Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Ik wens jullie allemaal een hele fijne en veilige jaarwisseling toe
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
12 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
RPG || Lost Outside Timesham
Anoniem
Popster



Een stad met een boven- en ondergronds gedeelte. Niemand is er ooit buiten geweest. Tot de machthebbende positie wordt doorgeschoven naar iemand anders en 5 tieners met een begeleider de buitenwereld gaan verkennen. Echter, de begeleider verdwijnt al snel en de tieners zijn helemaal alleen over in een wereld die ze niet kennen...

RPG bestemd voor Exile (de bedenker van dit geweldige verhaal), ASAP, Maevie, Juntos en mij.
ASAP
Straatmuzikant



My name if Jeff
Exile
YouTube-ster



Yeonson Carter Boatwright

Nog een laatste keer controleerde Yeonson of hij alles had wat hij nodig zou hebben. Yeonson zou in eerste instantie slechts een weekje weg zijn, maar toch was hij bang dat hij nog wat belangrijks over het hoofd had gezien. Voor het eerst in tien jaar zou hij de donkere, grauwe machinewereld weer verlaten. Het was een moment waarvan Yeonson had verwacht dat het nooit zou komen. Tien jaar geleden was Yeonson als negen jarig jongetje van de ene op de andere dag overgeplaatst naar de machinewereld. Zijn ouders waren omgekomen bij een vreemd ongeluk met de nonstoptrein, daardoor werd hij zonder pardon overgeplaatst. Yeonson had geen idee hoe vreselijk het contrast was tussen de lichte zorgenvrije bovenwereld en de donkere gedisciplineerde onderwereld, het enige wat hem werd verteld was dat hij daar beter verzorgd kon worden nu zijn ouders er niet meer waren en als negen jarig kind geloofde hij dat meteen. Hij had verwacht dat er een soort kinderopvang zou zijn waar hij kon spelen en opgroeien net als voor die tijd. Yeonson merkte echter meteen dat zijn leven van de ene op de andere dag volledig was veranderd. Boven was hij vrij om te spelen en doen wat hij wilde terwijl er onder strikte regels gelden en hij meteen moest beginnen met werk bij een van de machines.

De meeste mensen van beneden wisten niet beter dan de strakke schema’s en donkere werkplaatsen, net zoals de mensen van boven niet wisten hoe het er beneden aan toe ging. Hoewel Yeonson nog vaak terugdacht aan zijn leven boven was hij al snel gewend geraakt aan het werk beneden. Elke ochtend ging een centrale wekker voor dertig seconden lang af, iedereen stond op, maakte zich klaar en zorgde dat hij binnen vijf minuten in de rij stond bij de kantine voor een bordje met twee broodjes en een glas melk. Als dit op was ging iedereen tegelijkertijd verder naar de machine waarbij hij werkzaam was. In het begin had Yeonson redelijk eenvoudig werk gedaan bij een van de voedingsmachines door het sorteren van appels, het was erg eentonig werk maar een andere optie was er niet. Tegenwoordig was Yeonson werkzaam bij een textielmachine waar hij handmatig machine voor machine kammen aan moest drukken zodat het textiel goed strak zou worden. De kamen waren groot en zwaar waardoor het werk erg veel kracht kostte. Als jonge fitte jongen was Yeonson verplicht om zwaar werk te doen aangezien dit niet mogelijk was voor vrouwen, kinderen of oudere mannen. Halverwege de dag ging de wekker, die nu als bel functioneerde, opnieuw. Het was pauze en iedereen ging geordend terug naar de kantine waar opnieuw broodjes en een glas melk klaarstonden. Na de middag waren er ploegenwissels zodat je niet de hele dag het zelfde werk hoefde te doen, bovendien was het niet voor elke machine nodig om volle dagen te draaien. Yeonson ging dan naar de meubelmakerij waar hij boomstammen versleepte van de opslag naar de werkplaats. Na afloop ging er opnieuw een bel waarna iedereen in de kantine een warme maaltijd kreeg voorgeschoteld, dit was een simpele eenpanssmurrie die voor grote getalen tegelijk werd bereid. Na het eten liep iedereen door naar de douches, tijd voor uitgebreid douchen was er niet want er stond altijd een lange rij achter je te wachten. Vervolgens ging je door naar de slaapruimtes en ging je snel slapen zodat je de volgende dag weer genoeg energie had om de hele dag aan het werk te zijn. Tijd voor een persoonlijk leven, hobby’s of vrienden was er niet echt alleen tijdens het werk of het eten kon je mensen leren kennen.

Yeonson was uitgekozen om samen met een groepje andere jongeren naar buiten te gaan om te onderzoeken wat er buiten de stad bevond. Door de onwetendheid over de omgeving werd dit gezien als een gevaarlijke taak, maar Yeonson kon niet wachten om de frisse buitenlucht na tien jaar weer een keer zelf te voelen. Na zijn overplaatsing naar beneden was Yeonson nooit meer buiten geweest maar de waarneming van frisse lucht en verkoelende regen stonden nog goed in zijn geheugen gekerfd. Als klein jongetje rende hij vaak buiten door de regen, hij vond het heerlijk hoe de spetters overal om hem heen tegen de grond spatten. Hoewel zijn moeder vaak waarschuwde dat hij ziek zou worden van de regen, liet hij zich niet tegenhouden om te doen wat hij het liefste deed. Vrijwel dagelijks dacht Yeonson tijdens zijn werk terug aan vroeger, hij dacht aan zijn ouders en aan hoe zijn leven nu zou zijn als hij nog gewoon boven woonde zoals vroeger. Deze ideeën deden pijn van binnen, maar de afgelopen tien jaar had Yeonson leren accepteren dat het zo beter was dan als hij alleen boven zou zijn gebleven zonder zijn ouders.

Vandaag was echter geen dag zoals alle anderen, het was tijd voor een nieuwe ervaring. Yeonson pakte zijn volgestopte rugzak van zijn bed en deed hem op zijn rug. Hij zei gedag tegen zijn slaapruimte genoten en verliet rustblok C zonder enige spijt. Yeonson had zin in deze nieuwe ervaring, ook al werd er gezegd dat het gevaarlijk kon zijn, voor Yeonson was alles beter dan het leven beneden, doordat hij wist hoe mooi het leven buiten kon zijn. Hij had geen idee wie er nog meer mee zouden gaan, het was in ieder geval niemand waarmee hij samen werkte of sliep, dan had hij het wel geweten. Vol enthousiasme en verwachting liep Yeonson richting de lift die de onder- en bovenwereld van elkaar scheidde.

Yeonson Carter Boatwright

Anoniem
Landelijke ster



Alea Aylward

Alea woonde op een boerderij aan de rand van de stad Timesham. Timesham was een grote stad dat bestond uit 2 lagen, de onderste laag en de bovenste laag. Er was eigenlijk geen tussenweg. Alea woonde met haar gezin in de bovenste laag, op een grote woonboerderij met de paardenstallen. De meeste mensen zagen de boerderij als een belangrijke plek. Het enige "echte" vervoersmiddel van heel Timesham stond daar, de paarden. Naast de elektrische trein die werd bediend door de onderste laag was er geen ander vervoersmiddel dan de paarden. Met de trein kon je je in de stad voortbewegen, maar alleen lange afstanden. De meeste mensen reisden liever per paard. Met de paarden kon je door het hele stad heen. De meeste mensen uit de bovenste laag konden ook goed paardrijden, de mensen uit de onderste laag niet, die zagen het licht nooit. Laat staan paarden. 

Alea liep van de paardenstallen naar het woonhuis. Ze moest nog een hoop doen voor haar trip. Samen met een paar andere jongeren is ze ervoor gekozen om op verkenning te gaan buiten Timesham. De meeste mensen kwamen Timesham nooit uit, soms waren er kinderen uit de bovenste laag die niet luisterden, maar die durfden al gauw niet meer. Timesham was omgeven door de natuur, er lag een heel groot bos direct achter de paardenstallen van Alea's huis. Toch voelde ze zich veilig, aan de rand van het bos waren vaak mensen aan het paardrijden, je mocht namelijk niet te diep het bos is. Niemand kende de wegen, niemand wist wat er zich in het bos afspeelde. Niemand wist wat er zich buiten Timesham afspeelde, en het was de beurt aan de gekozen jongeren om er verandering in te brengen.

Het inpakken van Alea's spullen was al een opgave op zich. Hoeveel spullen mocht ze mee? Niet te veel. Ze had besloten een rugtas mee te nemen. Misschien een extra paar schoenen eraan vast knopen, maar niet teveel. Alea was best ijdel, ze hield van kleding en van schoenen. Toch was ze er redelijk snel uit, de nachten zouden wel koud zijn dus een warme trui moest mee. Of een dikke jas? Nadenkend liet Alea zich op bed vallen. Ze kon dingen aan het zadel van haar paard vastbinden, zoals haar slaapzak. Maar ook niet teveel. Na een uur had ze alles ingepakt. Haar tas was ontzettend zwaar, maar toch had ze niet teveel bij zich. Genoeg voor een week, inclusief eten. Haar rugzak zette ze tegen de rand van haar bed neer, samen met de slaapzak die ze mee moest om te overnachten. Ze zuchtte wel even bij de gedachte dat ze een week van huis zou zijn. Wie zou er voor de paarden zorgen, wie zou nu elke ochtend bij dag en dauw opstaan om de paarden klaar te maken voor de dag? Ook dacht ze na over de mensen met wie ze ging. Ze had nog geen idee, zouden er mensen uit de onderste laag gaan? Die waren er toch helemaal niet aan gewend? Ze gingen ter paard, hoe zouden ze dat dan gaan doen? Waarschijnlijk worden het dan alleen jongeren uit de bovenste laag, maar ze had nog steeds geen idee wie. Ze hoopte iemand die ze kende. Aangezien ze in Timesham geen school of iets wat daar op leek hadden, kende ze ook niet zoveel jongeren in de stad, alleen de genen die dicht bij haar in de buurt woonden.

Het was pas 8 uur in de avond toen er aan haar slaapkamer deur werd geklopt. Het was haar moeder. Het enige wat ze écht heel erg vond aan een week weggaan, was een week zonder haar moeder. Alea was een familiemens, ze deed heel veel samen met haar moeder. Haar moeder was dan ook overbezorgd als het om Alea ging. Ze glimlachte toen ze de kamer in kwam lopen. “Doe je wel voorzichtig?” Fluisterde haar moeder. Haar moeder praatte nooit hard, waardoor Alea gewend was dat ook niet te doen. “Ja, natuurlijk,” antwoorde Alea. Ze wist niet zeker of ze de waarheid sprak of niet. Natuurlijk zou ze voorzichtig zijn, maar door alle verhalen die ze had gehoord over plekken buiten Timesham was ze toch nerveus. Het zou gevaarlijk kunnen zijn. Snel vermande Alea zich. Natuurlijk kan het gevaarlijk zijn, maar dat betekent niet dat het zo is. Ze glimlachte naar haar moeder, haar moeder glimlachte terug. “Hoe laat vertrekken jullie morgen?” Vroeg haar moeder voor de zoveelste keer, ze wist het wel, maar ze wilde het weer horen. Ze wilde weer de zekerheid horen dat het echt zo was, dat Alea echt voor een week wegging uit Timesham. “Half 8,” antwoorde Alea. Om 7 uur zou iedereen bij de boerderij zijn. “Ga dan maar vroeg slapen,” zei haar moeder nadat ze een kus op het voorhoofd van Alea gaf. Alea knikte. “Welterusten.” Zei ze nog, voordat haar moeder de kamer verliet.

Intussen was het half 10, Alea kon de slaap niet te pakken krijgen en wisselde steeds van zij. Ze werd met de minuut nerveuser, straks was het echt te gevaarlijk, of straks was hun reis niet nuttig geweest. Allerlei dingen spookten door Alea’s hoofd. Om 10 uur besloot ze weer op te staan, ze liep een rondje door haar slaapkamer, pakte haar spullen uit om ze daarna weer in haar rugzak te doen en besloot naar de badkamer te gaan, om een plens water in haar gezicht te gooien. Voor de spiegel sprak ze zichzelf nog een paar bemoedigende woorden toe en om 11 uur viel ze dan toch uiteindelijk in slaap.


Naast paarden waren er op de boerderij van Alea ook kippen en een haan aanwezig. Dat was ook het gene wat haar om 6 uur ’s ochtends wakker maakte. Het gekraai van de haan. Vandaag was het zover, ze ging Timesham verlaten. Ze stapte om 5 over 6 uit bed en sprong onder de douche, een laatste douche voor ze een week van een nieuw avontuur instapte. Een week die haar leven compleet kon veranderen, verbeteren of misschien wel de ergste week uit haar leven zou worden. De tijd kwam steeds dichter bij 7 uur, en ze werd steeds nerveuser. “Verman jezelf, Alea” zei ze hardop. Gedoucht en klaargemaakt pakte ze haar rugtas en slaapzak voordat ze naar beneden liep om voor het laatste te ontbijten met haar gezin. Iedereen was stil en nerveus. Tik… tak… bijna was het 7 uur. De paarden waren buiten al klaargezet en ook het stadsbestuur arriveerde. Het was zover, het avontuur begon.






Anoniem
Popster



// Elarinya Felix \\

 

 

Elarinya dacht alles te hebben wat ze nodig had en toch had ze nog ruimte over in haar tas. Welja haar ene tas. Ze had een tas met voedsel en een andere tas met kleding en dergelijke. Dan was er ergens ook nog een slaapzak, maar voordat ze die gevonden had moest ze eerst drie rondjes draaien. Het lag gewoon op haar bed. Met een touw knoopte ze alle tassen stevig aan elkaar en ze slingerde het geheel over haar rug.

Het moest iets over half zeven zijn, want ze had zojuist gegeten en dan was het ongeveer half zeven. Een halfuur geleden was ze wakker geworden van het alarm en gisteravond had ze haar tas ingepakt. Ze vroeg zich af of ze er wel goed aan deed. Elarinya zou naar de bovenwereld gaan en dan met andere mensen het gebied buiten de stad verkennen. Ze was toch niet geschikt voor het zware werk hier en het liefst wilde ze hier weg, maar daar was geen mogelijkheid voor geweest tot nu. Alleen ze moest alles wat vertrouwd was achterlaten en ze was er niet echt bang voor, er was niet veel om achter te laten, ze had toch geen vrienden. Door de strakke ritmes en lange werkdagen was er geen tijd voor vrienden op misschien een klein praatje tussendoor na. Het enige wat ze achter kon laten waren misschien de vertrouwde donkere gangen waar ze eindeloos in kon ronddwalen als ze de slaap niet kon vatten. Misschien haar vader… Echter het was toch maar voor een weekje, daarna zou ze waarschijnlijk weer terug gestuurd worden. Ze had natuurlijk hoop dat de bovenwereld echt zo mooi was als ze zeiden en dat ze daar kon blijven, maar in haar achterhoofd wist ze donders goed dat de kans daarop echt nihil was.

Voordat ze haar kleine kamertje, die ze deelde met haar vader, in rustblok G na haar vader verliet griste ze nog snel de ketting die ze ooit van haar moeder had gekregen van de tafel en hing hem om haar nek. Ze zei gedag tegen haar vader en liep weg alsof het niets was. Het was natuurlijk niet niets, maar hun band was niet dusdanig goed dat ze zou besluiten niet te gaan. Met haar moeder had ze wel een goede band gehad en toen ze dood ging was de band met haar vader wat minder geworden. Het was niet per se negatief, maar ze praatten gewoon minder tegen elkaar, omdat ze daar de behoefte niet aan hadden. Dus toen ze voorstelde of ze mee mocht op deze “expeditie” naar buiten de stad had haar vader haar niet tegen gehouden. Nou ja het was niet helemaal vrijwillig, je moest gekozen worden, maar ze had de keuze of ze ging of niet.

Ze keek treurig naar de ketting om haar nek. Het was een grijze cirkel met een stukje rode steen in het midden. Haar moeder vertelde haar vroeger dat het een echt stukje robijn was, met de hele uitleg over edelstenen erbij. Toen haar moeder overleed was het het enige wat ze van haar moeder wilde houden. Alle kleren en andere spullen gingen het huis uit, vooral omdat haar vader ze niet aan kon zien zonder in een depressie te zakken.

Enige tijd later ontdekte Elarinya dat het natuurlijk geen echte robijn was, die waren veel waard en een echte robijn had ze rijk kunnen maken. Ze was teleurgesteld geweest toen ze het uitvond. Ze nam het haar moeder niet kwalijk dat ze gelogen had, een klein kind hoop geven was geen misdaad, dat had ze uit liefde gedaan. Alleen naarmate ze ouder werd had ze ook begrepen wat ze met een echt stukje robijn kon, alleen het was niet echt, dus alle dingen die ze had bedacht konden niet. Misschien had ze met haar vader naar boven gekund, als je genoeg geld had kon je naar boven. Het scheen er prachtig te zijn. Zelf kon Elarinya zich er weinig bij voorstellen. Zonlicht in plaats van lampen? Dat was gewoonweg een raar idee, want ze kende immers niet anders. Ze zou het zien, ze was immers op weg naar boven.

Ze liep ongemakkelijk tegen de stroom arbeiders in. Ze gingen allemaal naar hun werk en dat was precies de andere kant op. Normaal liep niemand tegen de stroom in, dus iedereen keek haar aan. Ze probeerde op andere dingen te letten in plaats van terug te staren. Zoals de ruwe donkergrijze muren, ze waren nog nooit zo interessant geweest. Ze leken zwart, maar dat kwam omdat er niet zoveel licht was. In het geelachtige licht leek het toch echt meer grijs dan zwart. Hoewel, grijs was alleen maar grijs omdat de mensheid het grijs had genoemd.

Eenmaal bij de lift aangekomen, was Elarinya toch wel blij dat ze vandaag niet hoefde te werken. Ze ging op avontuur! Ze hoefde geen zware kisten te verslepen, die iedereen met gemak kon verplaatsen, behalve zij. Ze hoefde niet vriendelijk elke werknemer de weg te wijzen, als de leidinggevende besloot dat met kisten slepen geen werk voor haar was. Ergens, diep vanbinnen, was ze ook opgelucht dat ze niet na een dag lang werken terug zou gaan naar haar verstikkende kamer om uitgeput in slaap te vallen. De blik van haar en haar vader zouden niet hoeven kruizen, om slechts verdriet in zijn ogen te zien. Het was negen jaar geleden, maar waar Elarinya zich over de dood heen had kunnen zetten, had haar vader dat niet kunnen doen.

Nee, als het enige wat ze eventueel zou kunnen missen de lege gangen waren, dan was het niet erg om weg te gaan. Ze zuchtte diep, veegde een bruine lok haar uit haar gezicht en ze stapte dapper de lift in.

In de lift stond een jongen, misschien was hij de enige andere die meeging of misschien moest de rest nog komen. Het kon Elarinya niet echt heel veel schelen, vriendschappen zou ze hoogstwaarschijnlijk niet sluiten. Ze wist niet eens hoe dat moest. De jongen stond met zijn tas geduldig te wachten in de lift. Zijn huid was bleek, net als die van haar, door gebrek aan zonlicht. Zijn haar en ogen waren donker, maar ze kon het verschil tussen bruin en zwart niet onderscheiden, omdat de lift niet genoeg verlicht was.

‘Hoi,’ zei ze met een heldere stem. Het waren een van de eerste woorden die ze sprak op deze ochtend, dus het veraste haar dat ze niet klonk als iemand die net wakker geworden was. Ze lachte even kort, maar daarna trok ze haar gezicht weer neutraal en ging ze aan de andere kant van de lift staan. Hoe werkte dit ding überhaupt?

Haar vraag werd beantwoord toen de deuren sloten en de lift het geluid maakte van een machine die in werking werd gezet. Ze wist maar al te goed dat iemand dit moest doen, niets ging vanzelf, ook de lift niet. Toen de deuren dicht gingen, dacht ze eerst dat ze opgesloten werden. De jongen naast haar bleef echter rustig staan, misschien wist hij gewoon dat ze niet opgesloten werden of misschien raakte hij ook in paniek maar bleef hij ook rustig. Ze keek weg van de jongen en besloot ook rustig te blijven staan en net te doen alsof dit de normaalste zaak van de wereld was.

ASAP
Straatmuzikant





Jonathan Chris' Milton. Of even makkelijk, John Milton. | Bovenste laag.


John duwde de deur van het magazijn open en stapte naar binnen. Even dacht ze dat de ruimte verlaten was. De enige ramen zaten hoog bij het plafond en hadden tralies. Ze lieten verre straatgeluiden door: toeterende auto's en piepende remmen. De ruimte rook naar oude verf en er lag een dikke laag stof met verse voetstappen op de grond. Er is niemand hier. Het is ook vroeg in de ochtend, maar over een kwartier zullen de eerste werknemers al te zien zijn. John had alleen maar een aantal dingen nodig die ergens in het magazijn verborgen liggen. Vandaag is een belangrijke dag, John zal dan voor het eerst de buitenwereld betreden, als een van de weinigen van zijn generatie. John's familie was door het dolle heen toen hij de brief kreeg dat hij mee mocht in het verkenningsteam buiten Timesham, als eerste van zijn familie's generatie. John loopt rusteloos en lichtelijk zenuwachtig een paar minuten door het magazijn, waar hij uiteindelijk een zaklamp en een bot kapmes vindt. De meeste voorwerpen die hij nodig had voor de reis had hij al van te voren verzameld en in zijn rugzak gepropt. Dit magazijn was John's vaders nalatenschap aan de familie, voor zijn dood had hij hard aan dit familiebedrijf gewerkt en ondertussen is dit bedrijf gegroeid tot een van de succesvolste bedrijven in de bovenste laag. Het familiebedrijf levert voornamelijk luxeproducten zoals juwelen en andere soorten sieraden. John heeft meegemaakt hoe zijn ouders, vader voornamelijk, tot in de late avonden heeft doorgewerkt en zich van de onderste laag naar de bovenste laag heeft gewurmd. Al het harde werken werpt zijn vruchten af. John en zijn familie wonen nu in een van de welvarendste buurten van Timesham, ze kunnen zich iedere dag een maaltijd veroorloven en iedereen mag blij zijn dat ze gezond en wel zijn. John kan zich het gesprek dat hij een week geleden met zijn moeder voerde nog altijd in zijn hoofd afspelen. ,,Je vader zou zeker trots op je zijn geweest. Dit is waar hij naartoe werkte.'' 

Toen John bij zijn huis aankwam, stond zijn moeder al in de deuropening. Ze wiegde heen en weer, aan haar gezicht te zien was ze lichtelijk gespannen. John's moeder was vroeger zelf ook afkomstig van de onderste laag, tot ze John's vader ontmoette. Ze steunde hem door dik en dun, en ze schonk hem ook vier kerngezonde kinderen. Naast John heeft hij nog een oudere broer David en twee jongere zussen Kim en Erowin. David en John verschillen slechts twee jaar, maar David is zelden thuis en is het toekomstige hoofd van het familiebedrijf. Achteraf had John's moeder graag gewild dat John het bedrijf van zijn vader overnam, aangezien David meer oog heeft voor de vooruitgang van het bedrijf dan voor de familie. John heeft andere toekomst plannen, als hij terug komt van zijn expeditie buiten de stad zal hij beginnen aan een medische opleiding. Hij heeft zijn inschrijfformulier al klaar liggen, het enige wat hem tegen houdt zijn de gedachtes over het familiebedrijf. Alhoewel David het hoofd wordt van het bedrijf, zou hij graag een rechterhand willen. 

,,Je ziet er hongerig uit, wil je dat ik wat gebakken eieren maak?'' John keek op. ,,Nee, dank je.'' Antwoordde hij neutraal.
,,Of heb je misschien trek in een omelet? Of een uitsmijter?'' Dringt John's moeder aan. John zegt nogmaals nee en legt de zaklamp en het botte mes wat hij in zijn hand had op een tafel. John's moeder neemt plaats in een fauteuil. ,,Straks ben je weg, je weet maar nooit wat de armoedzaaiers je voorschotelen.'' John, die zijn rug naar zijn moeder had gekeerd, draait zich met een ruk om. ,,Het zijn geen armoedzaaiers, mam. Noem ze niet zo.''
 Alhoewel John's moeder zelf uit de onderste laag kwam, begon ze al eenmaal te wennen aan alle luxeproducten en de welvarendheid van de bovenlaag. Het was alsof ze in blende met alle huisvrouwen van de wijk, ze begon juwelen en sieraden te dragen en te leven van het geld wat haar echtgenoot maakte. Sinds het overlijden van John's vader zat ze alleen maar thuis, uit het raam in de verte te staren. De kinderjuf bracht Kim en Erowin thuis, het dienstmeisje kookte een maaltijd maar zelf deed zijn moeder niets meer dan haar kinderen instoppen. De laatste paar maanden was ze weer actief bezig geweest met het familiebedrijf, maar alsnog gaf ze het stokje verder aan David. Af en toe laat ze haar gezicht zien op het werk, maar alleen om te kijken of de zaken goed verlopen. De bovenste laag had der langzamerhand veranderd, ze ziet de mensen van de onderste laag als arm en niet als haar gelijke. ,,Ze vegen onze straten en zorgen dat de lampen het 's avonds werken op straat. Niet meer.'' Zei ze een keer aan de dinertafel. Maar ze vergist zich. Het verkenningsteam waar John mee reist bestaat niet alleen uit mensen van de bovenste laag, maar ook een aantal mensen van de onderste laag. Niet veel mensen stonden te popelen om Timesham te verlaten, veel mensen van de bovenlaag zijn niet eens een greintje nieuwsgierig wat de buitenwereld te bieden heeft. John in tegenoverstelling wel, het was zijn vader's droom om in een expeditie mee te reizen. Echter kon hij die droom nooit verwezenlijken, zijn bedrijf groeide en hij moest zich focussen wat er binnen de muren van Timesham gebeurde. John's vaders conditie werd er ook al niet beter op. Ze zoeken vooral jonge en fitte mensen om de buitenwereld te verkennen, zowel in de boven als onderlaag.



Anoniem
Wereldberoemd



~ Emily Katelyn Laidler ~



Emily Katelyn Laidler
 
Emily woonde op de bovenlaag van de stad met haar moeder en broertje. Haar vader zou verdwenen zijn toen ze 5 jaar jong was, althans, dat werd haar verteld. Zo leefde ze al 13 jaar lang, maar buiten dat droevige gedeelte uit haar leven, had ze het behoorlijk goed. Ze had meer dan genoeg geld, ze leefde in de grootste villa van heel de stad, had 3 kamers tot haar eigen beschikking en ze was bloedmooi. Toch had ze nare eigenschappen; koppigheid maakte daar een deel van uit, ijdelheid was niet te vergeten en soms was ze iets té zelfverzekerd. 
 
Emily had nog niet veel relaties met mensen buiten haar huis. De enigen die meer wisten over haar dan alleen haar gezicht en naam waren haar moeder, broertje en de enkele obers die voor hen werkten. Ook kwam er vroeger, toen ze nog een kleuter was, een jongen bij haar over de vloer. Dat was de zoon van haar vaders collega, maar na haar vaders dood had ze hem nooit meer gezien. Ergens diep in haar gedachten leek zijn naam op "Yean", maar het bleef vaag toen ze de naam steeds herhaalde in haar hoofd. 
 
Een tijd geleden was er een brief door de brievenbus gewurmd waarin stond dat Emily was uitgekozen om mee te doen voor een trip; een trip naar de buitenwereld, de wereld buiten Timesham. Haar moeder vond het een geweldig idee. Ze vond dat Emily zo mensen kon leren kennen en een avontuur kon beleven. De andere jongeren werden op basis van kennis gekozen, maar Emily werd gekozen op het doordrammen van haar moeder én ze viel binnen de leeftijdscategorie. 
 
De tijd was aangebroken dat Emily haar spullen moest inpakken. Wat kon ze meenemen voor een week in de wildernis? Ze zocht door het huis naar een object waar ze haar spullen in kon doen. Uiteindelijk vond ze een oude, grijze rugzak waarbij ze kon beginnen met het inpakken van haar spullen. Emily zou nooit uit huis willen gaan zonder haar belangrijkste make-up producten, waardoor er al een stuk van de rugzak was gevuld met alleen make-up. Haar lievelingskleding nam ze niet mee, ze wilde niet riskeren dat die kapot zouden gaan, maar buiten dat had ze nog een hele inloopkast vol. Een paar shirts, een paar broeken, sokken, ondergoed, schoenen en niet te vergeten: haar favoriete haarspray werden verder in de rugzak gedaan. De rugzak was niet licht, maar zwaar was het zeker niet.
 
Emily begon te denken aan wat voor verandering er in het huis zouden plaatsvinden in de week wanneer ze weg zou zijn. Haar moeder zou niet meer zeuren dat ze de badkamer te lang bezet hield, haar broertje zou minder veel ruzie hebben, de obers zouden minder erger hebben. Alles kwam erop neer dat het misschien beter was voor haar omgeving om tijdelijk uit huis te zijn. Was dat de reden waarom haar moeder erop zat door te drammen?
 
Het was nog niet eens 9 uur, maar Emily lag al make-uploos en in pyjama gekleed in haar bed. Ze wilde genoeg rust hebben voor de grote dag én geen wallen hebben. Ze kon de slaap maar niet te pakken krijgen en daarbij op kwam haar moeder zachtjes de kamer binnen. Felle lichtstralen vanuit de gang schenen in haar kamer. 
Haar moeder keek of alles in orde was en gaf Emily een kus op haar voorhoofd. Ze verliet de kamer vervolgens ook weer stilletjes. 
Na enkele minuten gepieker, dat rondspookte in Emily's hoofd, viel ze uiteindelijk toch in slaap.
 
Emily werd gewekt door de zonnestralen die door de gordijnen heen schenen. De dag was aangebroken, de dag dat ze Timesham zou verlaten. Ze was in die 18 jaar tijd maar enkele keren buiten geweest en vaak met haar vader. Hoe zou het zijn om Timesham te verlaten als ze bijna nooit haar huis had verlaten? Emily nam met die gedachten een douche en genoot van de warme stralen die tegen haar huid aanboorde. Na het afdrogen zocht ze leuke kleren uit en deed ze haar make-up. Ook at ze nog een broodje voordat ze vertrok naar de paardenstallen, waar het avontuur echt zou beginnen.
Exile
YouTube-ster



Yeonson Carter Boatwright

 

Vlak nadat Yeonson de lift binnen was gestapt stapte er nog iemand de lift binnen. Het was een meisje met half lang bruin haar die waarschijnlijk ongeveer even oud was als Yeonson. Yeonson had haar nog nooit eerder gezien, of in ieder geval niet bewust, iets wat op zich helemaal niet vreemd was aangezien Yeonson niet erg geïnteresseerd was in andere mensen sinds hij in de beneden wereld woonde. Hier beneden was er geen tijd om gezellig sociaal te doen en allemaal mensen te leren kennen, je collega’s had je ook niet voor het uitkiezen, je moest het doen met wie er was. Vroeger speelde Yeonson vaak buiten met andere kinderen van zijn leeftijd bovendien had hij een goede relatie met zijn ouders. In de machine wereld was er niemand die voor hem zorgde, dat werd gewoon in het algemeen gedaan, en spelen met leeftijdsgenootjes was ook niet aan de orde.

 

‘Hoi,’ zei het meisje nadat ze ook plaats had genomen in de lift. Echter nog voor dat Yeonson een poging kon doen tot antwoord geven werd zijn stem overstemd door het geluid van de machine, de lift kwam in werking. Dit geluid en de daaropvolgende acties grepen direct terug op Yeonsons herinneringen van tien jaar geleden. Hij zag voor zich hoe hij tien jaar geleden in de zelfde lift had gestaan, alleen toen de andere kant op. Op dat moment zat hij vol met verdriet, angst en onwetendheid, op dit moment werd hij weer overspoeld met die zelfde gevoelens. De weg met de lift omhoog duurde lang, ze moesten iets van dertig meter omhoog, en dat gebeurde met speciale machines die door de mensen werden aangedreven. De hele weg omhoog zag Yeonson beelden voor zich van vroeger, hoe hij toen als klein kindje voor het eerst werd overspoeld met de grote machinewereld, hoe hij zonder pardon bij zijn vertrouwde huis vandaan werd gehaald. Er kwamen echter ook mooie herinneringen naar boven, herinneringen van voor die tijd. Herinneringen van een kleine Yeonson die buiten speelde, mee ging naar zijn vaders werk en veel vrienden had waar hij altijd wel naartoe kon. In de brief waarin stond dat Yeonson was uitgekozen om mee te gaan stond ook praktische informatie zoals waar ze naartoe moesten. Het avontuur zou beginnen bij de manege aangezien ze te paard zouden reizen. Paarden waren voor de mensen uit de bovenwereld heel normaal, bijna iedereen had wel beschikking over een paard omdat het eigenlijk het enige vervoersmiddel was, op de nonstoptreinen na. Yeonson had, net als zijn ouders, een eigen paard. Het was een kleine, zwarte B pony genaamd Moondash. Yeonson was nooit een sterruiter geweest maar zich verplaatsen van de ene naar de andere plek in de stad kon hij wel, en dat was het belangrijkste.

 

In gedachten verzonken was Yeonson helemaal vergeten dat het meisje hem begroet had. Yeonson besloot te wachten totdat ze boven waren en het geluid van de lift was gedoofd. Dan leek het misschien nog als of hij wachtte totdat het weer rustig was, en had het meisje niet de indruk dat hij haar negeerde. Meteen nadat de lift stil stond begon Yeonson het gesprek: ‘Hoi trouwens, ik ben Yeonson.’ Hij ging ervanuit dat de meid het zelfde doel had als hij, aangezien het totaal niet gebruikelijk was om met de lift te gaan en ze ongeveer even oud was.

‘Ik ben Elarinya,’ antwoorde Elarinya, ze stapten samen de lift uit en vervolgens vroeg ze: ‘jij gaat ook mee naar buiten de stad?’

‘Ja, ik weet waar we heen moeten, volg mij maar.’ Zonder af te wachten of Elarinya volgde liep Yeonson richting de uitgang van het liftgebouw. Al vanaf een afstandje zag Yeonson zonlicht door de ramen schijnen, echt zonlicht, precies zoals dat vroeger ook bestond.

Yeonson opende de deur naar buiten, een velle straal zonlicht scheen in zijn gezicht. Zijn ogen deden pijn, ze waren niet gewent aan zulk vel licht, gelukkig spanden de kringspieren in zijn ogen snel aan en raakte hij gewent aan het licht.

Eenmaal buiten zag Yeonson dat er vrijwel niks veranderd was in Timesham, de mensen waren tien jaar ouder, maar de gebouwen stonden er nog precies het zelfde bij. De manege was helemaal aan de buitenkant van de stad, vanaf de lift was dat nog wel even lopen, daarom konden ze beter de trein nemen. De rails lag niet ver van de lift af, als Yeonson het goed kon herinneren was het twee straten naar links en dan eentje naar rechts. Yeonson keek naar Elarinya, die op haar beurt weer keek naar de gebouwen. Vol verwondering keek ze om zich heen, waarschijnlijk was het voor het eerst dat ze de gebouwen hier boven zag, want ze had geen idee waar ze moest kijken.

‘Kom mee, we moeten hier naar links,’ zei Yeonson, hij had geen zin om lang stil te staan, in de trein was de omgeving ook wel te zien.

 

De reis naar de manege duurde een klein halfuurtje. Elarinya keek de hele weg verbaasd en vol ongeloof om haar heen, zo moest Yeonson zelf ook geweest zijn tien jaar geleden toen hij voor het eerst in de machinewereld kwam. Het binnengaan van de trein was nog even een dingetje, voor Elarinya was het helemaal nieuw maar ook voor Yeonson was het meer dan tien jaar geleden. Vroeger reisde hij nooit met de trein zonder hulp van zijn ouders, nu moest hij het zelf doen en nog iemand anders helpen. Aangezien het veel energie koste om de trein telkens af te laten remmen en weer te laten starten bleef de trein voortdurend rijden. De trein reed niet hard, je hoefde dus niet volop te rennen, maar toch was het wel even spannend. ‘Springen?!’ had Elarinya verbaasd groepen. ‘Ja, als ik het zeg gewoon met een aanloopje en dan springen. Drie, twee, een nu!’ het moest er voor de omstanders heel bijzonder uit hebben gezien om twee jongeren zo te zien struggelen bij iets wat voor de andere mensen hier heel normaal was geweest. Gelukkig kon men meteen zien dat ze van de beneden wereld kwamen, ze hadden relatief erg armoedige en oude kleding aan en droegen oude grauwe rugzakken bij zich, uitleg was dus niet nodig.

Nadat ze de trein uit waren gesprongen, iets dat ook niet erg soepel ging, was het nog een kleine tien minuten lopen naar de manege. De omgeving van de manege was heel anders dan die van de binnenstad. De hoge gebouwen en luxe elektronica hadden zich ingeruild voor uitgestrekte weilanden en lage boerderijgebouwen. De manege was niet te missen, 6 paarden stonden opgezadeld aan de voorkant van het gebouw. Achter het zadel hing bij elk paard een tas, aan de vorm te zien leken hier tenten of slaapzakken of iets dergelijks in te zitten. Achter de paarden stond het stadsbestuur te praten met de manegehouder en zijn dochter.

‘Ah, daar zullen we Yeonson en Elarinya hebben!’ riep een man enthousiast terwijl hij naar voren stapte uit de menigte toen hij Yeonson en Elarinya aan zag komen.

Anoniem
Popster



// Elarinya Felix \\

Boven was alles zo licht en zo open, het was mooi en raar tegelijk. Niet dat Elarinya veel kon zien de eerste twintig minuten dat ze boven was. Het felle zonlicht verblindde haar en het duurde een hele lange tijd voordat ze fatsoenlijk kon zien. Toen Yeonson haar had verteld dat ze de trein in gingen springen had ze gewoon gedaan wat hij zei, ze was er zelf nog van verwonderd dat ze erin geslaagd was daadwerkelijk in de trein te komen, zien kon ze nog steeds niet heel erg goed.

Verder waren er huizen waar je u tegen zei, Elarinya bleef maar verbaasd kijken naar elk huis dat kwam. De volgende leek nog weer groter en mooier dan de vorige. Ze vroeg zich af hoeveel mensen erin woonden, 25 misschien wel 30? Ze had zelf samen met haar vader een gebiedje van 24 vierkante meter, dat was slaapkamer en badkamer. Dit huis was minimaal vijftien keer zo groot, maar de bovengrondse mensen waren rijk, dus ze namen vast meer ruimte. Misschien leefden er dan vijftien mensen in zo’n huis.

Yeonson bleef maar zeggen dat ze op moesten schieten. Ze wist ook wel dat dat zo was, want ze mochten niet te laat komen, maar het was hier zo verbazingwekkend anders boven. Yeonson leek er geen last van te hebben, wel even van het licht, maar de huizen leken geen indruk op hem te maken. Daarnaast leek hij de weg ook aardig goed te kennen. Zij had niet geweten waar ze heen moest, misschien hadden ze hem uitgelegd waar hij heen moest? Elarinya was echter te verwonderd om hem ernaar te vragen, naar zowel de huizen als de weg.

Inmiddels waren ze bij de stal waar ze moesten zijn. Zij en Yeonson kwamen als tweede en derde aan. Er stond al een meisje met oranje haar en sproeten te wachten. Ze leek hier aardig op haar gemak. Haar kleren waren schoon en ze zagen er duur uit. Niet alleen haar kleren zagen er mooi en duur uit, van iedereen die hier liep zagen de kleren er zo uit. Er liepen mensen met iets simpelere kleding, maar ook mensen met allerlei ingewikkelde patronen erop. Elarinya haar kleren waren saai en hadden een egale kleur. Haar broek was bruin, een redelijk donker kleurtje zodat je de vieze vlekken niet echt goed kon zien. Ze had stevige zwarte wandelschoenen aan, waar ze de hele dag goed op kon lopen. Ze had een wit shirt, die onder de vlekken zaten die ze er niet meer uit kreeg en een zwart jasje. Alles was simpel en egaal.

Na een tijdje van verwondering kwam Elarinya weer terug naar de echte wereld. Om haar heen hoorde ze weer mensen praten, iedereen leek vrolijk, dat was beneden nog wel eens anders. Ze zag dat er aan een balk van hout zes paarden klaar stonden. Ze had natuurlijk wel van deze dieren gehoord en ze had ze wel gezien op plaatjes, maar ze had niet gedacht dat ze daadwerkelijk zo groot zouden zijn. Dit keer liet ze zichzelf niet te lang verwonderd naar de paarden staren. Ze had overal al te lang naar gekeken, ze stond nog net niet met open mond alles aan te staren. Iets later schoot haar een angstaanjagende gedachte te binnen. Ze gingen naar buiten de muur en dat gingen ze natuurlijk niet te voet doen. Natuurlijk niet, dan zouden ze heel traag zijn. Elarinya staarde naar de zes grote paarden en slikte, hoe ging ze het voor elkaar krijgen daar ten eerste op te klimmen en ten tweede erop te blijven zitten?

‘Jij bent Elar, toch?’ vroeg een man aan haar. Ze keek naar hem op, hij was een man van gemiddelde lengte en hij was breed, maar niet dik. Zijn huid was gebruind door de zon. Waarschijnlijk was hij veel in de zon, maar ja hoe kon je dat hier nou niet zijn. Zijn groenbruine ogen zaten net wat te dicht bij elkaar en zijn bruine haar was niet langer dan een centimeter. Het was niet een jonge man, maar echt oud was hij nou ook weer niet.

‘Uh ja, Elarinya’ antwoordde ze voorzichtig. Het was Elarinya, niet Elar. Bijnamen deden ze niet echt aan onder de grond, misschien was dat hier anders. Op zich klonk Elar wel leuk, het was kort en krachtig. Ze keek op naar de man, ze had geen idee wie hij was en hij maakte ook geen aanstalten om zichzelf voor te stellen. Hij drukte haar nog een tas in haar handen en aan die tas vast zaten drie pannen. De tas voelde zwaar aan en in de tas rammelde ook nog het een en ander. Elar keek de man vragend aan.

‘Jij kookt toch? Ik denk niet dat een van deze idioten genoeg eten mee heeft genomen, inclusief jij, maar he daar ben ik voor. Ik ben Kolonel Azul Grafber overigens.’ Het gekke was, wat de man zei klonk niet eens beschuldigend, het gedeelte van de idioten. Het klonk zelfs vrolijk, alsof hij nu ook nog echt een doel had. Hij had er natuurlijk wel meer, hij zou de “expeditie” in goede banen leiden. Hij zou bepalen waar ze heen gingen, hij zou bepalen wat er ging gebeuren en hij zou bepalen wie wat zou doen.  knipoogde naar Elar en liep weer verder, hij begroette de andere twee tieners die zojuist aangekomen waren net zo enthousiast als hij Yeonson en Elar had begroet.

Er waren nog een meisje en een jongen aangekomen en dat betekende dat ze nu compleet waren. Als deze mensen inderdaad allemaal mee gingen. Elar bekeek ze nieuwsgierig. Het ene meisje had wit haar en ook zij had een gebruinde huid door de zon. Het was een vrij aparte combinatie, zulk licht haar en een gebruinde huid. Dat zag ze niet veel, maar niemand onder de grond was echt bruin, tenzij ze dat van zichzelf al waren. Daar was iedereen lijkbleek, net zoals zijzelf. Misschien zag zij er voor de mensen hierboven er wel raar uit. De andere persoon die aankwam was een jongen. Hij leek op een belangrijk iemand, hij straalde het in ieder geval uit.

De tas die Elar in haar handen had werd te zwaar en ze wendde haar aandacht van de twee tieners af. Ze zette de tas op de grond en zocht Yeonson. Hij was een stukje verder gelopen. Ze liep hem achterna, tot nu toe was hij het enige vertrouwde dat er was en zelfs hij was niet echt vertrouwd. Het was pas een halfuur geleden dat ze hem had ontmoet, daarna was er überhaupt niet veel gezegd. Ze hadden beide moeten wennen aan het licht en ze moesten opschieten en Elar was te druk bezig geweest met verwonderd zijn om alles.

‘Uhm, Yeonson.’ Het voelde ongemakkelijk om iemand aan te spreken, gewoon omdat het kon. Beneden gingen de praatjes vaak over het werk. Soms werd er gevraagd hoe het ging met de familie. ‘Hoe wist je waar we heen moesten? Ik zou echt geen idee hebben gehad… Dus dankjewel, denk ik.’

‘Ik woonde hier vroeger,’ Elar keek verbaasd naar hem op. Ze wist niet of ze echt een antwoord had verwacht. Yeonson leek niet echt verdrietig, misschien zag ze net iets op zijn gezicht, iets verdrietigs in zijn ogen. Al was dat waarschijnlijk alleen maar omdat ze iets verdrietigs verwachte, het was hierboven mooi, hoe zou je ooit naar beneden willen? Hoewel een kwestie van willen vaak niet aan de orde was. Ze besloot hem er niet naar te vragen, ze zou zelf zo’n vraag ook niet van een vreemde willen. Iets anders wilde ze wel zeggen, ze wist namelijk niet of dit het juiste moment was om het gesprek af te haken.

‘Dus… dan weet je hoeveel mensen er in zo’n enorm huis wonen?’ vroeg ze voorzichtig. Ze wist niet of dit wel de juiste vraag was, maar ze was er ondertussen wel nieuwsgierig naar geworden.

‘Normaal gesproken woont er een gezin per huis, dus afhankelijk van het aantal kinderen iets van drie, vier of vijf mensen,’ antwoordde Yeonson. Elar keek hem verbaasd aan, was hij serieus? Maximaal vijf mensen, dat was onmogelijk, dan had je zoveel ruimte. Voordat ze nog iets kon antwoorden, begon de kolonel te praten. Dat was niet zo heel erg, ze wist niet zo goed hoe ze moest reageren en Yeonson wist dat waarschijnlijk ook niet. Ze kwamen immers beide van beneden. Hoewel, misschien praatten ze boven ook wel niet zo veel. Was het normaal om zoveel te denken? Waarschijnlijk niet, Elar besloot het zonlicht de schuld te geven.

‘John, Emily, Alea, kom erbij. Ja jullie ook Yeonson en Elarinya.’ De kolonel wenkte naar hun allemaal en iedereen kwam braaf naar hem toe. Hij stond bij de paarden, hij had inmiddels al met iedereen een kennismakingsrondje gedaan, dus we wisten dat we naar hem moesten luisteren. ‘Ja goedzo, we lopen al een beetje uit dus we moeten nu snel vertrekken. Mijn baas is erg blij dat jullie zo vriendelijk wilden zijn om mee te gaan, jullie zijn tenslotte allemaal jonge, sterke mensen. Zoals jullie weten kan het gevaarlijk worden, maar als we bij elkaar blijven en we allemaal goed naar mij luisteren, dan komt het vast goed.’

De kolonel maakte er zeker van dat hij genoeg nadruk legde op het gedeelte waarin hij zei dat we allemaal naar hem moesten luisteren. Ik denk niet dat iemand iets anders van plan was, we hadden immers allemaal verhalen gehoord over enge schaduwen die in de nacht rondspookten. Verleidelijke wegen waar je zomaar kon verdwalen, planten die gewoon normaal leken maar als je ze at dat je een gruwelijke dood stierf en nog veel meer. Het waren de verhaaltjes voor het slapengaan, het waren de verhaaltjes die ervoor zorgden dat je niet de stad uit ging. Naarmate je ouder werd, wist je wel dat er waarschijnlijk heel erg overdreven werd in de verhaaltjes, maar toch probeerde je nooit de stad uit te gaan. Niemand ging er immers heen en je had er niets te zoeken.

Ook de kolonel klonk vrij optimistisch, hij leek niet bang of beangstigd. Elar geloofde ook niet echt in de verhalen, misschien was er wel een deel van waar, maar mensen waren altijd bang voor het onbekende. Dus in plaats van dat ze uit gingen zoeken wat precies waar was, bedachten ze de meest verschrikkelijke verhalen. Misschien waren ze ook wel waar, maar mocht het heel erg uit de hand lopen, dan konden ze altijd eerder terug. Toch?

Het roodharige meisje, Alea of Emily, klom behendig op haar paard. Een bediende maakte haar tassen vast aan het zadel. Het leek goed vast te zitten en Elar kon alleen maar hopen dat het ook bleef zitten. De rest stapte ook op. Na het roodharige meisje stapte de andere jongen op en daarna het witharige meisje. Zelfs Yeonson stapte op en het zag er niet eens heel onhandig uit.

Ik woonde hier vroeger

Elar bedacht zich dat hij vast ook had leren paardrijden toen. Ze zuchtte, was ze nu echt de enige die niet wist hoe ze op dat paard ging komen?  Dat ontmoedigde haar wel een beetje. Aan de andere kant, zo moeilijk zag het er niet uit, dus hoe moeilijk kon het zijn?

Een bediende kwam aanlopen met de tas die de kolonel haar gegeven had. Ze maakte het vast aan haar zadel. Elar hielp haar vervolgens om de rest van haar tassen er ook aan vast te maken. Daarna liep de bediende snel weg.

Elar keek naar de andere vier mensen. Ze zagen er allemaal sterk en zelfverzekerd uit, misschien waren ze dat wel niet, maar zo leek het wel.

Achter haar stapte de kolonel op, hij gebruikte stiekem een krukje, zodat hij wat gemakkelijker op kon stappen. Dat was best een goed idee, want dit paard was net zo groot als Elar was en dat was ongeveer rond de 1 meter 70. Ze zocht een ander krukje en plaatste die naast haar paard. Ze stond er links naast, dus haar linker voet moest aan deze kant. Ze pakte het zadel stevig vast en probeerde onhandig haar voet in de stijgbeugel te krijgen, toen ze dat voor elkaar had trok ze zichzelf op aan het zadel en zwaaide ze haar andere been over het zadel heen. Dat ging iets minder soepel dan ze dacht, dus met haar lichaam lag ze plat op de hals van de pony. Toen ze ook haar rechter voet in de stijgbeugel had, duwde ze zichzelf omhoog. Ze zat. Ze zat!

Elar vond het al een hele kunst dat ze er nog niet afgevallen was en dat was ook een hele opluchting, want ze wilde niet vanaf 1 meter 70 naar beneden vallen. De kolonel riep vrolijk iets over dat ze gingen en iedereen kwam in beweging. Elar had echter een klein probleempje, ze wist niet hoe ze een paard in beweging moest zetten. Het roodharige meisje draaide even een rondje en kwam naast haar staan.

‘Je moet met je benen duwen, dan gaat hij vooruit. Als je met je linker hand opzij gaat, dan gaat je paard naar links en als je met je rechter hand opzij gaat, dan gaat je paard naar rechts. Het is niet zo heel moeilijk.’ Niet zo heel moeilijk? Het was aardig van het meisje dat ze Elar even hielp, anders was het echt een drama geweest.

Het meisje stak glimlachend haar hand uit.

‘Ik ben Alea Aylward,’ stelde ze zichzelf voor. Ze kwam met haar paard iets dichter bij die van Elar staan, zodat Elar haar iets makkelijker een hand kon geven. Ze pakte hem voorzichtig aan en ze schudden de handen. Daarna greep Elar de teugels weer vast, want ze zat nog niet heel stabiel op haar paard.

‘Ik ben Elarinya Felix, maar Elar is ook goed,’ zei Elar. De naam die de kolonel haar gegeven had was blijven hangen, ze vond het raar om zichzelf zo voor te stellen. Elar. Alea glimlachte en ging achter de rest van de groep aan.

Elar drukte haar benen vrij abrupt in de buik van het paard, het paard reageerde heel goed dus hij draafde meteen aan. Elars eerste reactie was om de teugels aan te trekken, maar die had ze nog vrij lang. Het lukte haar om haar paard terug in stap te krijgen, maar het was nogal een onhandige bedoeling. Elar pakte de teugels wat korter en negeerde alle gniffelende mensen aan de kant.

Ze hoorde ook afscheidsroepen van mensen. Dag Emily. Doei John. Tot over een week Alea. Er was niemand die haar of Yeonson gedag zei. Het maakte Elar niet verdrietig, er was nooit iemand geweest die echt om haar gaf, zo was het leven nou eenmaal.

De stoet van de zes paarden gingen eerst nog door een deel van de stad, omdat ze niet bij de stal het bos in wilden. Het bos was vrij dicht en je kon er niet goed zien wat er om je heen plaats vond. De kolonel had besloten dat ze eerst naar een veiligere plek zouden gaan. Ze stapten door de stad heen, Elar was daar blij mee, want als ze harder waren gegaan weet ze niet of dat wel goed was gegaan. Toen het bos niet meer aan de rand van de stad was gingen ze de stad uit. Er stond niet een hele muur om de stad, niemand had toch de behoefte om de stad te verlaten. Waar de definitieve stadsgrens was stonden wat zielige houten hekjes. De meeste stonden schots en scheef en hier en daar was er zelfs geen hek.

De kolonel ging voorop, gevolgd door Alea en Elar ging er als laatste doorheen. Dat was het dan. Ze waren definitief buiten de stad. In een open grasveld. Iets verderop leek er minder gras te zijn en in plaats daarvan wat grind en stenen. Heuvels strekten zich voor haar uit en toen ze nog een eindje gelopen hadden hoorde ze een riviertje.

Tot nu toe leek het zo slecht nog niet.

Anoniem
Landelijke ster



Alea Aylward

 

Minuten gingen voorbij terwijl Alea stond te wachten, ze wisselde een woord met het stadbestuur en stapte daarna op de kolonel af. “Azul Grafber” zei hij, ietwat te vrolijk. “Alea,” antwoorde ze, terwijl ze zijn hand schudde. “Aylward,” vervolgde ze snel. “Alea Aylward, welkom!” Zei Azul Grafber. “Ik ben de kolonel van deze week, jij gaat mee om de paarden, toch?” Alea knikte. Ze kreeg een tas vol spullen in haar handen gedrukt. Ze rammelde eraan. “Voor de paarden,” zei hij, “ik heb het gekregen van je vader, maar het lijkt me handiger dat jij het meeneemt.” Alea mompelde wat, naast haar mega rugzak en slaapzak, die al veel te zwaar waren voor een meisje als Alea, kreeg ze nog een tas vol met spullen. Ze opende de tas kort, om te kijken wat erin zat. Ze telde 3 paaltjes, touw en heel wat voer. Ze slikte toen ze ernaar keek en het  opnieuw optilde. Ze bedacht zich hoe ze alles aan haar paard vast zou binden en liep erheen, na het zadel geïnspecteerd te hebben en een soort van indeling te hebben bedacht liep ze terug.

 

Alea zag vanuit haar ooghoek 2 mensen aan komen lopen, en relatief lange jongen met bruin haar en een meisje, met schouderlang bruin haar. Het meisje zag er niet uit zoals de meeste meisjes die ze kende, haar witte shirt bevatte een paar vlekken en ook op haar donkerbruine broek zag ze vlekken zitten. Alea voelde haar wangen rood worden, ze zag er ontzettend netjes uit, met haar oranje haar in een strakke staart gebonden en haar niet gekreukte groene trui, die net uit de was kwam. Even moest ze nadenken, dit zouden waarschijnlijk mensen uit de onderste laag zijn. Toch? Ook de jongen zag er niet uit alsof zijn kleren elke dag gewassen en gestreken werden, maar Alea zag minder vlekken bij hem, dan bij het meisje. Toen de twee aangekomen waren was Azul direct gefocust op het meisje. Alea ving woorden op als koken, idioten, niet genoeg eten. Ze moest lachen bij het woord idioten, werden ze nou idioten genoemd? Nadat ze gestopt was met lachen wierp Alea een verontschuldigende blik op de jongen. Ze had zich voorgenomen zich rustig te houden, geen vriendschappen te sluiten en vooral niet met de onderste laag. Over het algemeen hadden de meeste mensen niets tegen de onderste laag, maar ze waren toch blij dat ze gescheiden waren. Alea voelde toch altijd een steek van medelijden als mensen dat zeiden. Vooral nu er twee van waarschijnlijk de onderste laag tegenover haar stonden. Alea bleef de twee bestuderen, het meisje keek verschrikt naar de paarden die een paar meter verderop klaar stonden. De jongen leek er iets minder moeite mee te hebben. Alea wilde haar mond open doen om wat te vragen maar barste in een hoestbui uit.

 

Een paar seconden na de hoestbui van Alea kwamen er nog twee personen aanlopen. Weer een jongen en een meisje. Alea voelde zich alleen, zij kenden elkaar dus allemaal al, en zij? Zij kende nog niemand. Deze twee zagen er een stuk netter uit dan de andere twee. Vooral het meisje met het spierwitte haar zag eruit alsof ze vanochtend een uur voor de spiegel had gestaan, zelfs haar haar zat perfect. Alea voelde zich direct wat minder op haar gemakt en voelde zich nog schuldiger tegenover de twee uit de onderste laag. Zij drie zagen er allemaal netjes en schoon uit, terwijl de andere twee en toch minder school uitzagen. Zouden zij er problemen mee hebben? Vroeg Alea zich af. Ze was niet vies van een paar vlekjes, omdat ze de helft van de dag bij de paarden was, maar van zoveel vlekjes zou ze zich toch minder op haar gemak voelen.

 

De twee uit de onderlaag liepen een stukje verder en Alea stond ineens weer alleen, ondanks dat ze weer alleen stond voelde ze zich niet zo eenzaam als dat ze gedacht zou hebben. Ze vond het zelfs prettig. Toch bleef ze staren naar de twee uit de onderlaag. Vooral het meisje had haar aandacht getrokken, ze leek ontzettend nieuwsgierig en op de één of andere manier vond Alea het best grappig. Even later riep de kolonel iedereen bij elkaar. “John, Emily, Alea. Kom erbij!” Alea maakte een sprongetje bij het horen van haar naam en liep naar de paarden toe, waar de kolonel ook stond. “Yeonson en Elarinya, jullie ook.” Ook zij kwamen erbij staan. De kolonel begon zijn verhaal met het feit dat ze al redelijk waren uitgelopen. Alea keek daardoor automatisch op haar horloge. Half 8 was het. Hij begon nog over dat we zo ontzettend sterk en vriendelijk waren, en dat zolang we naar hem luisteren, alles goed kwam. Alea knikte.

 

Nadat de kolonel was uitgepraat was het tijd om op de paarden te stappen. Alea stapte flexibel op haar paard alsof ze nooit anders had gedaan, wat praktisch gezien ook niet zo was. De twee tassen werden aan het zadel vastgemaakt en ook de slaapzak kreeg een plekje. Nadat haar paard los was gemaakt van het hek waar hij aan vast stond spoorde ze hem aan om een stukje opzij te gaan. De drie anderen stapten ook flexibel hun aangewezen paard op, behalve het bruine meisje, Elarinya. Alea wist niet waar ze verbaasder over was, het feit dat Yeonson makkelijk zijn paard besteeg of het feit dat Elarinya haar paard niet besteeg. Ze besloot nog even te wachten en haar daarna te helpen, wat niet nodig bleek te zijn. Nadat het meisje een krukje had gepakt had ze ietwat wankel haar paard beklommen, maar ze zat toch. “Let’s go.” Zei Alea.

 

Alea besloot naast het onhandige meisje Elarinya te gaan rijden en maakte daarom een half rondje. Ze zag hoeveel moeite ze had en wilde haar graag helpen, ze wist immers zelf nog de eerste keer dat ze op een paard klom. Ook geen geweldig succes, maar het heeft haar wel gebracht tot waar ze nu is.

“Je moet met je benen duwen, dan gaat hij vooruit,” begon Alea haar hulpproces. “Als je daarna met je linker hand opzij gaat, gaat je paard ook naar links. Hetzelfde geldt voor rechts. Denk je dat dat je lukt? Het is niet zo heel moeilijk.” Alea besloot te eindigen met wat bemoedigende woordjes en glimlachte. Alea stak haar hand uit. “Ik ben Alea Aylward, hoi!” Zei Alea glimlachend. Ze ging met haar paard weer iets verder weg staan zodat ze konden gaan rijden. Het meisje maakte nog was wankelde bewegingen en greep  snel de teugels weer vast. Alea liet een kort lachje ontsnappen.

 

Ze vertrok na de ietwat onhandige actie van het meisje. Nog een laatste doei hier en daar waren ze toch echt op weg. Ze liepen, op weg naar een avontuur waar ze nog geen idee van hadden. Nog een stukje door de stad, om het bos voor nu te mijden gingen ze steeds verder, door de stadsmuur heen, die je amper een muur kon noemen, een open grasveld op. Iedereen volgde na de kolonel. Na heel veel gras was er grind, was het grind? Het was vast grind. En anders waren het stenen, maar het was absoluut geen gras meer. Daarachter lagen hoge heuvels, en je kon niet zien wat erachter lag. Op naar het onbekende, op naar het avontuur. Het was begonnen.



ASAP
Straatmuzikant



| John Milton |

Zeven dagen. John dacht langzaam. Er was nooit echt een aantal dagen genoemd hoelang de expeditie zou duren, maar John gokte op zeven dagen. Hij zat gehurkt op een kruk toen de kolonel alle namen bij langs ging. Zoals John verwachtte zaten er zowel mensen uit de onderlaag als de bovenlaag in de groep, een bescheiden groep van 5 man. Vanuit John's ooghoeken zag hij hoe een stalknecht de paarden uit de stal haalde. John heeft redelijk wat ervaring met paarden, maar er is een schaarste aan landgoed waar je met de paarden er tussen uit kunt knijpen. Vroeger reed John geregeld veel paard. Hij was zeventien en rusteloos, het was een periode waarbij hij het overlijden van zijn vader aan het verwerken was. Bijna alle ritten die John te paard had gemaakt waren van die periode, waar John te paard langs het koele bos van het familielandgoed scheurde met niets meer dan een boterham en een boek in zijn tas. Ver kwam John niet, Timesham is qua oppervlak redelijk groot maar niet groot genoeg. Dat geld voor de bovenlaag. Alhoewel John is opgegroeid in de onderlaag is hij nooit meer teruggekeerd, er is ook weinig reden om terug te gaan. Het is er stik benauwd, mensen wonen in compartimenten en de enige reden om je woning te verlaten is om te werken. 

John pakt de teugels van zijn toegewezen paard aan. Hij keek rond. Je kon duidelijk de verschillen zien wie uit de onderlaag komt en wie uit de bovenlaag. John's moeder maakte laatst een overdreven conclusie dat mensen uit de onderlaag zelden een beest hadden aangeraakt. John slaakt een diepe zucht en nam plaats in het zadel. John's mond krulde tot een lach toen hij een meisje uit de onderlaag op een paard zag stappen. Een stalknecht maakte een tas met John's bezittingen vast aan het zadel. Vanaf dat moment was iedereen klaar om te vertrekken. John blik valt op een scherp object dat verbonden zat aan de uitrusting van de kolonel, een kapmes. Het mes dat John hiervoor uit het magazijn had gegrist is niets in vergelijking met het mes van de kolonel. De kolonel gaat de groep voor een laatste keer bij langs, pakt de teugels van zijn paard stevig vast en draaft voorop. Ik volg de kolonel's voorbeeld en loop vlak achter de kolonel aan. Hier begint de reis. Denkt John bij zichzelf. Hij kijkt een laatste keer achterom, naar de muur van Timesham. 



Exile
YouTube-ster



Yeonson Carter Boatwright

 

Nu was de reis dan echt begonnen, ze hadden de stad achter zich gelaten en waren de hekken gepasseerd. Vanaf dit moment was er geen omkeren meer mogelijk. Het gras veranderde langzaam in grind, de gebouwen veranderden in bomen en daarna in lage struiken, het geluid van pratende mensen en rijdende treinen maakte plaats voor het tikken van de paardenhoeven op de grond en de zon maakte plaats voor een licht wolkendek en een klein briesje wind. De wind blies heerlijk verfrissend in Yeonsons gezicht, een gevoel dat hij al meer dan tien jaar niet meer had ervaren. In het begin zweeg iedereen in afwachting voor wat zou komen, iedereen was een soort van bang en/of nieuwsgierig, maar al snel verbrak de Kolonel Grafber de stilte met het geven van een aantal instructies: “In de tassen die we jullie extra hebben gegeven zijn een aantal handige dingen te vinden zoals drie tenten, zes slaapzakken, eten, drinken en Alea heeft nog extra spullen voor de paarden. We proberen vandaag zo ver mogelijk naar het noorden af te reizen voordat het donker wordt. Ik wil graag nog een keer benadrukken hoe vol met gevaren deze onbekende wereld kan zitten. Het is mogelijk dat we diersoorten tegenkomen waarvan we geen idee hadden dat ze bestonden, in dat geval is het ten eerste erg belangrijk om kalm te blijven. Ten tweede heeft een ieder van jullie een mes gekregen die je in geval van nood kan gebruiken als verdedigingswapen. Dit mes bevindt zich onder het zweetblad van het zadel vastgemaakt aan de singel.” De kolonel ging nog even door met instructies geven, Yeonson was bij deze laatste zin echter afgehaakt. Nog enig sinds soepel was hij op zijn paard geklommen, maar dat betekende niet dat hij alle onderdelen van de uitrusting van het paard nog precies wist. Hij nam zich voor om bij de eerste stop even op onderzoek uit te gaan naar wat de kolonel precies bedoelde.

 

Achteromkijkend constateerde Yeonson dat ze al een aardig eindje van de stad gevorderd waren zonder enige problemen. De stad was veranderd in een silhouet van verschillende hoogtes van gebouwen, terwijl de heuvels aan de voorkant, in het Noorden, steeds meer vorm kregen. Mensen in de stad konden niet meer van elkaar onderscheid worden van deze afstand, vanaf dit moment stonden ze er echt alleen voor, Yeonson, Elarinya en de andere vier van de bovenwereld. Aan de ene kant wilde Yeonson graag sociaal doen en iedereen leren kennen, iets waar hij in de machinewereld vaak geen tijd voor had, maar aan de andere kant zouden ze elkaar na deze week waarschijnlijk nooit meer zien, Yeonson wilde zich dus ook niet te erg hechten aan deze mensen. In eerste instantie had hij het gesprek dat hij had met Elarinya vrij kort gehouden, misschien moest hij daar nog een keer verandering in brengen aangezien het hem bij nader inzien ook geen goed idee leek om elkaar een week lang dood te zwijgen. Yeonson besefte zich dat hij zich aan de anderen überhaupt nog niet had voorgesteld. Nadat de kolonel klaar was met zijn uitgebreide speech vol veiligheidsvoorschriften besloot Yeonson een poging te doen om naast de enige andere jongen van het gezelschap te gaan rijden. Het was nog een hele opgave om zo’n paard net iets sneller te laten rijden en iets naar links af te laten buigen zodat hij precies naast het andere paard ging rijden. Het paard dat Yeonson bereed leek op een grote versie van zijn oude vriend Moondash. Het was een groot zwart paard met mooie lange manen. Hoewel pony’s zoals Moondash nooit groter zouden groeien zou dit zo een vergrote versie van het dier kunnen zijn. Zijn huid glansde net zo mooi in het licht en zijn manen wapperden net zo op en neer in het ritme van de stap. Het was precies zo als Yeonson zich kon herinneren.

 

“Hey, ik heb me nog helemaal niet voorgesteld,” begon Yeonson het gesprek, “ik ben Yeonson.”

De jongen keek op van zijn paard en stelde zichzelf ook voor, John was zijn naam. Yeonson had zich voorgenomen om alle namen in een keer te onthouden om gênante situaties te voorkomen. De jongen had blond haar en fel blauwe ogen, of in ieder geval zo leek het in dit felle buitenlicht. Hij zag er, net als de andere mensen van boven, er verzorgt en schoon uit, in tegen stelling tot de meeste mensen van beneden. Zijn kleding zag er uit alsof hij elke dag nieuwe aan deed, zo schoon en sereen. Waarschijnlijk was dat ook zo aangezien dat voor de mensen van de bovenwereld eerder regel dan uitzondering was. Ja, qua uiterlijk vielen Yeonson en Elarinya vrij erg buiten de boot, hun kleding was niet zo netjes, hun huid was niet zo egaal en bruin en hun haar was niet zo verzorgd. Anders waren ze zeker, maar dat was niet per se in negatieve zin. Yeonson zag eigenlijk alleen maar voordelen in het feit dat hij niet gewend was aan alle luxe van boven. De jeugd van boven was eigenlijk helemaal niet gewend om een hele dag te werken of rond te komen zonder andere luxe producten zoals een oneindige eten voorraad, een oneindige frisse douche, liters vol vers drinkwater of erger nog make-up en andere onzinnige verzorgingsproducten. Yeonson daar in tegen had geleerd om de hele dag druk bezig te zijn zonder enige vormen van luxe om hem heen, net zoals in deze onbewoonde buitenwereld.

Plotseling klonk er gesis vanaf de rechter kant. Een groot kronkelend beest zonder poten, na aanleiding van de verhalen die Yeonson gehoord had moest dat een slang zijn, kwam achter een grindbult vandaan en bewoog zicht voort richting de paarden. Het paard dat het dichtste bij was, die van het meisje met het witte haar,  sloeg op hol en rende ver van de groep vandaan. Ook het paard van Elarinya wist zich niet kalm te houden bij het onbekende dier, in plaats van weg te rennen begon deze echter te bokken. Elarinya die voor het eerst op een paard zat had geen idee hoe ze grip moest houden op een bokkend paard, waardoor ze er vanaf viel. Ze lag op de grond niet ver van de slang vandaan. Yeonson wist zijn eigen paard gelukkig in bedwang te houden. Hij had geen idee wat hij moest doen, wachten, vluchtten, of vechten. Gelukkig kwam Kolonel Grafber  meteen in actie. Hij sprong van zijn paard af, greep naar een mes en rende op de slang af. Vanaf de achterkant van het beest wist de Kolonel hem ongezien te benaderen. Met een felle onverwachte beweging stond het mes recht op in het lichaam van de slang. De slang bleef roerloos op de grond liggen. Tegen Yeonsons verwachtingen in spoot er geen bloed uit de slang. Hadden slangen bloed? Yeonson had eigenlijk geen idee. Wat Yeonson wel wist was dat sommige soorten giftig waren, of deze dat was wist hij niet, maar het zou zomaar kunnen. Daardoor had het zomaar anders af kunnen lopen als de kolonel niet zo snel had gehandeld.
De dochter van de manegehouder, Yeonson dacht dat ze Alea heette, was achter het op hol geslagen paard aan gerend zodat het meisje met het witte haar niet alleen was. Dat was ook een van de regels van de kolonel: laat nooit iemand alleen achter in de buitenwereld. Ondertussen was John van zijn paard afgestapt om Elarinya overeind te helpen. Ze was van een aardige hoogte naar beneden gevallen maar het zag er niet heel ernstig uit, ze kon in ieder geval gewoon weer opstaan. John bevestigde dat Elarinya niks had gebroken op een toon alsof hij er verstand van had, en waarschijnlijk was dat ook zo. Iedereen was immers voor een reden uitgekozen, Alea kon goed met de paarden overweg, Yeonson zelf was sterk en had een goede conditie voor zijn werk, wat de andere twee meiden hadden wist Yeonson niet precies maar het was heel goed mogelijk dat John verpleegkundige of arts was.

De twee meiden kwamen ongedeerd weer aangedraafd, terwijl Elarinya net weer overeind kwam. Yeonson dacht terug aan hoe Elarinya een krukje nodig had om de eerste keer het paard te beklimmen, een dergelijk krukje hadden ze natuurlijk niet meegenomen. Vandaar dat Yeonson aanbood haar te helpen om op het paard te komen. Yeonson ging in een soort van half zittende houding staan en maakte van zijn handen een kommetje op zijn schoot, het was niet zo stabiel als een krukje maar het lukte in ieder geval wel. Nadat Elarinya goed zat, nam Yeonson zelf ook weer plaats op zijn paard.

Voordat ze hun reis vervolgden vroeg de kolonel nog even om de aandacht. 




Anoniem
Popster



// Elarinya Felix \\

 

~ Speciaal voor Yalin een korst stukje, het was moeilijk oke :c ~

 

Elar was Yeonson dankbaar dat hij haar hielp, het ging dit keer al soepeler, misschien zou ze het morgen zelf wel kunnen. Ze mompelde nog een dankjewel, maar de kolonel begon te praten.

‘Jongens en meisjes dat hebben jullie keurig opgelost. Echter dit was alleen maar een slang en als we de verhalen moeten geloven dan zijn de gruwelen hierbuiten nog veel erger. Wees vanaf nu goed wakker, want de volgende keer is het misschien wel veel ernstiger.’ De schrik zat er goed in bij iedereen, ook al was het maar een slang. Toch was iedereen al wel wat gekalmeerd, maar je kon duidelijk merken dat iedereen wat beter oplette.

 

Na een goede vier uur toen ze stopten voor het middageten had Elar al een zere kont. Ze had nog nooit zo lang op een paard gezeten, ze had überhaupt nog nooit op een paard gezeten. Elar vroeg zich af of Yeonson er last van had, vast wel, het was ook al jaren geleden dat hij ooit op een paard had gezeten. Ze zag dat Yeonson nog wel wist hoe hij met een paard moest omgaan, dus dat verleerde je schijnbaar niet, maar conditie op zo’n paard of van die lange tochten dat zou je vast niet houden.

Elar haalde brood tevoorschijn en wat beleg. Een aantal dingen had ze nog nooit gezien en ze durfde ze nog niet te proberen. Het was opvallend stil tijdens het eten, maar niemand kende echt iemand. Onder de grond was het op zich best gezellig. Tijdens het eten was er altijd wel gelegenheid om ook te praten, niet overdreven lang, maar meer tijd dan tijdens het werk.

Na een goed uur uitgerust te hebben, gingen ze toch echt verder. Elar zag er echt heel erg tegenop. Ze zou minder pijn overhouden aan een dag met kisten sjouwen. Rond vier uur ’s middags stopten ze voor de dag. Tegen die tijd had iedereen acht uur op zijn of haar paard gezeten. Alleen Alea leek er geen probleem mee te hebben, maar de rest zag er ook wel een beetje moe uit.

Iedereen hielp met het opzetten van de tenten en binnen de kortste keren stonden er twee tenten. Ze waren niet heel groot, maar ook niet heel klein, er pasten drie mensen in met een beetje extra ruimte. Plus ze moesten makkelijk op te zetten en af te breken zijn. Of ze dat nou echt waren was te betwijfelen, je kon namelijk wel staan in de tenten. Het was voor de mensen van boven vast een enorm gebrek aan luxe.

Om half zes besloot Elar soep te maken. Ze legde wat stenen in een kringetje en maakte een vuur er binnenin. Met wat takjes en hulp van de kolonel had ze uiteindelijk een houten constructie waar ze een pan aan kon hangen. Soep was niet zo heel moeilijk te maken, ondergronds moest ze ook wel eens in de keuken helpen.

Elar voelde zich tijdens het koken vrij nutteloos. Iedereen ging mee vanwege een speciale reden en zij ging mee omdat ze goed kon koken en omdat ze de kaart van het gebied kon tekenen. Alea kon geweldig omgaan met paarden en de andere hadden vast ook goede kwaliteiten. De rest had vast ook goede kwaliteiten en dan was zij hier om te koken. Ze wilde ook waarde hebben.

Ze was zo gefrustreerd dat ze het mes waarmee ze de groenten had gesneden in een boom gooide. Ze hadden een lang stuk gereisd langs de bosrand en het bos werd en dunner, maar ze waren er nog steeds niet voorbij.

Het mes bleef wonder boven wonder in de boom steken, beginnersgeluk. Toen Elar opstond om het mes uit de boom te halen hoorde ze een krak.

‘Yeonson?’ vroeg ze aan de leegte om haar heen. Iedereen zat momenteel ergens anders en ze kon niemand om haar heen ontdekken. ‘Iemand?’

Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld