SeventhHeaven schreef:
Theodore gromde kort toen Caro haar hand voor de zoveelste keer over zijn schouder liet glijden. Ze wilde lust. Of geld. Misschien wel beide. Toen hij de oude herberg eindelijk had bereikt had hij zijn natte groene mantel van zich afgeworpen, was neergeploft en liet zich tegoed doen aan grote schalen eten die de herbergier voor hem neerzette. Theodore graaide in zijn gevulde buidel en liet een grote pull bier komen die hij snel achterover sloeg. Meteen toen hij het glas neerzette voelde hij het duizelen. Hij was moe. De vrouwen in grote jurken met rode lippen en ingesnoerde borsten liet hij aan zich voorbijgaan. Maar Caro gaf niet op. Ze hadden eerder het bed gedeeld. Soms betaalde hij haar, vaak sloeg ze dat af. Ze wilde hem liever dan hij haar. De brunette was van haar vader met losse handen weggevlucht en kwam onderweg tot haar geluk Theodore tegen, net op het moment dat ze werd overvallen door een bende struikrovers. Een paar keer had Caro hem de liefde verklaard, maar dat was niet hoe Theodore het graag zag. Een dame moest veroverd worden, een man moest jagen op zijn prooi. "Kom mee naar boven, mijn held," fluisterde ze steeds zwoel in zijn oor. Theodore pakte zijn bord, zette deze op een andere tafel en ging met zijn rug naar de rest van de ruimte zitten. Het was te makkelijk om haar mee naar boven te trekken en op het krakende bed te gooien. Het krakende bed waar hij altijd in lag, wanneer hij even niet onderweg was. De herberg was, onofficieel, zijn thuis geworden.
De afgelopen dagen had hij rijke vreemdelingen begeleid naar de grenzen. Te paard legde hij honderden kilometers af om bange diplomaten en heren van adel in veiligheid te brengen. Iedereen had gehoord van de aanval op het kasteel. Goed voor de zaken, minder goed voor de kopzorgen. Hoewel hij oneerbaar weggestuurd was van het hof, wist hij dat het koninklijke gezin hem goed gezind was geweest. Met een royaal bedrag was hij verbannen uit Arean. Uiteraard, de koning was boos geweest en had gedreigd met het bungelende lichaam van Theodore aan de hoogste boom. Toch was het hem snel vergeven. Immers had hij de hoogheden vaker dan één keer het leven gered en was het een kleine gunst om hem ditzelfde plezier te doen.
Sindsdien was hij hier, als een soort kluizenaar, vrijgezel en troubadour. Hij trok het hele rijk door en begaf zich zelfs af en toe over de grenzen, als het moest. Wanneer er geen reizigers waren die hem rijkelijk wilden belonen voor zijn jarenlange ervaring en kracht, joeg hij op criminelen met een prijs op hun hoofd. Deze middag besloot hij na drie dagen in de kou en regen te hebben gereisd en gevochten, dat hij een paar dagen rust zich wel kon veroorloven.
Caro kwam weer bij hem zitten. Hij stak net zijn hand op naar de herbergier voor nog een pull bier en wuifde meteen dat hij er twee kon laten komen. Hij legde zijn hand op haar arm, gaf een knipoog en gebaarde dat ze moest stoppen met praten. "Als ik je betaal, laat je me dan met rust?" Ze keek even beledigd, wilde protesteren maar koos toen eieren voor haar geld en knikte. Ze stond op, kwam achter hem staan en masseerde zijn nek en schouders. "Je ziet er niet uit, Theo. Je stinkt ook," klaagde ze. "Daar was anders net niets van te merken," lachte hij. Hij was blij dat ze zich nuttig wist te maken. Hij sloot zijn ogen, genoot even. Het gerinkel van de bel bij de deur maakten dat hij zijn moment van rust verbrak en zich omdraaide. Hij was meestal de laatste die op een avond of in de nacht nog binnenkwam. De herberg lag weliswaar op een handels- en reisroute, er waren wel andere plekken waar een vreemdeling zich liever zou begeven.
Zijn linkerhand klemde al snel om zijn dolk, die nog aan zijn riem hing. Het verbaasde hem toen hij een vrouwelijke gedaante in de deuropening zag staan. "Vreemd volk, wat moet dat?" hoorde hij de herbergier al roepen, die nog met zijn rug naar de verschijning stond. Toen hij zich omdraaide verstomde hij en viel zijn mond open. Theo stapte naar voren, om beter te kunnen zien welke vrouw zich op deze vreemde tijd nog in de herberg waagde. De jonge vrouw stapte in het licht en Theo liet meteen zijn dolk los. "Goed volk", riep hij door de herberg. Zijn lippen krulden omhoog toen hij het gezicht zag waar hij zo vaak over had gedroomd. Het deed hem goed om eindelijk weer haar blauwe ogen en volle lippen te zien. "Heel goed volk zelfs", voegde hij eraan toe. Hij was dankbaar dat de prinses ogenschijnlijk ongedeerd was en in enige vorm van veiligheid. Snel liep hij op haar af. "Hoogheid, speel mee", fluisterde hij direct in haar oor. "Niemand weet hier wie u bent, en dat is mooi." Theodore pakte haar hand, kuste deze losjes en zwierde de prinses provocerend in het rond. "Dit, beste heren, is mijn nicht en haar dienstmeid." Een gejoel ging door de herberg. "En jullie blijven allemaal van ze af!" Een protesterende 'aaaaaah' volgde het gejoel.
Snel nam hij haar naar zijn tafel achterin. "Heeft u honger? Het eten is hier vorstelijk." Zonder antwoord af te wachten liet hij borden met eten komen voor de prinses. "Klopt het, van uw ouders? Ik leef mee met uw verlies. Vertel me alles. Ik heb minimaal gehoord over de aanval, maar de verhalen en roddels lijken niets op elkaar. En vertel meteen wat u in vredesnaam hier doet, hoogheid. Niet dat ik het vervelend vind dat u voor mijn neus staat, integendeel, ik wacht al maanden op uw mooie verschijning." Hij hield zich even in, maar zijn enthousiasme nam de overhand. "Excuses prinses. Hier. Ik zwijg, u spreekt." Als een kleine jongen perste hij zijn lippen op elkaar en maakte hij met zijn hand een sluitende beweging voor zijn mond.