Mijn gitzwarte haren hangen als een sluier voor mijn gezicht, mijn felrood gelakte nagels duwen zich diep in de palmen van mijn handen. Wilskracht, dat is waar alles om draait. Ergens links van mij, hoor ik een dier wegvluchten. Vluchtend, dieper de bossen in. Op de achtergrond hoor ik de wolven huilen, de maan lacht ze uit. Ik voel een windvlaag aankomen, mijn haren vliegen alle kanten op. Mijn bloedende oogkassen zijn te zien evenals mijn druipende mond. Schuw kijk ik achterom, en hoor het liedje opnieuw. Elke keer hetzelfde liedje, het liedje dat zich in mijn hoofd afspeelt. “Lala, Lalalala, Lala, Lalalala..” Het liedje zit gevangen in mijn hoofd, het maakt me gek! Mijn nagels graven zich steeds dieper in mijn handpalmen. De geur van mijn eigen bloed is bedwelmend. Ik concentreer mezelf op mijn benen, ik dwing ze vooruit. Ze moeten rennen, HET MOET! Bloederige tranen druppen op de met bladeren bezaaide bospaden. “Het heeft geen nut om te vluchten, mijn poppetje,” Een ijzige windvlaag brengt deze stem met zich mee. Het is een krakerige stem, een angstaanjagende stem. Ik dwing mijn benen om sneller te gaan, maar ze staan op het punt van breken. Evenals mijn wilskracht, mijn stervende wilskracht. Hijgend draai ik mezelf om, de bomen.. De bomen, ze hebben ogen! De bomen, Ze lachen mij uit! Ze lachen mij uit, omdat ik zwak ben. Mijn nagels doorboren mijn handpalmen, het bloed stroomt op het bospad. In een lichtflits draai ik mezelf om en zie het spoor van helderrood bloed, dat word verlicht door de maan. “Lala, Lalalala, Lala, Lalalala..” Hijgend zak ik ineen. Ik kan niet meer, ze komen me halen. Krijsend grijp ik mijn eigen haren vast. Mijn prachtige onyxkleurige haren, verpest door mijn eigen gestolde bloed. Hardhandig begin ik te trekken, de haren vliegen in het rond.
Huilend laat ik mijn gezicht op het bospad vallen. Kwaad sla ik met mijn bloedende vuisten op de met bloed doordrenkte aarde. Gillend begin ik met mijn benen te trappen, mijn oververmoeide benen. En zo lig ik daar, minuten, uren, misschien wel dagen. Mijn bloederige tranen vormen korsten op mijn wangen, en mijn lichaam versteend van de kou. Even open ik mijn ogen, heel even maar. Ik zie niks, ik hoor alleen maar dat liedje. Dat vervloekte liedje. “Lala, Lalalala, Lala, Lalalala.”
-Een meisje uit een psychische kliniek is ontsnapt. 3 dagen naar haar uitbraak is haar lichaam gevonden in een nabijgelegen bos. Haar enige bezit was een muziekdoos. Een muziekdoos, continu dezelfde melodie. “Lala, Lalalala, Lala, Lalalala.” De zelfde melodie die je ’s nachts in het bos hoort. Als je goed luistert naar de fluistering van de wind. |