Corpse Party 3 clairetie ''Alles Verandert'' |
Samen met zijn drieën liepen we door de donkere gangen van het pand waar we al meerdere keren gelopen hadden. Ronddwalend in een doolhof zonder oplossing. Het leek wel of we hier eeuwig vast werden gehouden. Alsof we eigenlijk al dood waren. Wat als we hier echt nooit meer weg kwamen? Er moest toch een uitweg zijn? Één ding was zeker; We zouden hier niet zomaar uitkomen. We waren hier om een rede. En waarom? Dat moeten we te weten komen voordat het te laat was. Of is het al te laat? Mijn gedachten baarde me angst aan. Ik begrijp gewoon niet waarom we hier zijn. We hebben toch allemaal niets fout gedaan? Ik keek naar Ralf die voor me liep. Het ging al wat beter met zijn gezicht en zijn snijwonden. Elk uur weer kon je aan hem zien dat hij het moeilijk vond. Hij miste Bo en Cindy zo erg. Hij was doodongerust. Af en toe vroeg ik nog wat aan hem, maar hij reageerde telkens erg kortaf. Het was duidelijk dat hij er niet over wilde praten. Alvin en ik liepen achter hem. Alvin hield mijn hand al bijna de hele dag vast, bang dat hij me zou kwijtraken. Ralf keek voor de zekerheid achterom of we er nog waren en stopte toen opeens. ‘’Ik denk dat we verkeerd lopen’’. ‘’Hoe kunnen we nou verkeerd lopen als we de weg niet eens weten?’’, vroeg ik aan hem terwijl ik hem vragend aankeek. Hij leek mijn reactie duidelijk niet te begrijpen. ‘’Als we vanavond nog Bo en Cindy willen vinden moeten we toch echt meer ondernemen dan een beetje levenloos rondlopen’’, zei Ralf tegen ons. ‘’Ze moeten toch ergens een spoor achtergelaten hebben?’’, vroeg ik aan hem. ‘’Dat is het!’’, zei Ralf, terwijl Alvin en ik hem heel onbegrijpelijk aankeken. ‘’Nee, kijk het zit zo. Toen ik samen met Bo en Cindy hier terecht kwam hadden we afgesproken dat als we elkaar kwijt zouden raken, we het hoogste punt zouden opzoeken.’’ , zei Ralf. ‘’Hoe weten we dan wat het hoogste punt van het huis is?’’, vroeg ik aan hem. ‘’Er zit een trap in de Zuidelijke vleugel die naar een grote toren leidt. Het rare is dat de toren ook geen ramen heeft. Het tweede nadeel is datde trap erg moeilijk te vinden is’’, zei Ralf tegen ons. Ik probeerde even logisch na te denken. Een trap die naar een toren zonder ramen leidt lijkt me niet zonder gevaar. Tegelijkertijd wil ik die Cindy en Bo wel terug vinden. Met een grotere groep zijn we veiliger. ‘’Ik zeg ja’’, zei ik tegen Alvin. Ik zag dat hij twijfelde. Hij wilde het risico niet lopen dat er iets met ons zou gebeuren. We wisten immers dat Ralf niet zomaar aan die snijwonden kwam. ‘’laten we gaan’’, zei hij en verder zweeg hij. Ik begrijp het gewoon niet! Het maakt me woedend van binnen dat we niet gewoon veilig proberen hier weg te komen. Ik begrijp dat Ralf Cindy en Bo wil zoeken, maar dit brengt mij en Nena alleen maar in gevaar. Ik hoop maar dat er niets met haar gebeurd. Anders doe ik die Ralf nog eens iets aan. Nena haalde me uit mijn gedachten. ‘’Laten we hier even stoppen’’, zei ze en ze liet zich op de grond zakken. Ik ging naast Nena zitten, maar Ralf bleef onrustig stil staan. Ik keek om me heen maar ik zag niets anders dan nena’s gezicht. ‘’Zijn jullie jeweetwel?’’, vroeg Ralf ongemakkelijk aan ons. ‘’Zijn we wat?’’, vroeg ik aan hem. ‘’Jeweetwel, een stel’’. Ik en Nena keken elkaar aan, was dat niet heel erg duidelijk? ‘’Ja, sinds kort’’, zei ik en eindigde daarmee een stormvloed van vragen die ik anders van hem had gehad. Ralf keek gelijk weer weg. Waarschijnlijk had hij door dat ik geen zin had om hem alles uit te leggen. ‘’Laten we maar weer verdergaan’’, zei ik en ik stond al klaar naast Ralf om te vertrekken. Tot ik schrok. Ik zag Nena nog steeds op de grond zitten. Had ze het niet gehoord? Angstig knielde ik naast haar neer toen ik zag dat ze haar ogen dicht had. ‘’Ralf, er is iets mis’’, zei ik en hij keek me aan met een wit gezicht. Ik schrok me kappot toen ik een hand op mijn schouder voelde. Het voelde koud aan. Ik draaide me om en keek recht in het gezicht van een klein meisje. ‘’Je bent hier niet veilig meisje!’’. ‘’Ga weg hier snel!’’ . In een flits zag ik het meisje weer verdwijnen. Was ik gek geworden? ‘’Nena! Nena! doe je ogen open alsjeblieft!’’. Ik voelde mijn voeten van de grond opgetild worden. Ik keek in het gezicht van Alvin. ‘’Het komt wel weer goed, we gaan niet weg!’’, zei hij. ‘’Je hebt dat meisje toch gehoord? We moeten hier weg!’’, zei ik tegen hem. Ralf en Alvin keken me raar aan. ‘’Nena je had je ogen dicht. Je werd niet meer wakker en toen begon je ineens te gillen dat we hier weg moesten’’, zei Alvin. ‘’Gaat het wel goed?’’. Alvin omhelsde me en hield zijn armen strak om me heen. ‘’Het is al goed’’ zei hij. Ik ben toch niet gek? Ik had écht een meisje gezien! Waarom had alleen ik haar gezien? ‘’Ik heb echt een meisje gezien!’’. ‘’Ze stond naast me, waarschuwde me dat we hier weg moeten!’’, zei ik tegen hen. ‘’Nena er was echt helemaal niemand behalve wij’’, zei Ralf. Ik voelde dat er iets niet klopte. Het was hier totaal niet veilig. Het meisje was weer verdwenen. ‘’We gaan hier nu weg!’’. ‘’Op naar de zuidelijke vleugel!’’, zei ik. ‘’We gaan Bo en Cindy nu zoeken!’’. ‘’Cindy waar ben je?’’. Ik keek om me heen. Ik was uitgeput van het rennen. De schim was verdwenen, en ik zocht naar een teken dat Cindy nog in leven was. Ik zakte tegen de muur aan in elkaar. Niet weer! Ralf weg, Cindy weg. Ik voelde mijn benen niet meer. Ik raakte in paniek. Cindy en ik hadden de Zuidelijke vleugel van het huis gevonden. Kort daarna werden we aangevallen door hetzelfde monster dat Ralf had aangevallen een paar dagen terug. Ik hoopte maar dat hij nog leefde. Nu hij niet meer bij me was voelde ik pas echt dat ik hem miste. Was er dan toch nog een beetje hoop in onze relatie? Ik zwoer mezelf dat als ik hem levend zou terug vinden, ik hem in de armen zou vliegen. Met gedachten aan Cindy en Ralf viel ik in slaap. Ik droomde over een meisje, een klein meisje genaamd Ria. Het enige wat ik leek te snappen is dat het voor haar al te laat was. Ze was dood. We hadden besloten het eerste halve uur nog door te lopen. Het voelde als uren maar ik had dan ook geen benut van tijd. Nu lag ik weer net als voorheen op de rottende koude vloer van het huis. Alvin lag naast me en ik lag tegen hem aan. Ralf leek het niet erg te vinden dat we iets hadden. Hij zal er wel aan gewend zijn. Ralf sliep al, maar ik deed geen oog dicht. Ik probeerde logisch na te denken over wat er gebeurd was. Oké ik kon geesten zien, en de anderen niet. Dat was 1 ding. Ik weet niet of ik het wel wil vertellen aan Ralf en Alvin. Is dit iets wat je aan iemand wil vertellen? Ik besloot hem wakker te maken. Ik was nu te onrustig om alleen te zijn. ‘’Hé Alvin slaap je al?’’, vroeg ik zacht. Een korte stilte volgde. Dus wel. ‘’Wat denk je zelf?’’, zei hij een beetje lacherig tegen me. Het was duidelijk dat hij ook niet kon slapen. Hij draaide zich verder naar me toe. ‘’Er was echt iemand hé, ik bedoel bij je daarnet? Een meisje?’’, vroeg hij aan me. Ik dacht na over mijn antwoord. Hoe erg ik het ook vond, ik wilde niet tegen hem liegen. ‘’Ja inderdaad. Ik zie geesten, en nu vind je me waarschijnlijk een freak’’. ‘’Natuurlijk niet Neen!’’ ‘’Ik hou van je, of je nou wel of niet geesten ziet’’. Hij pakte me vast en kuste me op mijn mond. ‘’Alvin, ik ben bang dat ik anders ben’’. Hij keek me aan met zijn diepblauwe ogen. Ze stelde me gerust. ‘’Anders, wat is anders? Als jij anders bent wat ben ik dan? Maak je geen zorgen Neen. Ik zal je nooit in de steek laten’’. Hij legde zijn arm om mijn middel en drukte me tegen zijn lichaam aan. Hij streelde me over mijn gezicht die ik op zijn zachte buik had neergelegd. ‘’Ik zal je nooit in de steek laten. Nooit’’. ‘’Beloof je me dat je het aan niemand anders vertelt?’’, vroeg ik aan hem. ‘’Ik beloof het Neen’’. ‘’Ik beloof het’’, zei hij nog een keer. Nu kuste ik hem terug. Ik woelde met mijn handen door zijn haar. Zijn lippen waren warm. Ik hield van hem. Ik hield van Alvin. Maar ik had hem zojuist een moeilijke taak gegeven. Hij moest mijn geheim voor zich houden. Dit zou nog lastiger voor hem worden dan dat het voor mij al was. Nu was het tijd om echt actie te ondernemen. En als hij zou sterven, zou ik met hem mee gaan.
|