FreckleFriday schreef:
Om de een of andere reden voelt de wereld verkeerd aan vandaag, denkt hij. Er lijkt niets veranderd te zijn: aan de oppervlakte is nog altijd alles leeg en stil, langzaam ontwakend in een bleke zonsopgang. Maar in zijn buik voelt hij wat hij hoopte nooit meer te voelen: pure, ongetemde angst, die zich als een wild dier in hem genesteld heeft. Het is maar een keer eerder dat dit gevoel hem de adem heeft benomen, en het was op het moment dat zijn moeder stierf, mijlenver bij hem vandaan. Pas vele jaren later heeft hij kunnen achterhalen waarom hij op die dag had gevoeld wat hij voelde. Maar toen was het natuurlijk al te laat.
Een koude rilling loopt over zijn rug, terwijl zijn ogen heen en weer schieten. Plots schrikt hij op, als vanuit de overloop buiten hun schamele appartement plots een oorverdovend tumult klinkt. In een reflex snelt Noah naar de gangkast, waar hij, diep achterin, gewikkeld in een oude, rafelige sjaal, het geweer heeft verstopt. Met trillende vingers stopt hij het tussen zijn riem, verborgen onder zijn sweater, en tuurt door het spionnetje van de deur heen. Zijn bloed stolt in zijn aderen.
De gang voor de lift staat stampvol mensen, allemaal in jassen, met rugzakken, knuppels en messen in hun handen. Op de voordeur naast die van hen staat een van de zwaarbeladen mannen met ijzeren vuisten op de deur te bonken. In zijn ogen een beestachtige blik—angst?
'Doe open! Of ik ram mezelf naar binnen!'
Een van de mensen achter hem draait plots zijn hoofd, in een vreemde slow motion, en kijkt Noah recht aan alsof hij ziet dat hij bespiedt wordt.
Noah stamelt geschrokken terug de kamer in, net op het moment dat een akelig gekraak van hout en plastic zijn oren bereikt. Ze zijn binnen, denkt hij.
Hij draait zich om, rent terug naar zijn kamer. In een oogwenk is hij bij de kast waar hij een nacht eerder zijn rugzak, jas, telefoon en geld had opgeborgen. Hij had al weg kunnen zijn, bedenkt hij zich opeens, en hij dankt de goden dat hij zich toch had bedacht de vorige nacht. Hij trekt zijn kleren aan, hijst alles op zijn rug en rent dan naar de kamer van Julia, zijn zes jaar jongere zusje. Haar bed is leeg.
Verwarring maakt zich van hem meester, en hij moet al zijn bezinning aanspreken om niet krankzinnig te worden. Uitgerekend vandaag heeft ze besloten weg te blijven? Ze heeft wel eens periodes, net als hij, dat ze niet thuiskomt, dat hun vader het hen ondraaglijk maakt. Op het laatst was ze soms wel een week weggebleven, terwijl hij geen idee had waar ze uithing. Hij kolkt vanbinnen van woede en angst, maar rent dan terug naar de overloop. Plots ziet Noah dat uit de deuropening van zijn vaders kamer een donkere figuur de gang op sluipt.
Hij snakt naar adem, schreeuwt: 'Blijf staan!', maar de schim lijkt als een geest uit de realiteit te zijn verdampt, opgelost in een waanbeeld. Noah rent naar het bed van zijn vader, waarin het lijk van de man die hij zo haatte, hem met holle ogen aanstaart. Op zijn borst waaiert een bloem van bloed zich uit.
@Varamyr