Pentatonix schreef:
Azriel zat verdwaasd, en behoorlijk chagrijnig, in een veel te luxueus bed. Hij liefst had hij zich volledig teruggetrokken, in een toren ergens, of een grot. Zodat hij alleen kon zijn en in stilte kon helen. Maar natuurlijk had Rhys dat niet toe gestaan, en nu werd hij verzorgd als een of andere zwakkeling. Natuurlijk was niks hiervan op zijn gezicht te lezen en keek hij even ondoorgrondelijk als altijd. Als hij heel eerlijk moest zijn zou hij niet eens weten hoe hij in een grot of toren moest komen, hij voelde zich verschrikkelijk. Maar hij leefde nog. Hij leefde, en Cassian.. hij had het niet allemaal meer meegekregen. Plotseling ging de deur open en kwam Zara binnen. Ze maakte nauwelijks geluid terwijl ze de kamer in liep, leek bijna te zweven. ‘Cassian?’ Wist hij enkel uit te brengen, hij had geen zin over zichzelf te praten.
Afyra was buiten aan het trainen en deed allerlei fysieke oefeningen. Alles om zich af te leiden van wat er was gebeurd. Deels omdat ze sterker wilde zijn de volgende keer, want ze wisten allemaal dat er een volgende keer zou komen, maar ook deels om dit verschrikkelijke wachten, de pijn, de gevoelens... nee. Ze moest zichzelf afleiden.
Boven waren de helers bezig met Azriel en Cassian. Azriel zou er weer bovenop komen, langzaam, maar hij zou volledig herstellen. Maar cassian? De helers hadden geen idee of ze zijn vleugels konden redden. Zijn prachtige vleugels. Woedend hakte Afyra met haar zwaard in op een trainingsdummie. Flitsen wit licht spookte door haar hoofd, haar herinneringen. Rhys was met haar komen praten, had zelfs gesmeekt. Maar ze kon het niet, ze wist niet hoe. Ze kon niet terug naar dat moment.. maar Cassian..
Plotseling ving ze de geluiden op van boven, voetstappen die wegstierven. De heler was waarschijnlijk moe voor vandaag. Er waren er maar weinig die genoeg kracht hadden om zo’n klus te klaren, en het kostte sowieso bergen energie. Afyra legde haar wapens weg en bond haar haren strak naar achter, er waren wat plukken ontsnapt. Resoluut liep ze naar boven, iedereen had al bij zijn bed gezeten, maar zij niet. Had hij zich afgevraagd waarom? Waar ze was? Of was het hem niet opgevallen. Voorzichtig klopte ze op zijn deur, misschien sliep hij wel. Ze opende de deur op een kier en glipte naar binnen, om zo weinig mogelijk licht binnen te laten. Bij de dichte deur bleef ze staan en keek ze naar hem.