Daynty schreef:
Freya
Het begon met pijn.
Een gruwelijke, allesoverheersende pijn, die haar gedachten gijzelde en rationeel nadenken onmogelijk maakte. De pijn was begonnen in haar vingers, als een onaangename tinteling die nog het meest deed denken aan een branderig gevoel, en had zich daarna door haar lichaam verspreid. Ze had een paracetamol genomen, en nog één, en daarna had ze plots een extreme drang gevoeld om naar buiten te gaan. Misschien dat een stuk wandelen door het bos de pijn zou verzachten, dat dat het onrustige gevoel in haar borstkas zou dempen.
Freya klemde haar kaken op elkaar en haar lippen weken uiteen in een kreun van pijn. Happend naar adem zakte ze op haar knieën, begroef ze haar vingers in de vochtige aarde van het bos. God, hoe had ze ooit kunnen denken dat het een goed idee was om uit huis weg te gaan? Waarom had ze niet gewoon de dokter gebeld, zoals ieder normaal mens zou doen?
Ze tastte met haar hand naar haar broekzak, haalde daar haar mobiel uit. Haar vingers trilden zo hevig dat het pas bij de derde keer lukte om haar mobiel te ontgrendelen. De bleke, blauwe gloed van het scherm prikte in haar ogen.
‘Alsjeblieft, heb bereik’, fluisterde ze. ‘Alsjeblieft.’ Ze bracht haar mobiel dichter naar haar gezicht en tuurde naar het balkje bovenin het scherm. Er stond een kruisje. Freya voelde de paniek verder door haar keel omhoog kruipen.
Voor ze na kon denken over wat ze nu ging doen, overviel een nieuwe vlaag van pijn haar. Haar telefoon viel uit haar hand en dit keer kon ze een schreeuw niet inhouden. Krampachtig trokken haar spieren zich samen, zo strak dat ze nauwelijks adem kon halen.
Weg, ze moest hier weg, het bos uit, terug naar de bewoonde wereld. Ze dwong zichzelf om overeind te komen. In het bleke schijnsel van de volle maan zag ze het bospad voor zich. Het duizelde voor haar ogen. Met haar hand steun zoekend bij de bomen aan weerskanten van het pad, strompelde ze door het bos. Nog even volhouden, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Ze was misschien net een kleine twee kilometer weg van huis, twintig minuten. Maar op dit tempo zou ze over een uur nog niet uit het bos zijn - en iedere seconde voelde als een eeuwigheid.
Freya wist niet hoelang ze door het bos strompelde, haar handen geschaafd door de ruwe bast van de bomen en haar broek onder het zand door de vele keren dat ze door haar knieën was gezakt, toen ze plots aan de rand van een kleine open plek stond. Hoe was ze hier gekomen? Waar was ze überhaupt? Krampachtig klemde ze haar hand om een tak naast haar, terwijl ze haar hoofd optilde om te zien waar ze was. Vijf paar ogen keken haar aan. Onderzoekend, nors, geïrriteerd. De mannen oogden alles behalve vriendelijk, mede dankzij de wapens die ze naast zich hadden liggen. Er was één meisje bij hen, de enige die er niet bedreigend uitzag, maar haar handen zaten vast met een touw.
Ergens door alle pijn, misselijkheid en duizeligheid heen, wist een gedachte naar boven te komen: dit was foute boel. Zodra één van de mannen naar zijn pistool reikte, zag Freya in een klap alles glashelder. Ze moest hier weg.
Met een ruk draaide ze zich om en zette ze haar benen in beweging. Rennend, weg van de open plek, weg van de gloed van het vuur en terug naar de duisternis, dieper het bos in. Met iedere stap dreunde de pijn door haar lichaam, steeds heviger. Het voelde alsof al haar botten aan het breken waren en haar spieren in brand stonden. Het voelde alsof ze dood ging. Het kostte haar al haar wilskracht om het niet uit te schreeuwen, maar de angst won het nog van de pijn. Ze had geen idee of ze achter haar aan kwamen, ze had geen idee welke kant ze op ging. Alles leek op elkaar - alle bomen zagen er hetzelfde uit, het bospad was verdwenen, en de schaduwen speelden met haar. Soms leek het alsof er iets bewoog voor haar of naast haar, maar als ze opzij keek, was er niets te zien.
Ze kon niet meer. Haar longen brandden van het rennen en hoe diep ze ook inademde, ze kon niet genoeg lucht krijgen. Haar keel voelde aan als schuurpapier. Tussen een paar varens door zag ze een glinstering van water in het maanlicht. Freya strompelde er naartoe, liet zich op haar knieën vallen en stak haar handen uit naar het water. Het enige wat haar handen vast grepen, waren bladeren.
Ze knipperde met haar ogen, probeerde de bonkende hoofdpijn te negeren en keek naar de grond voor haar. Het water, waar was het gebleven? Ze wist zeker dat ze water gezien had. Was ze gek aan het worden?
@Shinde