OCD, of in het Nederlands OCS, is een psychische aandoening. Vroeger stond het bekend als dwangneurose, maar nu dus onder de naam obsessief-compulsieve stoornis. De stoornis kan op verschillende manieren uitpakken, in dit artikel bespreken we de variant die het meest voorkomt. Hierbij heeft de persoon met OCS een obsessieve drang om bepaalde handelingen uit te voeren. Het komt het meeste voor dat mensen met OCS iets heel vaak controleren (bijvoorbeeld het aanklikken van het licht), of dat zij hun handen wassen. De persoon is zeer geconcentreerd met deze taken bezig en op dat gebied erg perfectionistisch. Echter is een perfectionist op alle gebieden precies en een OCS-patiënt enkel op de gebieden die met zijn dwang te maken hebben. Als de patiënten hun taak niet uitvoeren, gaat er iets ergs gebeuren. Daar geloven ze in, ze kunnen bijvoorbeeld bang zijn een naaste te verliezen als ze elf keer de trap oplopen in plaats van twaalf.
Laatst was er een gastspreker op de universiteit die zelf aan de stoornis lijdt. Hij vertelde dat hij wel vijftig keer per dag zijn handen waste, en ook op een gegeven moment met chloor in plaats van zeep. Jullie weten dat dit absoluut niet goed is voor je handen, maar op zo'n moment is hij té bang dat hem iets zal overkomen en staat hij daar niet bij stil.
De handeling of gedachte komt voort uit een intrige. Een intrige is bijvoorbeeld dat je denkt "wat als ik deze persoon nu een zetje geef" als er een trein langs komt razen. Een persoon zonder OCS schudt deze gedachte van zich af en weet dat hij of zij zich wel kan beheersen. Maar iemand met OCS is zeer bang dat hij deze persoon echt voor de trein duwt en gaat dan weglopen van het perron. Het is zeer onwaarschijnlijk dat een persoon echt iets doet, juist omdat diegene daar zo bang voor is.
De gastspreker vertelde dat hij ook heel bang was om HIV te hebben en anderen hiermee aan te steken. Hij testte zichzelf vaak, iedere keer opnieuw met een andere smoes voor de dokter vanwege de schaamte, maar hij dwong ook zijn vriendinnetjes een test te doen.
Dit belemmert de persoon natuurlijk wel in het dagelijks leven, daarom moet het behandeld worden. OCS kan in de meeste gevallen niet geheel verdwijnen, maar de persoon moet leren met de intriges om te gaan en de juiste denkstappen te maken. Dit kan door middel van de cognitieve-gedragstherapie en exposure (=blootstelling). De cognitieve-gedragstherapie leert de patiënt hoe ze moeten omgaan met de gedachtes en exposure is om te oefenen als het ware. In het begin moet de patiënt opschrijven welke dwanggevoelens ze hebben en welke handelingen ze uitvoeren. Deze handelingen worden dan één voor één behandeld en in de meeste gevallen wordt de familie hierbij betrokken om ze te leren over de stoornis en hoe zij ermee moeten omgaan.
De gastspreker vertelde dat hij iedere dag googlede wat er met hem was en hij zocht onder andere veel over HIV op en hij zocht naar de oorzaak. Hij wist dat er iets was, maar als er OCS opkwam bij de resultaten, schudde hij dit van zich af. "Dat zal het niet zijn." Door de schaamte en door het geloven dat hij geen OCS had, duurde het bij hem vrij lang voor hij de juiste hulp kreeg. Nu gaat het beter met hem en heeft hij ook anti-depressiva pilletjes en nog een andere soort die hem helpt kalm te blijven.
In het programma "Levenslang met dwang" kan je zien hoe de patiënten worden blootgesteld aan hun angst en hoe zij hiermee omgaan. Mocht je hierin geïnteresseerd zijn, kan je het opzoeken.