Katharos schreef:
Het reizen hier in de trein lijkt wel uren te duren. We konden niet veel meer doen dan kijken naar de tv, misschien kijken naar het licht dat tussen de bomen uitkomt en eten. Overigens had ik nog niet gegeten. Ik doe mijn fluwelen jasje uit, want het is hier best warm en loop dan naar de ruimte waar we ook gezeten hadden om ons schema te bespreken. Er stond nog een bord met een paar cakejes, maar ik zag dat er nog een weg was. Waarschijnlijk had iemand anders dus ook trek gekregen en hetzelfde als mij gedacht. Ik pak een cakeje op en geniet intens van de smaak. In tijden had ik niks gegeten wat zo goed smaakte als dit. Ik sluit mijn ogen even en doe ze weer open als Prul achter me staat "Als je dit al lekker vindt moet je eens afwachten wat we in het Capitool hebben," zegt ze en ze werpt een korte glimlach op me. Ik moest me inhouden om geen botte opmerking terug te maken. Dat had ze nu niet verdient, nee, Prul deed waarschijnlijk ook maar haar werk. Als ze moest werken en het niet vrijwillig deed. Aan haar haar te zien had ze genoeg geld, haar roze pakje en het witte haar met een enorme bloem erin vielen echt wel op. Op honderd meter afstand zou je haar nog herkend hebben zo.
Ik ben eigenlijk te nieuwsgierig om weer terug te lopen naar mijn eigen coupé. Dus ik loop wat voor me uit met een gedeelte van het cakeje nog in mijn handen. Als de lucht van alcohol me al tegemoet komt weet ik eigenlijk al waar ik ben. Ja hoor, daar zit ze, mijn mentor met een grote fles alcohol naast haar en wat legen flessen die een tikkend geluid maken omdat ze op de grond liggen in deze rijdende trein. Ik ga tegenover haar zitten en bekijk haar eens goed. Haar lange bruine haar zag er ,ondanks dat ze waarschijnlijk in het Capitool woonde, onverzorgd uit. De parfum verbloemde deels de geur van zweet, maar tegen de geur van alcohol was echter toch echt geen parfum die werkte, tenminste niet in de hoeveelheid die zij gebruikte. Ik keek haar een beetje vragend aan, terwijl ik niet eens iets gevraagd had. Maar op geen enkele manier hoe ik de aandacht probeerde te krijgen reageerde ze. "Dus, hoe was het?," vraag ik dan "De spelen winnen. Is het echt zo geweldig als de mensen van het Capitool het beschrijven?," vervolg ik een beetje brutaal. "Ach lieverd, je moet het niet willen winnen, het overkomt je," zegt ze dan terug. Ik wilde een felle reactie terug geven. Misschien was dit wel het enige antwoord wat ze kon bedenken, want volgens mij wist ze niet eens meer door de alcohol dat ze überhaupt meegedaan had aan de spelen of waarom ze hier was. "Ik heb een vraag," zeg ik dan met een brutale blik in mijn ogen. "Je zegt dat je het niet moet willen winnen, maar waarom zou ik het niet willen winnen, mijn vader, moeder en mijn vrienden wachten op me," zeg ik er dan op een brutale toon erachteraan. "Elyas!," gilt Prul dan door de trein heen. Met een bezorgde blik kijkt ze me aan met haar grote groene ogen "Is alles goed?," vraagt ze dan weer terwijl ze oogcontact met me blijft houden. "Prima," mompel ik. Ik sta vervolgens op en schuif mijn stoel weer fel aan de tafel. Waarom moest ik nu weer uitgekozen worden voor deze spelen. We hadden niet eens een kans, onze mentor was verder heen met de alcohol dan dat ze echt kon helpen en haar uitspraken waren ook niet heel zinvol.
Ik keer terug naar de ruime waar we zaten toen we het schema bekeken. Er is verder niemand in de ruimte en ik plof neer op een bank die er staat met een tafel ervoor. Op de tafel liggen wat tijdschriften van het Capitool. Een van de koppen van een van de tijdschriften is "De volgende Hunger Games: Wie wordt de nieuwe winnaar?" 'Ik niet' mompel ik als antwoord op de kop in mijn gedachten. Ik kijk even uit het raam, maar ik zie dat we een tunnel door rijden, dus meer als wat lampen zie ik niet. In de achtergrond hoor ik de hakken van Prul weer, ze lijken steeds dichterbij te komen. Na een tijdje staat ze hier even in de kamer, maar ze lijkt zich weinig aan te trekken van het feit dat ik hier ook ben. Ik zucht een keer vermoeid en leg dan mijn voeten op de tafel die voor me staat. Heel lang blijf ik niet zitten, nee, na een tijdje sta ik op en pak ik het fluwelen jasje weer en aai er een keer over heen. Het was zo zacht, toch deed ik hem, ondanks dat het warm was weer aan. Het was namelijk het enige wat ik nog had wat me herinnerde aan thuis, de armoede, maar ook de vredige mensen die er ondanks de armoede toch iets van probeerde te maken. Af en toe liep er iemand langs mijn coupé die even door het raam heen keek. Het stikte hier bijna van de vredesbewakers en ik vroeg me ook af waar ze allemaal bleven, gezien ik ze nog niet in gezien had in de coupés waar ik geweest was.
Prul loopt weer langs, het lijkt erop dat haar verschrikkelijke hakken dan toch uitgedaan heeft, want ik hoor het geluid van haar hakken niet meer over de gangen dwalen. Alweer lijkt ze druk in gesprek te zijn met iemand, maar ik weet nog steeds niet met wie. Al ben ik wel erg nieuwsgierig. Ook had ik Malia nog niet gesproken, niet dat ik daar behoefte aan had, want volgens mij hadden we het beide erg zwaar met het verwerken dat onze nachtmerrie werkelijkheid geworden was. Ik lijk er toch steeds meer te kunnen verwerken wat er vandaag gebeurd is, maar toch veranderd dat niks aan mijn haat naar het Capitool toe. Ik zal dus erg mijn best moeten doen om zoveel sponsoren te werven naar ons, of nee, mij toe. Hoewel ik misschien niet de meeste kans maakte, moest ik bewijzen wat ik waard was, voor mijn ouders en iedereen die ik in het district achtergelaten heb. Nu wist ik óók hoe het voelde, hier te zitten. Volledig in de greep van de Capitool, ik begon bijna medelijden met mezelf te krijgen. Ik ga op het bed zitten het zachte matras geeft mee een volmaakt gevoel. Ik zou er zo eeuwen op kunnen slapen. Ik sluit mijn ogen even neem een moment om ervan te genieten. De tv, die op zwart scherm stond springt even aan met een nieuwtje van het Capitool. Alle tributen komen voorbij. Mezelf zie ik al vrij snel voorbij komen. Ook het kleine meisje uit district 11 zie ik weer. Na een tijdje springt de tv, na het bekende deuntje van het Capitool, weer uit. Als ik naar buiten kijk zie ik dat we weer voorbij de tunnel zijn en het donker is geworden buiten. De stem van Prul klinkt weer boven alles uit, ze staat de bellen voor mijn coupé. Haar luide stem klinkt boven alles uit en ik kan mezelf bijna niet meer horen denken. Deels gefrustreerd loop ik dan mijn coupé maar weer uit en ga in de coupé naast me zitten. Het is klassiek bekleedde coupé met een piano in de hoek. De piano staat bijna te blinken en ik ga erachter zitten. Mijn moeder had me vroeger geleerd hoe ik de simpele dingen moest spelen en het verbaasde me dat het nog lukte, natuurlijk met moeite, want de piano hadden we jaren geleden verkocht omdat we het geld nodig hadden om zelf te kunnen blijven leven.