Demish schreef:
Het was alsof Ashton aan het zoeken was naar iets wat hij onmogelijk zou kunnen vinden. Hij probeerde op de omgeving te letten, iets wat aangaf dat de wezens in de buurt zouden zijn. Ook probeerde hij het gezicht van Naylene in de gaten te houden. Altijd als ze over de Thestrals sprak, heerste er een soort kalmte in haar stem en op haar gezicht. Hij hoopte dat diezelfde blik en diezelfde kalmte zich weer zouden laten zien als de gevleugelde paarden in de buurt zouden zijn, maar Ashton zou het nooit zeker kunnen weten. Hij zou ze immers niet kunnen zien.
Toen Naylene vertelde dat ze er waren, keek Ashton automatisch om zich heen. Iets wat niks uithaalde, want of ze er nou waren of niet, voor Ashton zijn ogen zouden ze nooit zichtbaar worden. Dat was een geluk en hij vond het ook vreselijk voor Naylene dat zij ze wel kon zien, maar hij wist dat Naylene ontzettend veel troost haalde uit de wezens. Voor haar waren ze een manier geworden om de dood van haar broer te verwerken. Iets waar ze thuis vast geen tijd voor had gekregen. Ashton had nooit gehoord hoe het daarna verder was gegaan, maar als de ouders van Naylene al zo om ware gegaan met één van hun eigen kinderen, dan kon hij zich voorstellen dat Naylene geen traan had mogen laten om haar broer. Iets wat onmogelijk was, want iedereen gaf om zijn familie. Er zat alleen een verschil in hoe sommigen dat deden.
Naylene begon te praten, waarschijnlijk tegen één van de Thestrals. Ashton was wel wat gewend, aangezien Edyn dagelijks praatte tegen de dieren die ze tegen kwam in de Common Room. Ashton was zelfs een keer met haar naar de uilentoren gegaan en hij had niet geweten wat hij had gezien. Binnen een paar minuten was Edyn omringd geweest door de vogels. Ze hadden om haar heen gefladderd, waren op haar schouders gaan zitten en ze hadden met haar gespeeld, volgens Edyn dan. Natuurlijk had haar zoete stem ook daar weer geklonken. Ashton vroeg zich altijd af of de dieren haar echt leken te begrijpen, maar hij moest toegeven dat Pixie wel echt naar Edyn luisterde, aangezien het hondje hem en Linn op had gezocht in de leerlingenkamer van Hufflepuff toen Edyn in het Verboden Bos had gezeten.
Toch was het anders om Naylene te horen praten. Misschien kwam dat ook wel doordat ze over hem praatte, maar het was anders. Het klonk rustiger en ze leek er wel echt zeker van te willen zijn dat het goed was dat hij hier was. Al waren dit ook de wezens die de karren voorttrokken, op de eerste dag van het schooljaar, dus ze waren leerlingen vast wel gewend.
‘Ik wilde Naylene niet alleen laten gaan,’ vertelde Ashton, al had hij het idee dat hij tegen niks praatte. Toch was er wel degelijk iets, want hij zag dat Naylene een Thestral aan het aaien was. Tenminste, hij gokte dat ze dat aan het doen was. Haar hand maakte een aaiende beweging in de lucht, nog vrij hoog zelfs. Ashton had er wel rekening mee gehouden dat ze op paarden leken, maar het idee dat er een onzichtbaar wezen ter grote van een paard voor hem stond, was een beetje onwerkelijk.
Plotseling voelde Ashton wat arme lucht tegen zijn hand aan blazen, haast alsof er een hond aan zijn hand aan het snuffelen was. Ondanks dat Naylene nog steeds verdrietig was, kwam er bij hem wel een lach over zijn lippen. ‘Hé daar,’ zei hij lachend. Hij wist niet goed waar het wezen zich precies bevond, maar het was ergens dicht bij hem. Waarschijnlijk wilde het wezen zeker weten of Ashton wel echt oké was, maar hij zou de dieren nooit wat aan doen. Daarvoor zou hij ze ten eerste al moeten zien, maar zelfs dan zou hij nooit iets pijn doen wat zoveel voor Naylene betekende.
Naylene vertelde hem dat de Thestrals het wel oké leken te vinden, waar hij blij mee was. Dat betekende dat ze hier gewoon zouden kunnen staan, al wist Ashton niet zo goed wat hij nu moest doen. Hij wist niet of Naylene er over wilde praten. Het was een zwaar onderwerp. Misschien kon hij het beter hebben over iets anders beginnen, maar hij wist eigenlijk niet zo snel wat. Het leek nog maar een paar seconden geleden dat ze samen in het klaslokaal van professor Lowell hadden gestaan.
‘Misschien…’ begon Ashton, al wist hij niet zeker of hij hier wel iets over moest zeggen. ‘Misschien moet je praten met professor Lowell en professor Rhammar? Over deze les?’ Professor Rhammar was het hoofd van Ravenclaw en als hij zou weten wat Naylene had gezien, zou hij haar misschien kunnen excuseren van deze specifieke opdracht. Ashton wist niet of het ook bij de O.W.L’s zou komen, maar het leek hem onmenselijk dat Naylene haar dode broer nog een keer zou moeten zien. ‘Misschien dat je dan een andere opdracht kan doen voor de O.W.L’s, als dit er in komt.’
Het was alsof Ashton aan het zoeken was naar iets wat hij onmogelijk zou kunnen vinden. Hij probeerde op de omgeving te letten, iets wat aangaf dat de wezens in de buurt zouden zijn. Ook probeerde hij het gezicht van Naylene in de gaten te houden. Altijd als ze over de Thestrals sprak, heerste er een soort kalmte in haar stem en op haar gezicht. Hij hoopte dat diezelfde blik en diezelfde kalmte zich weer zouden laten zien als de gevleugelde paarden in de buurt zouden zijn, maar Ashton zou het nooit zeker kunnen weten. Hij zou ze immers niet kunnen zien.
Toen Naylene vertelde dat ze er waren, keek Ashton automatisch om zich heen. Iets wat niks uithaalde, want of ze er nou waren of niet, voor Ashton zijn ogen zouden ze nooit zichtbaar worden. Dat was een geluk en hij vond het ook vreselijk voor Naylene dat zij ze wel kon zien, maar hij wist dat Naylene ontzettend veel troost haalde uit de wezens. Voor haar waren ze een manier geworden om de dood van haar broer te verwerken. Iets waar ze thuis vast geen tijd voor had gekregen. Ashton had nooit gehoord hoe het daarna verder was gegaan, maar als de ouders van Naylene al zo om ware gegaan met één van hun eigen kinderen, dan kon hij zich voorstellen dat Naylene geen traan had mogen laten om haar broer. Iets wat onmogelijk was, want iedereen gaf om zijn familie. Er zat alleen een verschil in hoe sommigen dat deden.
Naylene begon te praten, waarschijnlijk tegen één van de Thestrals. Ashton was wel wat gewend, aangezien Edyn dagelijks praatte tegen de dieren die ze tegen kwam in de Common Room. Ashton was zelfs een keer met haar naar de uilentoren gegaan en hij had niet geweten wat hij had gezien. Binnen een paar minuten was Edyn omringd geweest door de vogels. Ze hadden om haar heen gefladderd, waren op haar schouders gaan zitten en ze hadden met haar gespeeld, volgens Edyn dan. Natuurlijk had haar zoete stem ook daar weer geklonken. Ashton vroeg zich altijd af of de dieren haar echt leken te begrijpen, maar hij moest toegeven dat Pixie wel echt naar Edyn luisterde, aangezien het hondje hem en Linn op had gezocht in de leerlingenkamer van Hufflepuff toen Edyn in het Verboden Bos had gezeten.
Toch was het anders om Naylene te horen praten. Misschien kwam dat ook wel doordat ze over hem praatte, maar het was anders. Het klonk rustiger en ze leek er wel echt zeker van te willen zijn dat het goed was dat hij hier was. Al waren dit ook de wezens die de karren voorttrokken, op de eerste dag van het schooljaar, dus ze waren leerlingen vast wel gewend.
‘Ik wilde Naylene niet alleen laten gaan,’ vertelde Ashton, al had hij het idee dat hij tegen niks praatte. Toch was er wel degelijk iets, want hij zag dat Naylene een Thestral aan het aaien was. Tenminste, hij gokte dat ze dat aan het doen was. Haar hand maakte een aaiende beweging in de lucht, nog vrij hoog zelfs. Ashton had er wel rekening mee gehouden dat ze op paarden leken, maar het idee dat er een onzichtbaar wezen ter grote van een paard voor hem stond, was een beetje onwerkelijk.
Plotseling voelde Ashton wat arme lucht tegen zijn hand aan blazen, haast alsof er een hond aan zijn hand aan het snuffelen was. Ondanks dat Naylene nog steeds verdrietig was, kwam er bij hem wel een lach over zijn lippen. ‘Hé daar,’ zei hij lachend. Hij wist niet goed waar het wezen zich precies bevond, maar het was ergens dicht bij hem. Waarschijnlijk wilde het wezen zeker weten of Ashton wel echt oké was, maar hij zou de dieren nooit wat aan doen. Daarvoor zou hij ze ten eerste al moeten zien, maar zelfs dan zou hij nooit iets pijn doen wat zoveel voor Naylene betekende.
Naylene vertelde hem dat de Thestrals het wel oké leken te vinden, waar hij blij mee was. Dat betekende dat ze hier gewoon zouden kunnen staan, al wist Ashton niet zo goed wat hij nu moest doen. Hij wist niet of Naylene er over wilde praten. Het was een zwaar onderwerp. Misschien kon hij het beter hebben over iets anders beginnen, maar hij wist eigenlijk niet zo snel wat. Het leek nog maar een paar seconden geleden dat ze samen in het klaslokaal van professor Lowell hadden gestaan.
‘Misschien…’ begon Ashton, al wist hij niet zeker of hij hier wel iets over moest zeggen. ‘Misschien moet je praten met professor Lowell en professor Rhammar? Over deze les?’ Professor Rhammar was het hoofd van Ravenclaw en als hij zou weten wat Naylene had gezien, zou hij haar misschien kunnen excuseren van deze specifieke opdracht. Ashton wist niet of het ook bij de O.W.L’s zou komen, maar het leek hem onmenselijk dat Naylene haar dode broer nog een keer zou moeten zien. ‘Misschien dat je dan een andere opdracht kan doen voor de O.W.L’s, als dit er in komt.’