Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Mai
Check het forum voor gezelligheid!!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
19 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
ORPG | Bellum omnium in omnes
SeventhHeaven
Wereldberoemd



Bellum omnium in omnes
A war of all against all

Fac fortia et patere
Do brave deeds and endure 



Mooie Latijnse spreuken over strijd, heerlijk.
Gelieve niet te reageren.
Kan mogelijk 18+ onderwerpen als gevechten of dergelijke bevatten.



Theodore Elias Morten - 26





@Daynty 
Daynty
Internationale ster



Maelyse Adriana Lavare



Het regende zacht, een miezerbuitje dat de omgeving in een vochtige sluier hulde en de temperatuur deed dalen. Ze voelde de minuscule druppels landen op haar gezicht, likte ze van haar lippen, liet ze over haar wangen lopen en aan het uiteinde van haar wimpers hangen, tot ze knipperde en ze vielen. Ze kon niet zien hoe de druppels zich over haar huid een weg vonden naar de grond. Het was de minuscule verandering van hoe het vocht aanvoelde op haar huid, de koelte die ze daar achterlieten. Ze kon bovendien horen dat het regende. En dat het avond was. Het was rustig aan de rand van het stadje, stil. Mensen zaten binnen, warm rond het haardvuur, lachend met elkaar en starend in de goudoranje vlammen die onafgebroken een speelse dans opvoerden. Wanneer ze haar ogen sloot, kon ze de vlammen voor haar zien. Als ze haar ogen opende, ook. Het maakte niet uit of ze haar oogleden gesloten hield of niet - duisternis hing er in beide gevallen. Haar ogen zagen er in eerste instantie uit alsof er niets vreemds mee aan de hand pas. Pas wanneer iemand zijn blik er langer op vestigde, zou de vage waas die eroverheen lag, opvallen. Dat was althans wat ze zich had laten vertellen door het dienstmeisje dat met haar meegereisd was naar Nyhe, het stadje waar de persoon die ze zocht zich volgens horen en zeggen moest bevinden. Maelyse klampte zich met haar hele wezen aan die hoop vast. Hij móest hier zijn. Ze hield zichzelf graag voor dat het dienstmeisje uit liefde of vriendschap voor haar met haar mee was gereisd, maar feit was dat het meisje familie in een dorpje achter Nyhe had wonen, en het simpelweg goed uit was gekomen dat ze dezelfde kant op moesten. Wat moest ze zonder iemand om haar te begeleiden? Wat zou ze dan in godsnaam in haar eentje moeten beginnen? Zonder zicht, zonder een stel lijfwachten of haar familienaam om haar te beschermen. Haar familienaam zou nu enkel gevaar voor haar creëren, bedacht ze zich verbitterd.
‘We zijn er, of niet?’ Ze hoorde de geluiden uit de omgeving veranderen. De relatief zachte bodem van de zandweg naar door het bos naar Nyhe toe veranderde in het oneffen oppervlak van kinderkopjes, die verraderlijk glad konden worden met de regen. Het getik van druppels op de bladeren van het bos verstomde en de lucht om haar heen voelde weidser aan, vrijer, alsof haar lichaam kon voelen dat ze zich niet langer tussen de bomen bevonden. 
‘We kunnen het beste beginnen bij het café waar hij vaak komt, als de mensen die me iets over hem konden vertellen, gelijk hadden. Als hij hier nog verblijft, is hij daar vast te vinden nu.’ Maelyse keek kort opzij naar de plek waarvan ze dacht dat Celia zich er ongeveer zou bevinden. ‘Het adres had ik je gegeven, toch?’
‘Ja, dat heb ik, hoogheid’, antwoordde de zachte stem van het meisje naast haar. ‘Het is niet ver meer. Ik hoop dat de mensen gelijk hebben over zijn verblijfplaats.’
Maelyse kon de onuitgesproken vraag in Celia’s stem horen, de zorgen die ongetwijfeld door haar hoofd maalden rondom de mogelijkheid dat Theodore níet in Nyhe was. 
‘Ik kan je niet verplichten om bij me te blijven, Celia’, zei ze. ‘Als hij hier niet is… Ik weet hoe graag je verder wil naar je familie en dat moet je ook doen. Ze laten weten dat je nog leeft.’ 
Ergens diep vanbinnen was een naïef, wanhopig stukje van haar dat gehoopt had dat Celia nog tegen die woorden in zou gaan, dat ze zou zeggen dat ze bij haar zou blijven of dat ze misschien wel mee kon naar haar huis, maar het bleef stil. En Maelyse kon het haar niet kwalijk nemen. Celia was als jong meisje naar het hof vertrokken om er te gaan werken - wie weet hoelang ze haar familie niet had gezien. Het moesten jaren zijn geweest. Het nieuws over de aanval, over de slachtpartij had zich de afgelopen dagen als een lopend vuurtje door Phara verspreid. Het tweetal had de grotere plaatsen zoveel mogelijk vermeden, maar zelfs in de kleinste gehuchten werd er in de straten over de aanval gefluisterd. Celia’s ouders waren nu misschien wel verscheurd van verdriet, in de veronderstelling dat hun dochter ook omgekomen was. Naast de koninklijke familie, was immers ook niet veel van het personeel gespaard.
‘We zijn er.’ Celia gaf een zacht kneepje in haar arm.
Maelyse bleef stilstaan. Ze hoorde het gerinkel van glazen, het gelach van dronken mannen achter de deur van de kroeg. Laat hem alsjeblieft hier zijn. 
‘Weet u zeker dat u dit wil? Het ziet er niet uit als een heel… veilige plek om te zijn.’ 
Ze knikte. ‘Ja, het moet wel. Als hij er niet is, zullen we er toch niet lang zijn.’
En als hij er wel was.. Maelyse had geen flauw idee hoe het dan zou verlopen. Zou hij haar herkennen? In de oudere jurk die ze droeg, die ze onderweg van een kleine handelaar gekocht hadden, met haar haren vochtig van de regen en vermoeidheid ongetwijfeld zichtbaar op haar gelaat. 
‘Oké. Als er iets is, knijpt u me dan.’ 
Het gelach werd luider toen Celia de deur van de kroeg open duwde en haar naar binnen leidde. Ergens was Maelyse blij dat ze de ogen die ongetwijfeld hun kant op priemden niet kon zien. 
‘Laten we bij de barman vragen of hij er is’, stelde ze voor.

@SeventhHeaven 
SeventhHeaven
Wereldberoemd



Theodore gromde kort toen Caro haar hand voor de zoveelste keer over zijn schouder liet glijden. Ze wilde lust. Of geld. Misschien wel beide. Toen hij de oude herberg eindelijk had bereikt had hij zijn natte groene mantel van zich afgeworpen, was neergeploft en liet zich tegoed doen aan grote schalen eten die de herbergier voor hem neerzette. Theodore graaide in zijn gevulde buidel en liet een grote pull bier komen die hij snel achterover sloeg. Meteen toen hij het glas neerzette voelde hij het duizelen. Hij was moe. De vrouwen in grote jurken met rode lippen en ingesnoerde borsten liet hij aan zich voorbijgaan. Maar Caro gaf niet op. Ze hadden eerder het bed gedeeld. Soms betaalde hij haar, vaak sloeg ze dat af. Ze wilde hem liever dan hij haar. De brunette was van haar vader met losse handen weggevlucht en kwam onderweg tot haar geluk Theodore tegen, net op het moment dat ze werd overvallen door een bende struikrovers. Een paar keer had Caro hem de liefde verklaard, maar dat was niet hoe Theodore het graag zag. Een dame moest veroverd worden, een man moest jagen op zijn prooi. "Kom mee naar boven, mijn held," fluisterde ze steeds zwoel in zijn oor. Theodore pakte zijn bord, zette deze op een andere tafel en ging met zijn rug naar de rest van de ruimte zitten. Het was te makkelijk om haar mee naar boven te trekken en op het krakende bed te gooien. Het krakende bed waar hij altijd in lag, wanneer hij even niet onderweg was. De herberg was, onofficieel, zijn thuis geworden.
De afgelopen dagen had hij rijke vreemdelingen begeleid naar de grenzen. Te paard legde hij honderden kilometers af om bange diplomaten en heren van adel in veiligheid te brengen. Iedereen had gehoord van de aanval op het kasteel. Goed voor de zaken, minder goed voor de kopzorgen. Hoewel hij oneerbaar weggestuurd was van het hof, wist hij dat het koninklijke gezin hem goed gezind was geweest. Met een royaal bedrag was hij verbannen uit Arean. Uiteraard, de koning was boos geweest en had gedreigd met het bungelende lichaam van Theodore aan de hoogste boom. Toch was het hem snel vergeven. Immers had hij de hoogheden vaker dan één keer het leven gered en was het een kleine gunst om hem ditzelfde plezier te doen.
Sindsdien was hij hier, als een soort kluizenaar, vrijgezel en troubadour. Hij trok het hele rijk door en begaf zich zelfs af en toe over de grenzen, als het moest. Wanneer er geen reizigers waren die hem rijkelijk wilden belonen voor zijn jarenlange ervaring en kracht, joeg hij op criminelen met een prijs op hun hoofd. Deze middag besloot hij na drie dagen in de kou en regen te hebben gereisd en gevochten, dat hij een paar dagen rust zich wel kon veroorloven.
Caro kwam weer bij hem zitten. Hij stak net zijn hand op naar de herbergier voor nog een pull bier en wuifde meteen dat hij er twee kon laten komen. Hij legde zijn hand op haar arm, gaf een knipoog en gebaarde dat ze moest stoppen met praten. "Als ik je betaal, laat je me dan met rust?" Ze keek even beledigd, wilde protesteren maar koos toen eieren voor haar geld en knikte. Ze stond op, kwam achter hem staan en masseerde zijn nek en schouders. "Je ziet er niet uit, Theo. Je stinkt ook," klaagde ze. "Daar was anders net niets van te merken," lachte hij. Hij was blij dat ze zich nuttig wist te maken. Hij sloot zijn ogen, genoot even. Het gerinkel van de bel bij de deur maakten dat hij zijn moment van rust verbrak en zich omdraaide. Hij was meestal de laatste die op een avond of in de nacht nog binnenkwam. De herberg lag weliswaar op een handels- en reisroute, er waren wel andere plekken waar een vreemdeling zich liever zou begeven. 
Zijn linkerhand klemde al snel om zijn dolk, die nog aan zijn riem hing. Het verbaasde hem toen hij een vrouwelijke gedaante in de deuropening zag staan. "Vreemd volk, wat moet dat?" hoorde hij de herbergier al roepen, die nog met zijn rug naar de verschijning stond. Toen hij zich omdraaide verstomde hij en viel zijn mond open. Theo stapte naar voren, om beter te kunnen zien welke vrouw zich op deze vreemde tijd nog in de herberg waagde. De jonge vrouw stapte in het licht en Theo liet meteen zijn dolk los. "Goed volk", riep hij door de herberg. Zijn lippen krulden omhoog toen hij het gezicht zag waar hij zo vaak over had gedroomd. Het deed hem goed om eindelijk weer haar blauwe ogen en volle lippen te zien. "Heel goed volk zelfs", voegde hij eraan toe. Hij was dankbaar dat de prinses ogenschijnlijk ongedeerd was en in enige vorm van veiligheid. Snel liep hij op haar af. "Hoogheid, speel mee", fluisterde hij direct in haar oor. "Niemand weet hier wie u bent, en dat is mooi." Theodore pakte haar hand, kuste deze losjes en zwierde de prinses provocerend in het rond. "Dit, beste heren, is mijn nicht en haar dienstmeid." Een gejoel ging door de herberg. "En jullie blijven allemaal van ze af!" Een protesterende 'aaaaaah' volgde het gejoel.
Snel nam hij haar naar zijn tafel achterin. "Heeft u honger? Het eten is hier vorstelijk." Zonder antwoord af te wachten liet hij borden met eten komen voor de prinses. "Klopt het, van uw ouders? Ik leef mee met uw verlies. Vertel me alles. Ik heb minimaal gehoord over de aanval, maar de verhalen en roddels lijken niets op elkaar. En vertel meteen wat u in vredesnaam hier doet, hoogheid. Niet dat ik het vervelend vind dat u voor mijn neus staat, integendeel, ik wacht al maanden op uw mooie verschijning." Hij hield zich even in, maar zijn enthousiasme nam de overhand. "Excuses prinses. Hier. Ik zwijg, u spreekt." Als een kleine jongen perste hij zijn lippen op elkaar en maakte hij met zijn hand een sluitende beweging voor zijn mond.
Daynty
Internationale ster



Een muur van warmte, gecombineerd met een walm van bier en zweet, sloeg tegen haar aan op het moment dat ze de drempel over stapte. Tot enkele dagen geleden zou ze haar neus ervoor op hebben getrokken, nu liet ze zich dankbaar door de benauwde lucht omringen. De motregen, hoe zacht het ook was geweest, was na lang genoeg te zijn neergedaald uit het wolkendek vanzelf ver genoeg in haar kleding getrokken om ook haar huid te bereiken. De koude bries die door de straten had gejaagd, had gemaakt dat ze al een tijdje aan het rillen was geweest. 
De gesprekken in de kroeg verstomden iets zodra het belletje bij de deur gerinkeld had. Maelyse raapte haar zelfverzekerde houding - of wat daar nog van over was - bij elkaar en liet haar nietsziende blik eenmaal kort om haar heen dwalen. Lang genoeg om de indruk te geven dat ze de aanwezigen in zich opnam, kort genoeg om de waas die over haar ogen lag te verhullen. 
Ze was blij toen ze Celia’s aanwezigheid weer naast haar voelde en zo dicht mogelijk bij haar in de buurt blijvend om het pad van het meisje te volgen, liep Maelyse richting de bar. Al na een paar passen liet een luide stem haar halt houden. Fijn, als er iemand was die hen nog niet op had gemerkt, of die niet langer dan nodig de aandacht gaf aan de twee nieuwste gasten, zouden nu ongetwijfeld alle hoofden hun kant op draaien. 
Geschraap van stoelpoten over houten planken doorbrak de stilte die in de kroeg neer was gedaald. Maelyse voelde Celia naast zich verstrakken. 
‘Celia? Wat gebeurt er allemaal?’ vroeg ze fluisterend. Ze ging met haar klamme, koude handen langs de stugge rokken van haar jurk. Er kwamen voetstappen hun kant op. Passen die luid klonken op de vloer, waar af en toe een plank zachtjes kraakte onder het gewicht dat erop drukte. Ging iemand hen aanvliegen? Was het een man die maar wat graag zijn handen over het lichaam van een vrouw wilde laten gaan? Zou iemand hen, twee vreemdelingen, terug de regen en de duisternis van de nacht in sturen? Nu pas merkte Maelyse voor het eerst hoeveel informatie ze miste nu ze geen houding af kon lezen, geen blik in iemands ogen kon zien in een poging zijn intenties te achterhalen. Celia’s houding was haar enige peiler en het verstarren daarvan beloofde niet veel goeds. 
Ze had niet gedacht ooit opgelucht te zijn om zijn stem te horen. Maelyse kon wel huilen van geluk toen een stem vlakbij hen reageerde op de woorden van de herbergier. 
‘Het is al goed’, zei ze nog vluchtig tegen Celia, vlak voor ze voelde hoe haar hand vast genomen werd en een stel lippen de rug ervan lichtjes beroerden. Maelyse liet zich door hem mee leiden naar een tafeltje, terwijl ze in gedachten een schietgebedje zei om nergens tegenaan te botsen, en ondertussen probeerde te luisteren naar de waterval van woorden die over Theodores lippen kwam. Ze werd heen en weer geslingerd tussen opluchting dat ze hem gevonden had, dat hij zo soepel een dekmantel voor haar in elkaar had gedraaid, en een bedrukt gevoel. Zou hij haar willen helpen? Nadat het mede haar schuld was geweest dat hij zijn prestigieuze baan op het paleis verloren was. Hij was nota bene verbannen uit de stad. Iedereen aan het hof en daarbuiten had gehoord dat hij een crimineel was, terwijl dat niet eens zozeer de waarheid was.
Op de tast reikte Maelyse naar de stoel bij de tafel, welke ze tot haar geluk redelijk soepel vond. Pas toen ze zich op het meubelstuk neer liet zakken, voelde ze hoe vermoeid haar benen waren. Haar spieren brandden, voelden loodzwaar aan. De afgelopen twee dagen had ze bijna een één stuk gelopen. Een klein stukje hadden zij en Celia mee weten te liften met een handelaar. 
Maelyse bleef een paar seconden stil, liet Theo’s vragen op zich inwerken. ‘Ja, het is waar’, zei ze uiteindelijk. Haar stem brak. Voor het eerst sinds de aanval stond ze het zichzelf toe om het verdriet binnen te laten. Ze was te uitgeput om er nog langer tegen te vechten. ‘God, het was zo verschrikkelijk.’ Maelyse liet haar gezicht in haar handen zakken en sloot haar ogen. ‘Ze kwamen vanuit het niets. Ze leken op mensen en bewogen als mensen, maar hun ogen… Je had hun ogen moeten zien. Zo donker, zo zwart. Alsof ze geen ziel meer hadden.’ Achter haar oogleden voelde ze tranen prikken. ‘Het ging allemaal zo snel. Er was overal bloed en er was vuur, iedereen rende en schreeuwde. En zij bleef maar praten in een rare taal.’ Het drong langzaam tot haar door hoe onsamenhangend haar gebrabbel klonk - ze vroeg zich af of hij er iets kon maken - maar het lukte haar niet om nu goede zinnen te vormen, om het in een logische volgorde te vertellen. 
‘En ik…’ Maelyse probeerde verwoed de brok uit haar keel weg te slikken toen ze haar hoofd optilde. Ze was bang om de woorden uit te spreken. Het voelde zo definitief, alsof haar blindheid op miraculeuze wijze terug zou draaien als ze er niet over praatte. ‘Ik kan niets meer zien’, fluisterde ze, terwijl ze haar ogen naar hem opsloeg. 

@SeventhHeaven 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld