schreef:
Voorzichtig zette ik een stap ik het gras. Ik voelde het natte gras op mijn voetzool en zette een paar stappen. Het was me eindelijk gelukt, weg uit die gevangenis. Ik keek om mij heen, aarde. Het had een rustig sfeertje. Ik was in een bos terecht gekomen en daar was ik oprecht blij mee. Zo was de kans kleiner dat iemand mij gezien zou hebben, de kans kleiner dat zij het zouden weten.
Ik liep door het bos heen, de vogeltjes floten hun liederen, de dieren graasde onverstoord verder net alsof ik er niet was. Ik liep naar de bos rand, en eenmaal daar aangekomen keek ik naar de stad voor me. De stad had hoge torens en in mijn ogen zag ik iemand in een rood pak vliegen. Ik slikte zacht. De kleding die deze wezens droegen was anders dan ik had gedacht en mijn lange jurk was zeer opvallend.
Ik besloot de jurk af te korten tot net onder mijn knieën. Het paars-blauwe stof zag er mooi uit en ik was blij met hoe ik hem had verknipt. Het leek zo te horen. Ik zette me schap en liep richting de stad, toen ik in de buurt van de stad kwam zag ik grote wagens zich snel voortbewegen. Ook waren er grote schermen waar veel geluid uit kwam, het deed zo pijn aan mijn hoofd.
Ik liep ondertussen tussen de grote gebouwen, mensen keken raar naar me. Ik keek ze niet terug aan, zou ik hier voor altijd moeten wonen? Ik zuchtte zacht.
Ik hoorde geschreeuw van voor komen. Ik rende in die richting om te zien wat het was. Toen ik daar eenmaal stond keek ik verbaast toe. Boven in de lucht vloog de man die ik eerder had zien vliegen in zijn rode pak, een of andere vogel, een roodharig meisje, een man met een schild en een man met een hamer.
Voor hen stond een man in het groen, hij zag er chagrijnig uit. Hij praatte tegen de mensen voor hem en zij praatte terug. De man met het schild kreeg mij in het oog.
,,Ga weg, snel," riep hij me met een krachtige stem toe. Ik keek hem geïrriteerd aan maar deed toch wat hij zei.
Ik liep weg en ging onder de rand van een groot gebouw staan. Vanaf hier zou ik alles kunnen volgen.
De man met de hamer richtte zijn hamer naar de lucht waarna er bliksem uit kwam. Ik hield mijn adem in. Deze man was net zoals in de verhalen die verteld werden over Noorse goden.
Rhor was het volgens mij, ja, Rhor. Ik keek naar de man in het groen. Hij begon te grijnzen en pakte zijn scepter erbij.
De andere mannen pakte ook hun wapens erbij. Dit zou een gevecht worden.
Ik maakte me snel uit de voeten, als ik daar langer zou blijven zou de man met de hamer erachter komen wie ik was, of liever gezegd wat.