale ster



Sirius keek naar buiten, er waren verschillende mensen te zien die langs liepen, maar geen enkel sprak hem aan. Blijkbaar straalde hij 'Zwarts' uit of leek hij niet op zoek te zijn naar vrienden. Echte hoopte hij dat wel degelijk vrienden te maken. Hij was niet van plan over zich heen te laten lopen door zijn familie op Zweinstein,maar in zijn eentje had hij echt geen schijn van kans. Hij zag het nu nog wel oké voor zich, hij was nog niet eens op Zweinstein,dus wie weet. Er waren ook altijd nog dreuzelteigen die hem niet kende gelukkig. Hij zag een jongen van zijn leeftijd zijn kant op lopen .De jongen keek om naar hem,vlakvoor de ingang van de bank, en glimlachte. Hij was dan ook meteen de eerste die dat vandaag had gedaan. Sirius' glimalchte kort terug en keek weer de straat op toen de jongen de bank inliep. Hij liep naar de bank toe, dus was vast een tovenaar, maar hij was tenminste aardig tegen hem. Tot nu toe dan. Sirius zou wel merken of hij op zijn school zou zitten of niet. Zoveel warade hectte hij daar nog niet aan.
Plots hoorde hij een ongensstem hem begroetten. Hij keek om naar de stem en zag een andere jongen van zijn leeftijd tegenover hem. Hij begroette de jongen terug natuurlijk, hij kon wel beleefd zijn. Als hij dat wilde, en nu zag hij niet in waarom niet. De jongen leek aardig genoeg, en hij kende hem nog niet. Vast een goed teken. 'Ik wacht op ze,' zei Sirius, hij deed geen moeite minachting te verbergen. 'Ze zijn nog bij de bank, waar jij vast net vandaan komt,' glimlahcte hij.
Peeves
Wereldberoemd



De jongen glimlachte, maar zijn ogen lachten niet mee toen hij het over zijn ouders had. Hij had erg nette kleren aan, die hij slordig droeg. Waarschijnlijk hoorde hij bij die grote familie, waarvan de kinderen hem zo nors aankeken. Deze jongen leek helemaal niet op ze. Hij had dan natuurlijk soortgelijke kenmerken van het uiterlijk, maar hij keek vriendelijk, en niet hooghartig. 'Ik ben Remus. Ik ga dit jaar voor het eerst naar Zweinstein.' zei Remus en hij stak zijn hand uit. 'Ik heb er echt zin in, in welke afdeling denk je dat je komt?' Voor de jongen antwoord kon geven kwam de familie weer naar buiten en liep naar hem. 'Sirius, kom mee. We hebben helemaal geen tijd om een praatje te maken met mensen zoals zij.' zei een vrouw, waarschijnlijk zijn moeder, met een afkeurende blik op de littekens op Remus' gezicht. De jongen, Sirius, werd meegevoerd door zijn familie. 'Zie ik je in de trein?' riep Remus hem nog na. Een beetje teleurgesteld liep hij terug naar zijn ouders, die op een afstandje toe hadden staan kijken. 'Dat was goed van je lieverd, ik weet zeker dat je veel vrienden gaat maken.' zei zijn moeder met een vriendelijke glimlach. Remus knikte alleen maar en liep met zijn ouders een gewadenwinkel binnen. Daar stapte hij op een verhoging en liet een mollige vrouw zijn maten opnemen, en hij liep, ietsje vrolijker, de winkel uit met nieuwe gewaden. Daarna kocht hij nog ingrediënten voor toverdranken, een ketel, een weegschaal en een telescoop. In de boekenwinkel keek hij zijn ogen uit, en wenste dat hij er langer mocht blijven om alle boeken te bekijken, maar zijn ouders wilden nog een toverstok voor hem kopen. Daar keek hij de hele dag al naar uit, dus liet hij de stapels boeken achter zich en ging naar een klein winkeltje (Olivander, maker van Exclusieve Toverstokken sedert 328 voor Christus) waar niemand was, op een vrolijke man na. Het haar van de Olivander begon al wat te grijzen, en de eerste rimpels waren al op zijn gezicht te zien. Remus schatte hem niet ouder dan vijftig. 'Welkom!' riep hij, en hij spreidde zijn armen, alsof hij trots zijn hele collectie toverstokken wilde laten zien. Tegen de muren stonden hoge kasten, die volgepropt waren met kleine doosjes, waarin ongetwijfeld toverstokken zaten. Remus liep zenuwachtig naar Olivander toe, die al een stok in zijn handen had, die Remus aanpakte. 'Probeer hem maar.' zei hij hartelijk, dus tilde Remus de stok op en zwaaide ermee, maar er gebeurde niets. 'Nee? Wat dacht je van deze? Cipres, 26 centimeter, en de staarthaar van een eenhoorn.' Remus ruilde de stok in zijn handen voor die van Cipres, en op het moment dat hij het hout aanraakte voelde hij een warmte door zijn arm stromen. Hij zwaaide ermee, en er spoten gouden en groene vonken uit. 'Uitstekend!' riep Olivander lachend. Verbluft om hoe snel het ging, bekeek Remus de stok goed, terwijl zijn vader betaalde. Buiten kreeg Remus nog een ijsje, en zag hij Sirius staan. Hij zwaaide vrolijk naar hem, en liep toen weer met tegenzin naar de ingang van de Wegisweg. 'We moeten nog naar St. Holisto's, weet je nog?' fluisterde zijn moeder terwijl ze door het groezelige café naar buiten liepen.
CRFJ
Internationale ster



'Ik ben Remus. Ik ga dit jaar voor het eerst naar Zweinstein.' zei de jongen, Remus, terwijl hij zijn hand uitstak. Hij bevestigde Sirius' gedachten over hem. Hij had een goede eerste indruk achtergelaten. 'Ik heb er echt zin in, in welke afdeling denk je dat je komt?' Vervolgt hij. Sirius wilt zijn hand aannemen en antwoorden, dat hij er ook zin in had en alles behalve Zwadderich, maar zijn liefste familie loopt jammer genoeg vanuit de bank meteen op het tweetal af. Daar gaat zijn eerste indruk op Remus. 'Sirius, kom mee. We hebben helemaal geen tijd om een praatje te maken met mensen zoals zij.' zei zijn moeder met een afkeurende blik op het gezicht van Remus. Pas toen zag Sirius de littekens. Hij vroeg zich af wat er met hem was, maar zag geen reden tot afkeuring. Hij leek een goede jongen, het was alleen jammer dat hij dat niet had kunnen zeggen voor zijn familie hem meetrok. Hij hoorde wat Remus op het einde riep en was wel van plan hem nog eens te spreken.
Toeg gleed zijn blik naar zijn familie, die hem allemaal bestraffend aankeken. Hij haalde zijn schouders op, terwijl zijn moeder aan het preken was over hoe fout die Remus wel niet was en boos werd op hemzelf. Het scheelde hem niet erg veel meer, hij geloofde het wel, ze zou niet met iets nieuws aan komen zetten. Zijn moeder trok hem mee naar Oliviander, voor een toverstok. Hij had al gehoord hoe het ging maar was alsnog benieuwd. De man die er was keek argwanend naar de twee Zwarts, maar besloot wel te helpen. De eerste stok, die Sirius op aandringen van zijn moeder probeerde, liet iets exploderen. De man legde hem snel weg. De volgende bleef stil. Zijn moeder keek teleurgesteld naa
r hem. Hij kon hier ook niets aan doen. De stok erna, van 34,4 cm lang, reageerde goed op hem. Zijn moeder betaalde snel en op gelucht, waarna ze voor gewaden Sirius' maten lieten opnemen. Zijn moeder gaf hem geen tijd om voor een huisdier te kijken, want ze hadden met de andere afgesproken bij de schoolspullen. De boeken had de rest al verzameld, maar Sirius had nog ingedrienten nodig. Nadat ook dit was geregeld en ze weer richting Oliviander liepen, hoorde hij zijn broer en nicht praten samen. Vlakbij Oliviander zwaaide Remus naar hem, hij zwaaide terug en moest weer even denken aan de jongen bij de bank, die leek hem ook wel aardig en hoe dan ook zou hij met een van hen tenminste vrienden worden. Tenzij hij nog anderen tegen zou komen. De vrienden van zijn familie niet meegerekend.

Peeves
Wereldberoemd



In St. Holisto's werden de vaste onderzoeken uitgevoerd, en Remus liet alles maar over zich heen komen. De laatste zes dagen vulde hij met zijn boeken lezen. Het was heel erg interessant, hij probeerde zelfs een paar spreuken. Op de laatste dag lukte het hem zelfs spullen te laten zweven. Met zijn al ingepakte koffer holde hij naar beneden om het te vertellen, en hij vond zijn ouders in de woonkamer. 'Ma, pa, ik kan de zweefspreuk!' riep hij enthousiast terwijl hij naar binnen holde. 'Erg goed! Maar we moeten nu naar het station, we zijn al een beetje laat.' zei zijn moeder glimlachend. Met het gevoel dat hij ontplofte van spanning deed Remus zijn reismantel om en volgde zijn vader naar buiten. Voor het huis stond tot Remus' verbazing een auto. 'Ik heb er een op het Ministerie geregeld.' legde Remus' vader uit terwijl hij de koffer in de kofferbak legde. Remus genoot van het ritje, maar hij wist dat hij nog meer zou genieten van de treinreis, misschien zou hij Sirius weer tegen komen. 'Kijk ma, Wingardium Leviosa!' riep Remus, en het stapeltje boterhammen op zijn moeders schoot vloog een paar centimeter omhoog, en bleef daar trillend hangen. 'Wat knap!' zei zijn moeder trots, terwijl Remus de spreuk verbrak en de boterhammen weer omlaag vielen. Niet lang daarna kwam de auto tot stilstand voor het station en Remus stond als eerste buiten. Zijn vader pakte de koffer, en Remus nam zijn hand. Ze stopten voor een hek tussen perron 9 en 10. 'Hier is je kaartje.' Remus' vader gaf hem een kaartje waarop 'Perron 9¾' stond. Remus wist wat hij moest doen; dat had zijn moeder al uitgelegd. Dus stapte hij, een beetje zenuwachtig, op het hek af, maar hij stopte niet met lopen. Hij liep dwars door het hek heen. en kwam er aan de andere kant weer uit. Het geluid van kwetterende uilen en druk pratende tovenaars vulde zijn oren. Hij zag de familie van Sirius ook, maar hijzelf was nergens te bekennen. 'Ik wil ook mee.' zeurde de jongen die hij in de bank had gezien. 'Nee Regulus, je bent te jong. Volgend jaar is het jouw beurt.' Grijnzend nam Remus afscheid van zijn ouders en stapte toen de rode trein in. Hij wachtte daar en bleef naar zijn ouders zwaaien, tot de trein in beweging kwam. Toen liep hij met zijn koffer door de trein op zoek naar een lege coupé. Hij stond stil bij een coupé waar maar één jongen in zat. Hij herkende Sirius gelijk en deed de deur open. 'Hallo, mag ik erbij komen zitten?'
CRFJ
Internationale ster



Thuis was de sfeer weer zoals gewoonlijk, niet al te geweldig voor Sirius dus. Nu de sortering er aan kwam, merkte hij op dat zijn ouders hem wilden sturen naar Zwadderich. Alle andere afdelingen klonken erg negatief als hij zijn ouders moest geloven, maar zo slecht leken ze nog niet. Oké, hij was niet slim genoeg voor Ravenklauw, zover kwam hij ook wel, maar wat er mis was met Huffelpuf en Gryffoendor, bleef hem een raadsel. Gryffoendor sprak hem zelfs ergens wel aan, al zou hij dat nooit aan zijn ouders vertellen, aangezien die daar de grootste hekel aan hadden en hij kon misschien beter maar niet te veel haat zaaien bij ze thuis, ze mochten hem toch al niet helemaal. 
De ochtend van vertrek, was Regulus drukker dan Sirius' zelf was. Zijn ouders hadden een beetje moeite hem in toomt e houden, maar kregen toch al de spullen bij het perron. De weg er heen was erg stil, niets ongewoons voor Sirius. Op kings cross station volgde hij zijn ouders en broer naar perron 93/4, waar zijn gezin zich herenigde met de rest van zijn familie. Sirius hoorde toen hij de trein op stapte dat zijn ouders Regulus tegen moesten houden, maar hij keek niet meer achterom. Eindelijk was hij brij van zijn familie. 
De meesten coupé's waren vol, of de leerlingen keken zo naar Sirius dat hij zich niet welkom voelde. Uiteindelijk vond hij een lege coupé, waar hij besloot te gaan zitten. Sociaal zijn zou nog wel komen. Meer mensen liepen langs hem heen, maar wilden niet naar binnen, daardoor was hij ook verbaast toen, na de trein in beweging kwam, de deur open ging. Zijn blik viel op de persoon die hem open had gedaan en hij zag dat het Remus, de jongen bij de bank was. Het was dapper van hem om bij Sirius te komen zitten. Door zijn verbazing, was Sirius even stil. 'Natuurlijk!' zei hij. 'Maar heb je geen vrienden om bij te gaan zitten?' Niet dat hij hem weg wilde, maar niemand anders wilde met hem omgaan. 'Ik bedoel, het zal; je reputatie geen goed doen, met mij om te gaan,' voegde hij toch toe, zodat Remus het niet verkeerd op zou vatten, hopelijk.
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste