inzending ''in het water zag ik'' |
Een spiegel zo glad als het ijs in december staarde me aan terwijl ik in de koele bries van het koude weer buiten liep. Mijn gebreide sjaal van mijn vriend gekregen om mijn nek. Hier hadden we alles gedeeld. De warme zomers die we buiten langs de waterkant doorbrachten. We voerden de eendjes met brood, lagen onder de grote sterrenhemel naar de wolken te staren, en kusten onder de grote eikenboom naast de waterkant. De lente waarin we met onze zomerjassen buiten door het park heen liepen in de felle zon. Zittend op een bankje, kijkend naar de kleine vogeltjes die samen hun eerste vlucht maakten. Ze waren vrij. Zelf wilde ik ook vrij zijn, maar ik kon het niet. Een koude windvlaag blies sneeuw van de bomen af de wind in. Bomen waar in de herfst mooie gekleurde blaadjes aan hadden gezeten. In de herfst hadden we onder het bladerendeken gelegen en gelachen. Onze liefde was zichtbaar voor elk levend wezen. Onze liefde was sterker dan ons hart aankon. Niet koud. Koud als de winters waarin we sneeuwpoppen hadden gemaakt, sneeuwballengevechten hadden gehouden en sneeuwengelen hadden gemaakt. De sneeuw die toen zo vertrouwd leek was nu een groot gat van leegte in mij geworden. Deze leegte kon niet meer gevuld worden. Het was in die winter dat we gingen schaatsen. We hadden onze wanten al aangetrokken toen het ijs brak. Ik zakte door het ijs heen alles werd zwart. Vol wanhoop schreeuwend naar hulp tilde hij me uit het ijs. Ik rilde van de gedachte terug aan het moment. Het moment dat niet ik, maar hij zich aan de natuur had gegeven. Elk seizoen als ik langs die waterkant liep deed het me terugdenken aan onze prachtige herinneringen. Waarom moest hij zich opofferen voor mij? Uit liefde voor mij. In het water zag ik nog steeds zijn gezicht onder het ijs. Zijn mooie blauwe ogen die zeiden: het is goed zo. laat me gaan. |