Melodrama schreef:
Godverdomme, wat haat ik deze stad toch. Het lijkt wel een eeuwigheid geleden sinds ik naar Miami vertrokken ben, om te studeren aan de Miami University of Science. Alsof ik verschillende levens heb geleid sinds ik mijn familie, mijn kleine broertje en mijn moeder, heb achtergelaten in Zwolle. Ik spendeer mijn dagen grotendeels achter mijn bureau, studerende en dagdromende over een man die nooit komen zal... wanneer zal ik toch mijn Miami droomboy vinden?
Vandaag is weer zo'n typische dag. Ik heb een hele dag naar mijn cursus Statistics II zitten kijken, maar de woorden vertaalden zich niet in logische zinnen in mijn hoofd. Afleiding - dat is exact wat ik nu nodig heb. Ik weet dat ik me schuldig zal voelen als ik even vertrek van mijn knusse studentenkamer... maar wat ik nu doe, daar ben ik ook niet echt iets mee. De woorden vormen slechts lege echo's in mijn hoofd die uiteindelijk uitsterven, om nooit meer gehoord te worden. Ik heb de keuze snel gemaakt - ik sta recht en loop de deur, de gang, de voordeur van mijn studentenhuis uit. Het lijkt wel alsof iets, of eerder iemand, me aan een touwtje naar zich toetrekt. Is dit het? Is dit waar gelovigen zo vaak over praten? Is dit God? Voordat ik het weet, kom ik aan in de Beachwood Cafe tegenover Miami's mooiste strand.
Even vormen al mijn zorgen en al mijn schoolstress geen struikelblok meer. Ik ben nu hier, bij het mooiste strand ter wereld, waar prachtige muziek speelt en je de golven zachtjes tegen de rotsen hoort slaan. Ik denk aan de zandkorreltjes die door het water op het strand gesleept worden, om vervolgens langzaamaan weer mee de zee in gesleurd te worden, om op een trage reis langs de wereld te gaan. Oh, wat was ik graag zo'n korreltje geweest... In meer dan één opzicht, ben ik volgens mij zelfs zo'n korrel. Gedoemd om eenzaam door de zee die het leven is te zwerven, zonder echt plan, geleid door de gruwelijkheden van het water. Heb ik wel ergens controle over? Betekent mijn wil wel iets?
Goed. Ik heb mezelf wat sipjes gemaakt, maar ik probeer om m'n avond niet volledig in het water te laten vallen. Somber loop ik naar de bar toe, waar ik de barman vraag om mijn favoriete alcoholische verfrissing. "Hey, barman. Heb je toevallig een vodka sprite?", vraag ik beduusd. Het duurt niet lang vooraleer ik het haast heilige drankje voor me geschoteld krijg. Ik kap het drankje naar binnen. Eén drankje worden er twee, twee worden er drie en vooraleer ik het echt doorheb, heb ik maar liefst tien drankjes naar binnengekapt. Wat was heet toch een slecht idee om hier te komen... Hoe moet ik nu thuisraken? Ik ben ladderzat! Oh nee, wat als er gevaarlijke miami boys zijn... Ik voel me niet veilig.
Angstig kijk ik de bar rond. De tijd lijkt even stil te staan wanneer mijn ogen contact sluiten met de onbekende man tegenover me. Onze blikken zijn aan elkaar gelijmd. Ik ben ongeveer tien minuten stappen van mijn kamer, maar ik heb me hier nog nooit meer thuis gevoeld. De man komt naar me toe en met elke naderende stap voel ik meer rillingen door mijn lichaam schieten. Elk haartje op mijn armen en benen staat recht. Hopelijk valt het niet op.
"Hey, ik zag je hier zitten en ik vind je best knap. Heb je nog plannen vanavond?", vraagt de man me. Ik heb er haast geen woorden voor. "Uh, ik ben moe, maar dank je dat je toch met me wil komen praten. Ik dacht nog te studeren, maar wie weet wat de avond nog brengt...", weten mijn stembanden uit mijn strot te krijgen. De man kijkt medelevend en streelt over mijn arm. De rillingen van daarnet zijn nu aardbevingen in mijn lichaam geworden. "Waarom kom je niet met me mee?", vraagt hij. Ik heb geen keuze. Vooraleer mijn hersenen zijn zin verwerkt hebben, sta ik recht en grijpt hij me bij m'n arm. We lopen enkele meters, ik leg m'n hoofd op zijn arm en toen gebeurde het... Ik verloor mijn evenwicht en viel regelrecht op de grond. Ik was dronken.
"Het spijt me, het spijt me, sorry, ik ben dronken...", jammerde ik, hopende dat de man het niet erg zou vinden. "Het is geen probleem. Je bent niet alleen, ik ben er voor je - kan ik je naar huis brengen?", vroeg hij me. Ik knikte en we vertrokken naar mijn kamer. De korte wandeling voelt deze keer nog korter dan daarnet - de man droeg me namelijk en ik viel al snel in slaap in zijn warme, stevige armen. Het volgende wat ik me herinner is hoe hij me in bed legde. De man loopt de kamer uit, maar ik protesteer: "hey... wat is je naam?".
De man draait om in het donkere ganglicht. Hij lijkt wel een popster op een podium, verlicht door de schijnwerpers die de normaal gezien zwakke lampen in de gang zijn. "Mijn naam is Kaj", zegt hij, "ik heb een briefje voor je op je bureau achtergelaten. Slaap zacht, mijn liefste", zegt hij op een lieve en oh zo romantische manier. De gedachte dat ik morgenvroeg zijn briefje zal kunnen lezen, houdt me warm. Nog nooit heb ik gehoopt dat de nacht zo snel over zou zijn.
Godverdomme, wat haat ik deze stad toch. Het lijkt wel een eeuwigheid geleden sinds ik naar Miami vertrokken ben, om te studeren aan de Miami University of Science. Alsof ik verschillende levens heb geleid sinds ik mijn familie, mijn kleine broertje en mijn moeder, heb achtergelaten in Zwolle. Ik spendeer mijn dagen grotendeels achter mijn bureau, studerende en dagdromende over een man die nooit komen zal... wanneer zal ik toch mijn Miami droomboy vinden?
Vandaag is weer zo'n typische dag. Ik heb een hele dag naar mijn cursus Statistics II zitten kijken, maar de woorden vertaalden zich niet in logische zinnen in mijn hoofd. Afleiding - dat is exact wat ik nu nodig heb. Ik weet dat ik me schuldig zal voelen als ik even vertrek van mijn knusse studentenkamer... maar wat ik nu doe, daar ben ik ook niet echt iets mee. De woorden vormen slechts lege echo's in mijn hoofd die uiteindelijk uitsterven, om nooit meer gehoord te worden. Ik heb de keuze snel gemaakt - ik sta recht en loop de deur, de gang, de voordeur van mijn studentenhuis uit. Het lijkt wel alsof iets, of eerder iemand, me aan een touwtje naar zich toetrekt. Is dit het? Is dit waar gelovigen zo vaak over praten? Is dit God? Voordat ik het weet, kom ik aan in de Beachwood Cafe tegenover Miami's mooiste strand.
Even vormen al mijn zorgen en al mijn schoolstress geen struikelblok meer. Ik ben nu hier, bij het mooiste strand ter wereld, waar prachtige muziek speelt en je de golven zachtjes tegen de rotsen hoort slaan. Ik denk aan de zandkorreltjes die door het water op het strand gesleept worden, om vervolgens langzaamaan weer mee de zee in gesleurd te worden, om op een trage reis langs de wereld te gaan. Oh, wat was ik graag zo'n korreltje geweest... In meer dan één opzicht, ben ik volgens mij zelfs zo'n korrel. Gedoemd om eenzaam door de zee die het leven is te zwerven, zonder echt plan, geleid door de gruwelijkheden van het water. Heb ik wel ergens controle over? Betekent mijn wil wel iets?
Goed. Ik heb mezelf wat sipjes gemaakt, maar ik probeer om m'n avond niet volledig in het water te laten vallen. Somber loop ik naar de bar toe, waar ik de barman vraag om mijn favoriete alcoholische verfrissing. "Hey, barman. Heb je toevallig een vodka sprite?", vraag ik beduusd. Het duurt niet lang vooraleer ik het haast heilige drankje voor me geschoteld krijg. Ik kap het drankje naar binnen. Eén drankje worden er twee, twee worden er drie en vooraleer ik het echt doorheb, heb ik maar liefst tien drankjes naar binnengekapt. Wat was heet toch een slecht idee om hier te komen... Hoe moet ik nu thuisraken? Ik ben ladderzat! Oh nee, wat als er gevaarlijke miami boys zijn... Ik voel me niet veilig.
Angstig kijk ik de bar rond. De tijd lijkt even stil te staan wanneer mijn ogen contact sluiten met de onbekende man tegenover me. Onze blikken zijn aan elkaar gelijmd. Ik ben ongeveer tien minuten stappen van mijn kamer, maar ik heb me hier nog nooit meer thuis gevoeld. De man komt naar me toe en met elke naderende stap voel ik meer rillingen door mijn lichaam schieten. Elk haartje op mijn armen en benen staat recht. Hopelijk valt het niet op.
"Hey, ik zag je hier zitten en ik vind je best knap. Heb je nog plannen vanavond?", vraagt de man me. Ik heb er haast geen woorden voor. "Uh, ik ben moe, maar dank je dat je toch met me wil komen praten. Ik dacht nog te studeren, maar wie weet wat de avond nog brengt...", weten mijn stembanden uit mijn strot te krijgen. De man kijkt medelevend en streelt over mijn arm. De rillingen van daarnet zijn nu aardbevingen in mijn lichaam geworden. "Waarom kom je niet met me mee?", vraagt hij. Ik heb geen keuze. Vooraleer mijn hersenen zijn zin verwerkt hebben, sta ik recht en grijpt hij me bij m'n arm. We lopen enkele meters, ik leg m'n hoofd op zijn arm en toen gebeurde het... Ik verloor mijn evenwicht en viel regelrecht op de grond. Ik was dronken.
"Het spijt me, het spijt me, sorry, ik ben dronken...", jammerde ik, hopende dat de man het niet erg zou vinden. "Het is geen probleem. Je bent niet alleen, ik ben er voor je - kan ik je naar huis brengen?", vroeg hij me. Ik knikte en we vertrokken naar mijn kamer. De korte wandeling voelt deze keer nog korter dan daarnet - de man droeg me namelijk en ik viel al snel in slaap in zijn warme, stevige armen. Het volgende wat ik me herinner is hoe hij me in bed legde. De man loopt de kamer uit, maar ik protesteer: "hey... wat is je naam?".
De man draait om in het donkere ganglicht. Hij lijkt wel een popster op een podium, verlicht door de schijnwerpers die de normaal gezien zwakke lampen in de gang zijn. "Mijn naam is Kaj", zegt hij, "ik heb een briefje voor je op je bureau achtergelaten. Slaap zacht, mijn liefste", zegt hij op een lieve en oh zo romantische manier. De gedachte dat ik morgenvroeg zijn briefje zal kunnen lezen, houdt me warm. Nog nooit heb ik gehoopt dat de nacht zo snel over zou zijn.