Het begripHet begrip Bloemencorso klinkt voor enkele Belgen en Nederlanders bekend in de oren. Het is eigenlijk een stoet van praalwagens die men bedekt met bloemen. Dit evenement keert jaarlijks terug in verschillende steden en landen. Men heeft een 30-tal corso’s in Nederland, een 5-tal in Vlaanderen en dan nog enkelen in Frankrijk, Duitsland en Amerika. De wagens worden gemaakt door vrijwilligers die graag eens de handen uit de mouwen steken terwijl ze genieten van het sociaal contact. Wist je trouwens dat de grootste corso plaatsvindt in Zundert?
Materiaal De meeste corsogroepen gebruiken Dahlia’s om op hun wagens te steken. De reden hiervoor is de diversiteit, de goedkope aankoopprijs en de houdbaarheid van de bloem. De grote corsogroepen hebben vaak zelf hun velden om de dahlia’s op te kweken. Dit alles wordt onderhouden door enkele vrijwilligers van de desbetreffende groep. Indien er door bepaalde weersomstandigheden een oogst minder goed zou zijn, kunnen ze rekenen op andere corsogroepen of dahlia kwekers. Het weekend van de stoet bevestigen ze deze bloemen dan met spijkers of bloemenlijm aan de wagen. Daarom vinden de meeste corso's plaats in augustus en september. In die periode staan deze bloemen op hun best. De vormgeving van de wagen bestaat vooral uit ijzer, piepschuim en tape. Vroeger werd hout ook veel gebruikt, maar dit minderde met de jaren.
Stoet
Elk jaar maken de groepen een spiksplinternieuwe corsowagen dat gebaseerd is op een bepaald thema. Het thema kan van alles zijn: Liefde voor muziek, films, oorlog, dieren... Het thema is afhankelijk van gemeente tot gemeente. Eén keer per jaar komen alle sympathisanten, vrijwilligers, buurtbewoners en wellustige kijkers samen om te genieten van het spektakel. In elke stoet rijden de groepen met hun zelfgemaakte wagen(s). Deze wagens worden afgewisseld met entertainment acts zoals dansacts en fanfares. Dit zorgt voor een ideale sfeer om met familie en vrienden bij elkaar te komen. Vaak is er op het einde van de dag een prijsuitreiking met een scorebord.
UNESCO
Zowel in Nederland als in België staan bepaalde corso’s op de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Voor België zijn ze dit allemaal namelijk: Blankenberge, Loenhout, Dendermonde, Ternat en Wommelgem. Voor Nederland zijn het enkele corso’s namelijk: Drogeham, Giethoorn, Eelde, Vollenhove, Sint Jansklooster, Lichtenvoorde, Valkenswaard, Winterswijk en Zundert. Dit is heel belangrijk om het voortbestaan van deze traditie te verzekeren. Daarom is het ook belangrijk dat deze kan worden doorgegeven van generatie tot generatie.
Klik hieronder voor een voorbeeld uit:
België en/of
Nederland