LadyStardust schreef:
Atarah
Ik had mijn speer stevig vast in mijn met modder bedekte handen. Het was het holst van de nacht en de rest van de stam sliep, mede ook om de geesten te vermijden... De geesten, soms wist ik niet of ik er wel in moest geloven, het klonk in mijn oren zo onlogisch, onrealistisch... Gewoon fout, maar mijn gedachten en ideeën wilde nooit iemand aanhoren, omdat ze anders waren dan de rest, zoals nu bijvoorbeeld, iedereen sliep maar ik was wakker, aan het jagen zelfs. De meeste dieren waren wakker als de zon onder was had ik gemerkt, dus was er geen betere tijd om voor eten te gaan jagen dan nu. Het was wel een stuk gevaarlijker, zeker ook omdat ik alleen was en vaak mislukte de jacht dan ook. Overdag mocht ik niet mee jagen met de mannen, want het hoorde niet, een vrouw had haar eigen taken, voor de kinderen zorgen, eetbare bessen verzamelen... Dat vond ik niets, en dat heb ik ook nooit iets gevonden. Het irriteerde me mateloos dat niemand ooit naar me wilde luisteren, naar mijn tactieken, mijn strategieën, het zou jagen zoveel makkelijker voor ze maken. Maar wie was ik om hen de les te lezen? Een vrouw, een kind nog maar, ik was niet wijs in de ogen van de anderen, ik was anders en raar. Vaak voelde ik me daarom ook onbegrepen, helaas was er niets dat ik eraan kon doen. Voor een moment kijk ik op naar de lucht, die bijna volledig inktzwart gekleurd was, het was een mooi, toch ook angstaanjagend gezicht. Even droomde ik weer weg, voordat ik werd opgeschrikt uit mijn gedachten door een luide grom. Uit een reflex pakte ik mijn speer wat beter beet en keek recht in de ogen van een dier. Ik kon door de duisternis niet zien wat het was, maar ik wist dat ik geen kans had tegenover het beest, en dat het waarschijnlijk met meer was. Voorzichtig zette ik een paar stappen achteruit, hopend dat het dier me niet aan zou vallen. Ik hield me groot, zo groot mogelijk eigenlijk, in de hoop dat ik het zou intimideren en het bang zou worden. Toen ik een aantal meter achteruit was gelopen draaide ik me met een ruk om en begon te rennen, terug naar het kamp. Ik hoorde, tot mijn grote opluchting, geen geluid achter me, wat een goed teken was.
Na minstens een halfuur onderweg te zijn geweest kwam ik weer aan bij het kamp. Ik liep bijna geruisloos langs de gesloten tenten, hopend dat ik niemand wakker zal maken, want dat zit ik zwaar in de problemen. Ik schrok en zette een stap achteruit, waardoor ik bijna struikelde, toen ik een figuur zag staan, het silhouette van een mens, buiten zijn of haar tent.