leintje schreef:
Een origineel verhaal, geschreven als commentaar op het houden van, en lief moeten hebben van je ouder(s), je creatoren.
(Voel je vrij om een comment achter te laten!)
Proloog.
Veelmensen geloven niet in mij. Nog meer geloven helemaal nergens in, niet eens in
hunzelf. Dat vind ik best schandalig, maar wie ben ik nou om daar een opinie
over te hebben?
Laat me je dat vertellen. “Kom, zit bij mij, vraag maar wat je wilt.”
De man kijkt mij verbaast aan, en blijft staan. Dit is altijd het lastigste
gedeelte van mijn hobby.
“Het is echt goed, je mag gewoon komen zitten. Kom, zit. Ik zet de thee wel aan.”
Herhaal ik nog een keer.
Hij stamelt wat en gaat dan toch zitten. Zijn gezicht vertrekt op een manier
waaraan ik kan zien dat hij me iets wilt vertellen. Ik kijk hem bevragend aan,
totdat hij antwoord geeft.
“Dat kan helemaal niet.” Zegt hij plots. “Je kan geen thee aanzetten.” Zijn stem is
een warboel van ervaring. Ik hoor de rook en drank, maar ook de zang en lof.
Kan hij het teken van leven zijn waar ik al jaren op wacht?
Ik hoop het. Ik hoop het echt.
Ik hoor mijzelf dan ook lachen, al voel ik het niet. Hij weet exact wat hij hier
doet, en dat is het erge. “Ja, oké, de waterkoker dan.” Zeg ik, terwijl ik de
doos met legioen verschillende soorten thee op tafel gooi. “Kies maar wat je
lekker vind, maakt mij niet uit.”
“U vindt zeker alles wat door de mens gemaakt is een wonder, of niet?”
Ik knik zonder er bij na te denken. “Dat zou je wel denken, maar ik kan rooibos
echt niet uitstaan.” Ik maak een vaag gebaar met mijn handen, “de nasmaak voelt
nooit goed op mijn tong.”
Hij knikt aandachtig, “Natuurlijk, Heer.”
Zijn nerveusiteiten lijken weggesmolten te zijn. Ik glimlach naar hem.
“Apollo is prima. Ik ben misschien oud, maar niet zo oud.”
Hij kijkt me verbijsterd aan. Perfect.
Hier,in mijn appartementje, is het knus. Althans, dat vind ik zelf. De antieke
eikenhouten meubels en vele posters van ‘80s rockbanden fleuren de oude boel
goed op, waar de platenspeler die nooit stopt met spelen, en de groen gekleurde
keuken goed bij helpen. Ook is het nooit helemaal licht, maar juist een beetje
donker. Soms, vooral als ik vergeet dat het zo is, loop ik langs de spiegel in
de hal en zie ik hoe mijn goudgele ogen het zonlicht dat nergens vandaan komt
opvangen.
“Hoelang?” Dit is de vraag die mij plots uit mijn gedachten haalt.
“Sorry?”
“Hoelang leeft u al onder de mensen?”
Ik zou hem deze informatie helemaal niet moeten verlenen, maar af en toe voelt het
goed om niet goed te zijn. “Jaren. Langer dan je denkt, en korter dan ik had
gewild. Ik ben ouder dan het steen waarvan de muren zijn gemaakt, en toch was
ik daar toen de aarde was geschapen. Het is een soort lot, als je hetmij vraagt.”
Hij glimlacht niet. Zijn wenkbrauwen fronzen en hij kijkt me een beetje raar aan.
Hij denkt vast over wat een rare vogel ik wel niet ben. Dat is misschien niet
de meest elegante gedachte, maar ja, wat moet je als je voor de personificatie
van de Zon zit?
“Apollo.”
“Dat ben ik.”
“…Waarom ben ik hier?”
Ik rijg mijn vingers samen en plaats mijn kin er boven op. “Dat, mijn vriend, is de exacte vraag die
jij moet gaan proberen te beantwoorden.”
Een origineel verhaal, geschreven als commentaar op het houden van, en lief moeten hebben van je ouder(s), je creatoren.
(Voel je vrij om een comment achter te laten!)
Proloog.
Veelmensen geloven niet in mij. Nog meer geloven helemaal nergens in, niet eens in
hunzelf. Dat vind ik best schandalig, maar wie ben ik nou om daar een opinie
over te hebben?
Laat me je dat vertellen. “Kom, zit bij mij, vraag maar wat je wilt.”
De man kijkt mij verbaast aan, en blijft staan. Dit is altijd het lastigste
gedeelte van mijn hobby.
“Het is echt goed, je mag gewoon komen zitten. Kom, zit. Ik zet de thee wel aan.”
Herhaal ik nog een keer.
Hij stamelt wat en gaat dan toch zitten. Zijn gezicht vertrekt op een manier
waaraan ik kan zien dat hij me iets wilt vertellen. Ik kijk hem bevragend aan,
totdat hij antwoord geeft.
“Dat kan helemaal niet.” Zegt hij plots. “Je kan geen thee aanzetten.” Zijn stem is
een warboel van ervaring. Ik hoor de rook en drank, maar ook de zang en lof.
Kan hij het teken van leven zijn waar ik al jaren op wacht?
Ik hoop het. Ik hoop het echt.
Ik hoor mijzelf dan ook lachen, al voel ik het niet. Hij weet exact wat hij hier
doet, en dat is het erge. “Ja, oké, de waterkoker dan.” Zeg ik, terwijl ik de
doos met legioen verschillende soorten thee op tafel gooi. “Kies maar wat je
lekker vind, maakt mij niet uit.”
“U vindt zeker alles wat door de mens gemaakt is een wonder, of niet?”
Ik knik zonder er bij na te denken. “Dat zou je wel denken, maar ik kan rooibos
echt niet uitstaan.” Ik maak een vaag gebaar met mijn handen, “de nasmaak voelt
nooit goed op mijn tong.”
Hij knikt aandachtig, “Natuurlijk, Heer.”
Zijn nerveusiteiten lijken weggesmolten te zijn. Ik glimlach naar hem.
“Apollo is prima. Ik ben misschien oud, maar niet zo oud.”
Hij kijkt me verbijsterd aan. Perfect.
Hier,in mijn appartementje, is het knus. Althans, dat vind ik zelf. De antieke
eikenhouten meubels en vele posters van ‘80s rockbanden fleuren de oude boel
goed op, waar de platenspeler die nooit stopt met spelen, en de groen gekleurde
keuken goed bij helpen. Ook is het nooit helemaal licht, maar juist een beetje
donker. Soms, vooral als ik vergeet dat het zo is, loop ik langs de spiegel in
de hal en zie ik hoe mijn goudgele ogen het zonlicht dat nergens vandaan komt
opvangen.
“Hoelang?” Dit is de vraag die mij plots uit mijn gedachten haalt.
“Sorry?”
“Hoelang leeft u al onder de mensen?”
Ik zou hem deze informatie helemaal niet moeten verlenen, maar af en toe voelt het
goed om niet goed te zijn. “Jaren. Langer dan je denkt, en korter dan ik had
gewild. Ik ben ouder dan het steen waarvan de muren zijn gemaakt, en toch was
ik daar toen de aarde was geschapen. Het is een soort lot, als je hetmij vraagt.”
Hij glimlacht niet. Zijn wenkbrauwen fronzen en hij kijkt me een beetje raar aan.
Hij denkt vast over wat een rare vogel ik wel niet ben. Dat is misschien niet
de meest elegante gedachte, maar ja, wat moet je als je voor de personificatie
van de Zon zit?
“Apollo.”
“Dat ben ik.”
“…Waarom ben ik hier?”
Ik rijg mijn vingers samen en plaats mijn kin er boven op. “Dat, mijn vriend, is de exacte vraag die
jij moet gaan proberen te beantwoorden.”