Daynty schreef:
Raeya
Het regende toen ze haar kwamen halen. Dikke druppels die gestaag neerdaalden uit de sombere, grijze wolken en de stad in een grauwe sluier hulden. Het soort dag waarop je het liefst in bed bleef liggen, luisterend naar het getik van de regen op het dak, tegen de ramen, medelijden hebbend met de mensen die wel buiten waren. Dat was precies wat zij die dag had gedaan: een beetje op bed rondhangen. De tijd doden met het kijken van een serie en het schrijven in een notebook dat doorging als haar dagboek. Alleen ze haatte dat woord, dagboek. Het klonk zo cliché, zo standaard. Bovendien schreef ze er lang niet elke dag iets in.
Nu hield ze datzelfde schrift angstvallig tegen haar borst aangeklemd, alsof dat het enige was dat in stond tussen haar en de kilte van de gangen waar ze doorheen liep. De kou leek hier van alle kanten op haar af te komen, leek uit de muren te komen en door ieder gaatje en iedere kier het gebouw in te trekken. Schichtig gleden haar blauwe ogen iets opzij, om een blik op te vangen van de man die aan de rechterzijde met haar mee stampte door de gangen. Het was dezelfde man die haar, samen met een paar anderen, uit huis hadden gesleurd en in de laadbak van een busje hadden gegooid. Die haar na een lange, oncomfortabele rit een kantoor binnen had geduwd en op een stoel had gedrukt, waarna ze een uitleg aan had moeten horen over hoe bijzonder ze was, dat er hier meer mensen waren zoals zij, dat ze het beste met haar voor hadden hier. Slechts een paar zinnen waren daadwerkelijk tot haar doorgedrongen, de rest was in een waas aan haar voorbij getrokken. Ze was alleen maar bezig geweest met de vraag: wat gebeurt er in godsnaam?
‘Staan blijven.’ De norse stem van de man, die er al even nors bij keek, trok haar aandacht eg uit haar gedachten, terug naar het hier en nu. Raeya klemde haar vingers iets steviger om haar schrift heen en hield haar pas in. Zwijgend keek ze toe de man een sleutel tevoorschijn haalde uit een enorme sleutelbos. Hij draaide het slot van de donkere, eikenhouten deur voor hem en duwde deze open. Haar blik ging van de verroeste cijfers op de deur, 33, naar de donkere ruimte die erdoor onthuld werd.
‘Dit is je kamer’, vervolgde de man. ‘Hier kom je niet uit tussen half tien ’s avonds en zeven uur ’s ochtends.’
En dat was het. Geen enkel ander woord maakte hij meer aan haar vuil. Ze kreeg nog slechts een waarschuwende blik van hem toegeworpen, waarna hij met die zware voetstappen van hem wegliep. Automatisch wierp Raeya een blik op haar horloge. Ze zag echter niets dan de kale huid van haar pols. De horloge was van haar afgepakt in het busje, alsof ze dat in een gevaarlijk wapen zou kunnen veranderen. Ze had geen wapens nodig om iemand pijn te doen, dacht ze verbitterd.
Raeya streek een verdwaalde lok haar achter haar oor en keek kort de gang door alvorens aarzelend over de drempel van de kamer te stappen. Op de tast ging ze met haar hand langs de ruwe stenen van de muur, tot haar vingers een lichtknopje hadden gevonden. Een gloeilamp aan het plafond sprong aan. Het zwakke licht dat er vanaf kwam was nauwelijks genoeg om alle schaduwen uit de ruimte te verdrijven. Er stond niet veel in de kamer. Een bed, een kast en een bureautje – niet meer dan nodig was. Raeya liet haar spullen op het bed vallen en haastte zich meteen naar de ramen toe. Een uitweg, schoot door haar hoofd. Die hoop verviel echter al snel, zodra ze een keer goed in het donker naar buiten keek. Tralies. De moed zonk haar in de schoenen, het voelde een beetje alsof de volle lading van wat er gebeurd was nu pas tot haar doordrong – en voor het eerst sinds ze een dag geleden uit huis was gehaald, voelde ze de tranen over haar wangen rollen. Snikkend liet ze zich op het bed zakken.
@Dauntless