Peeves schreef:
De jongen glimlachte, maar zijn ogen lachten niet mee toen hij het over zijn ouders had. Hij had erg nette kleren aan, die hij slordig droeg. Waarschijnlijk hoorde hij bij die grote familie, waarvan de kinderen hem zo nors aankeken. Deze jongen leek helemaal niet op ze. Hij had dan natuurlijk soortgelijke kenmerken van het uiterlijk, maar hij keek vriendelijk, en niet hooghartig. 'Ik ben Remus. Ik ga dit jaar voor het eerst naar Zweinstein.' zei Remus en hij stak zijn hand uit. 'Ik heb er echt zin in, in welke afdeling denk je dat je komt?' Voor de jongen antwoord kon geven kwam de familie weer naar buiten en liep naar hem. 'Sirius, kom mee. We hebben helemaal geen tijd om een praatje te maken met mensen zoals zij.' zei een vrouw, waarschijnlijk zijn moeder, met een afkeurende blik op de littekens op Remus' gezicht. De jongen, Sirius, werd meegevoerd door zijn familie. 'Zie ik je in de trein?' riep Remus hem nog na. Een beetje teleurgesteld liep hij terug naar zijn ouders, die op een afstandje toe hadden staan kijken. 'Dat was goed van je lieverd, ik weet zeker dat je veel vrienden gaat maken.' zei zijn moeder met een vriendelijke glimlach. Remus knikte alleen maar en liep met zijn ouders een gewadenwinkel binnen. Daar stapte hij op een verhoging en liet een mollige vrouw zijn maten opnemen, en hij liep, ietsje vrolijker, de winkel uit met nieuwe gewaden. Daarna kocht hij nog ingrediënten voor toverdranken, een ketel, een weegschaal en een telescoop. In de boekenwinkel keek hij zijn ogen uit, en wenste dat hij er langer mocht blijven om alle boeken te bekijken, maar zijn ouders wilden nog een toverstok voor hem kopen. Daar keek hij de hele dag al naar uit, dus liet hij de stapels boeken achter zich en ging naar een klein winkeltje (Olivander, maker van Exclusieve Toverstokken sedert 328 voor Christus) waar niemand was, op een vrolijke man na. Het haar van de Olivander begon al wat te grijzen, en de eerste rimpels waren al op zijn gezicht te zien. Remus schatte hem niet ouder dan vijftig. 'Welkom!' riep hij, en hij spreidde zijn armen, alsof hij trots zijn hele collectie toverstokken wilde laten zien. Tegen de muren stonden hoge kasten, die volgepropt waren met kleine doosjes, waarin ongetwijfeld toverstokken zaten. Remus liep zenuwachtig naar Olivander toe, die al een stok in zijn handen had, die Remus aanpakte. 'Probeer hem maar.' zei hij hartelijk, dus tilde Remus de stok op en zwaaide ermee, maar er gebeurde niets. 'Nee? Wat dacht je van deze? Cipres, 26 centimeter, en de staarthaar van een eenhoorn.' Remus ruilde de stok in zijn handen voor die van Cipres, en op het moment dat hij het hout aanraakte voelde hij een warmte door zijn arm stromen. Hij zwaaide ermee, en er spoten gouden en groene vonken uit. 'Uitstekend!' riep Olivander lachend. Verbluft om hoe snel het ging, bekeek Remus de stok goed, terwijl zijn vader betaalde. Buiten kreeg Remus nog een ijsje, en zag hij Sirius staan. Hij zwaaide vrolijk naar hem, en liep toen weer met tegenzin naar de ingang van de Wegisweg. 'We moeten nog naar St. Holisto's, weet je nog?' fluisterde zijn moeder terwijl ze door het groezelige café naar buiten liepen.