Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Ik wens jullie allemaal een hele fijne en veilige jaarwisseling toe
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
13 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
RPG ~ Islands (schrijftopic)
Dauntless
Wereldberoemd



virtualpopstar.com/social/…;topic=500858&p=0 (link praattopic)

We beginnen bij het punt dat de goden wakker worden in een cel gemaakt van goddelijk brons. 

__________________________

Kumeza deed een poging om overeind te komen, maar moest al snel opgeven door de duizeligheid die haar overmande. Ze voelde zich beroerd en deed vergeefse pogingen om zich te herinneren wat er zich de afgelopen 24 uur had afgespeeld. Ze wist nog hoe ze uitkeek over haar eiland vanaf de hoogste bergtop. Horuba kende vele bergen en dalen. Het was verraderlijk gebied. Zij die er niet waren grootgebracht konden makkelijk verdwalen of sterven op de dunne bergpaadjes of door geen rekening met de extreme weersomstandigheden te houden. Ze had op het punt gestaan haar boog te spannen en dromen te schieten naar haar volk. Verder herinnerde ze zich niets meer. 
Nu was ze op een vreemde plek. Het was er donker. Normaal gesproken zou dat haar moeten aansterken. Maar deze duisternis voelde niet goed aan. Ze kon hem het best bespreken als plakkerig, drukkend. Meestal beschouwde ze de duisternis als een mantel, warm en beschermend. Deze duisternis waren kleverige draden die zich ongevraagd rond je lichaam hulden. Het kostte haar ook meer moeite om te kunnen zien, wat haar normaal zonder enig probleem lukte. Het duurde een tijdje voor haar nachtzicht zich volledig had hersteld. Het eerste wat ze zag, was dat ze hier niet alleen lag. Met moeite lukte het haar uiteindelijk toch recht te staan. Ze strompelde naar een van de gedaantes op de grond en draaide deze met haar voet op zijn rug. Ze kneep haar ogen tot spleetjes toen ze besefte wat hier aan de hand was. De overige personen in deze cel waren allemaal goden. Iets of iemand had hen gevangen genomen. Wie het ook was, hij of zij moest sterk zijn, een geduchte vijand en zo snel mogelijk vernietigd worden.
Seaweedbrain
Internationale ster



Ralph
Hoe had het kunnen gebeuren? Het ene moment was hij als wolf aan het jagen, het volgende moment was er... Eigenlijk wist hij het niet. Hij wist niet hoe hij in in de duisternis is gekomen. Hij was weer een mens, dat wist hij zeker. Hij voelde zich zwak, op een menselijke manier. Hij haatte het om een mens te zijn. Hij begaf zich niet onder de mensen. Hij leefde naast de mensen, niet ertussen. Hij was liever een wolf, dat zeker. Maar, ja, hij kon niets doen aan de situatie. Hij probeerde zijn ogen open te doen, maar het lukte niet. De onderhuidse wolvenlaag kwam in protest. Ralph probeerde in een wolf te veranderen, maar hij voelde zich alleen maar slechter door het te proberen. Het lukte niet. Wat voor sneue god ben ik, als ik niet eens mijn lichaam kan besturen. Hij strekte zijn vingers. Dat lukte. Ralph strekte zijn vingers nog een keer. Zijn ogen gingen open, opeens. Hij lag tussen een paar anderen. Hij vermoedde dat het goden waren. Geluksvogel die ik ben. Nu zit ik ergens met andere goden. Hij had het niet op andere goden. Er was een reden dat hij zich afscheidde. Hij had het niet in zich om samen te werken. Hij werkte alleen, of met andere wolven. Niet met mensen. Mensen praten te veel, mensen doen je pijn. Wolven doen dat niet, tenminste, als je ze eten geeft, doen ze je over het algemeen geen pijn. Of het komt dat Ralph ook in een wolf kan veranderen. Ralph voelde de drukkende lucht. Hij kon er bijna geen adem van halen. Beschamend. Ik kan niet eens normaal adem halen. Hij keek rond. Hij kon niet veel zien, omdat hij de kracht niet had om zijn lichaam te besturen. Hij kon alleen maar knipperen, en kijken.
Anoniem
Wereldberoemd



Cadence voelde een harde, koude wind tegen haar wangen aan. Even twijfelde ze of ze nog aan het dromen was, maar ze realiseerde zich snel dat dat niet het geval was. Met haar ogen nog steeds gesloten vroeg ze zich af hoe ze hier terecht was gekomen, en wat ze deed vóórdat ze hier terecht kwam. Het laatste wat ze kon herinneren was dat ze trots aan het toekijken was op Thalia. Er was een markt waar haar volk instrumenten en penselen verkochten. Het volk lachte naar elkaar en dansten samen in vrede. Toen was ze opeens op deze plek. Ze besloot één van haar ogen te openen. Ze zag helemaal niks. Ze opende ook haar andere oog en zag een heel klein gaatje waar licht uit kwam. Ze probeerde op te staan maar ze had er de kracht niet voor. Toen hoorde ze opeens gerommel vanuit een andere hoek van, waar Cadence vanuit ging dat het was, de kamer. Ze voelde dat er anderen aanwezig waren in de kamer, maar geen normale mensen. De signalen die ze kreeg waren erg sterk. Ze ging er vanuit dat het andere goden waren. Ze probeerde de aura van de andere aanwezigen in de kamer te lezen, maar een gevoel van vermoeidheid overspoelde haar weer. Ze wachtte weer even. Het bleef al die tijd stil. Waar kon ze zijn? En nog belangrijker; waarom was ze hier?
Anoniem
Minister of Pop



Ik deed een poging om mijn ogen te openen, maar dit lukte niet. Het laatste wat ik me kon herinneren was dat ik op een van mijn favoriete plekjes op Linphea zat, waarschijnlijk druk bezig met de spreuken oefenen, of met mijn wapens. Ik voelde hoe een koude wind over me heen trok, en huiverde. Waarom lukte het me nou niet om mijn ogen open te doen, of me op zijn minst te herinneren wat er gebeurd was. Maar natuurlijk was alles net een zwart gat. Het leek wel alsof er een soort dikke vreemde, maar ook duistere mist in mijn hoofd zat, die niet wilde optrekken. Na een tijdje lukte het me om mijn ogen te openen, maar ik zag geen hand voor ogen. Ik zag alleen maar zwarte duisternis, en wazige schimmen, dat laatste kwam waarschijnlijk omdat ik mijn bril iet ophad. Mijn bril! Ik zou zweren dat ik hem no ophad toen ik in de bossen van Linphea aan het trainen was. Waar kon dat ding zijn? En misschien nog wel belangrijker, waar was ik. Ik voelde me heel raar, en het leek wel alsof mijn lichaam in een soort elastiek was veranderd. Ik voelde dat ik op een harde ondergrond lag, maar waar ik was, kon ik niet thisbrengen. Ik zag nergens een spoor van licht, of zelfs geen andere mensen. Welmoest er iets of iemand zijn, want ik voelde een vreemde energie om me heen. Ik had het gevoel dat ik niet alleen n deze ruimte was, maar het was te donker om iets te kunnen zien. waar was ik in hemelsnaam beland?
Azelf
Straatmuzikant



Toen Saunting wakker werd, eiste zijn kloppende hoofdpijn even al zijn aandacht op. Hij was nog niet eens overeind gaan zitten en hij begon al te schelden. Het duurde echter niet lang voordat hij zich realiseerde dat zijn hoofdpijn waarschijnlijk wel de minste van zijn problemen was. De lucht die hij inademde voelde anders, het was niet de zoute zeelucht die in zijn paleis hing, het kwam niet eens in de buurt. Maar ook waar hij nu zat, was anders. Hoewel hij zich niet duidelijk kon herinneren wat hij de avond ervoor gedaan had, was hij er toch vrijwel zeker van dat hij zijn paleis niet had verlaten. Toen hij echter zijn handen op de grond neerzette, voelde hij niet de gladde, marmeren vloeren van thuis, of de donzige dekens op zijn bed, maar een koude, klamme rotsbodem. De lucht correspondeerde met de grond, ook zij was koel en vochtig. Hij herkende de plek niet en dat deed zijn zenuwen niet goed, hij was meteen meer op zijn hoede. Voor een ogenblik hield hij zijn enig gejaagde adem in en luisterde hij ingespannen. Hij hoorde nog wat geschuifel, hij was duidelijk niet alleen. Hij hield zich nu maar stil, opvallen leek hem niet voordelig op het moment, niet zolang hij niet zeker wist met wie hij hier – waar ‘hier’ ook was – was. Natuurlijk had hij wel een idee van wie het waren, het was niet meer dan logisch dat hij niet de enige god hier was, maar toch was hij onzeker. Hij bleef maar even zitten, probeerde zich niet te veel zorgen te maken over de situatie, en wachtte af, iets anders kon hij toch niet doen op het moment.

 

Ladybambi
Internationale ster



Dylan was net de zee uit gekomen toen een vreemde duisternis hem had overweldigd. Hoe het kon en waar het vandaan kwam wist Dylan niet. Normaal gesproken was Dylan sterker dan de duisternis. Het kon bijna geen vat op hem krijgen. Zeker niet als hij net de zee in was geweest of nog in zee was. Dan was hij op zijn sterkste. Als hij nog vochtig was. Maar dit keer was de duisternis sterker dan hem. Voordat Dylan zich kon verzetten, werd hij verzwolgen door de duisternis. Slechte herinneringen overspoelden hem. Herinneringen van zijn kindertijd. De tijd dat hij als sterveling leefde en bijna werd vermoord. Het laatste wat hij zich kon herinneren, was dat hij probeerde te ontsnappen. Het zonlicht in. Veiligheid zoeken en strijden tegen wat hem en zijn volk bedreigde. Hij had gezworen het eiland te beschermen, en kon zich nu niet aan zijn eed houden. Hij was gewoon te gemakkelijk verslagen. Een schande, dat was zeker. Hoe kon hij zijn volk beschermen als hij zichzelf niet kon beschermen? Het was te lang vredig geweest op zijn eiland. Hij liet zijn aandacht afzwakken. Hij was een grote dwaas geweest. Dacht dat hij zonder training en oefening alles aankon. Dat kwam hem nu duur te staan. Duurder dan hem lief was.
Lange tijd ging voorbij. Zolang dat hij geen idee had hoelang hij in de duisternis bewusteloos had gelegen. Een paar minuten? Uren? Dagen? Of waren het maanden of misschien zelfs jaren? De laatste twee hoopte hij niet. Wat zou er van zijn eiland zijn? Zijn volk had hem nodig. Langzaam probeerde Dylan zijn ogen te openen, maar hij kreeg er geen beweging in. Zijn oogleden leken tonnen te wegen. Alsof er 50 olifanten aan hingen. Volwassen olifanten wel te verstaan. Geen baby's of wat dan ook. Zijn hoofd begon te bonken, tot een bijna ondraaglijke pijn. Zijn mond was droog, zijn kracht was zwak. Alsof hij jaren niet meer in het water was. Of zelfs geen water heeft aangeraakt of bekeken. Maar dat was niet zo. Zonder water zou hij kunnen sterven, en hij leefde nog. Dat betekende dat het nog niet heel lang geleden was dat hij water had gevoeld en geproefd. Maar hij had het nu ook nodig. Hij had de kracht nodig van het water om op te staan. Zijn omgeving en de problemen in te schatten. Even dacht hij na en probeerde het water uit de lucht om hem heen te zuigen, helaas was de lucht zo goed als droog. Alsof hij ergens opgesloten zat. Aan de harde vloer onder hem te voelen, verbaasde het hem niet. Het was zeker geen strandzand of gras. Het waren stenen. Tenminste zo voelde het voor hem, maar het kon ook wat anders zijn. Hij kon het niet zien. Gladde, koude stenen die door zijn ontblootte rug een ijzige kou bij hem naar binnen lieten dringen. Hij probeerde te rillen. De diepste diepte van de oceaan voelde voor hem niet half zo koud, terwijl het daar onder nul kon zijn. Een kleine rilling ging door zijn lichaam heen. Een rilling die het laatste greintje energie uit hem trok. Hij haalde ongemakkelijk adem. Zoals een mens die op het punt stond te verdrinken en zichzelf moe boven water probeerde te houden, in een verwoede poging om te blijven leven. In elk geval tot er hulp zou komen. In de meeste gevallen zag hij het en kon hij de zee in duiken om ze te redden. Maar nu was Dylan diegene die zou verdrinken, leek het wel. Ook al was het onmogelijk. Hij kon niet verdrinken en bijna niet sterven. Maar wat als het wel kon? Vroeg een klein stemmetje in zijn hoofd. Wie red mij dan? Als ik de anderen moet redden?
Hij besloot de angst te negeren en te vergeten. Hij had grotere problemen en angst putte hem alleen maar uit. Angst was ook niet wat een god hoorde te hebben. Hij moest dapper zijn. Zijn vijanden recht in de ogen kijken en met ze strijden. Niet zo zwak op de grond liggen te kieperen en nadenken over dingen die er niet toe deden. Hij probeerde zich weer te concentreren en op dat moment voelde hij wat vreemds. Een vreemd soort aura wat hij lang niet had gevoeld. De laatste keer was rond zijn kindertijd volgens hem. Een aura bekender dan welk aura, omdat hij bijna het zelfde was als zijn eigen aura. Een goddelijk aura. Niet 1, maar meerdere. Zou hij dan niet de enige god zijn die dit had meegemaakt? Waren anderen ook overvallen door de duisternis? Hoe was het mogelijk dat er zoveel goden waren gevallen? Wat zou er gebeuren met hun eilanden? Wie zou hun volkeren beschermen? Met moeite en grootste wilskracht wist Dylan zijn ogen te openen, maar hij had ze beter gesloten kunnen houden. Diepe duisternis omringde hem nog steeds, met af en toe een heel klein lichtstreepje, wat bijna niet aan het blote oog te zien was. Gelukkig was hij duisternis gewend. In de zee was het ook altijd donker, dus kon hij prima zien. Al zou een godheid van de nacht of duisternis nog wel wat beter dan hem kunnen zien. Maar zoals hij al dacht, kon hij beter zijn ogen gesloten kunnen houden. De pijn in zijn hoofd leek te verdubbelen en even kreunde hij zacht van de pijn. Normaal liet hij nooit pijn of iets anders blijken. Zeker niet als hij niet zeker wist of zijn vijand in de buurt was of niet. Of 1 van de leden van zijn volk. Het gevoel van verdrinken was echter wel uit zijn keel verdwenen en hij leek weer normaal te kunnen ademhalen. Ongeduldig wachtte hij tot de hoofdpijn iets afzakte en bleef naar het donkere plafond staren, waar hij de scheuren duidelijk in zag. Heel duidelijk. Het was net zo donker als in de oceaan, en dat gaf hem heimwee. Waarom ging hij toen naar boven? Naar het land. Het water had hem teruggeroepen. Gezegd dat het niet veilig was. Waarom gehoorzaamde hij zijn element niet? Vertrouwde hij niet het gene wat hem had geschapen en waar hij zijn hele leven al verbonden mee was? Het gene wat hem troost bracht in duistere tijden. Kracht in zwakke tijden. Zijn angst liet wegdrijven op de golven van de zee, wanneer dat nodig was. Hij moest terug. Zo snel mogelijk! Maar eerst moest hij uitzoeken waar hij was en dat betekende dat hij meer moest rondkijken dan alleen naar het met scheuren bedekte plafond. Hij moest weten met wie hij samen in de duisternis zat. Even balde hij zijn handen tot vuisten en ontspande die toen, waarna hij heel langzaam een klein stukje overeind kwam, de bonzende hoofdpijn die terug leek te komen negerend.
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld