Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
10 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar
ORPG | Throne of death
Daynty
Internationale ster



"' Who are you?'
'Demon to some, angel to others.' "

-

Een orpg met BeauRathbone

-
Kaelah Rose Finley



@BeauRathbone 
BeauRathbone
Internationale ster



Am too calm, got burned out racing
Now the motionless boots on the ceiling now
You watch it all from upside down
Now begging I'll steal it, captain Solitaire
You stay it's believing, birds' nests in your hair
The only heart you're healing, healing, healing is your own

Joshua James McKingsley



Hang in there, blood keeps rushing
To your head, and your eyes are kaleidoscopes
You watch it all with sunset eyes
But you're getting delirious, captain Solitaire
Because you're the dealer dealing aces to yourself



Mijn beginstukje komt in het bericht hieronder! :)
BeauRathbone
Internationale ster



Joshua
Een tevreden grijns wist mijn lippen te sieren. Er was behoorlijk veel gebeurt de afgelopen jaren. Het uitbreiden van hun rijk ging een stuk makkelijker dan verwacht. De mens was toch maar een simpele ziel. Diepgang was vaak ver te zoeken. Het was net snoep stelen van een klein kind. Al moest ik zeggen dat ik het toch behoorlijk vermakelijk vond. Iedere keer weer en daarbij werden ze machtiger naarmate hun rijk groter werd. Wat betekende dat mijn familie zich steeds meer kon verspreiden. Mij hoorde je daar zeker niet over klagen. Nee, de jongen had het niet altijd even makkelijk gehad. Wat ik ook deed, wat ik ook voorstelde, wat ik ook maar inbracht. Niets was goed genoeg in tegen stelling tot waar mijn broers mee kwamen. Dit was enorm frustrerend geweest en zorgde vaak genoeg voor een woede uitbarsting. Ruzie kwam in zijn familie vaak voor, maar wat had men dan verwacht. Macht steeg al gauw naar iemands hoofd, waardoor de meeste rare dingen gebeurde. Het kon iemand tot waanzin drijven. Dat had ik in mijn jaren al vaak genoeg voorbij zien komen. Ik heb verschillende rijken, zoals de onze, uit zien breiden, maar ook net zo hard weer zien vallen. Vaak om de meest onzinnige redenen. Lachwekkend om te zien, maar voordelig voor ons. Met de val van verschillende rijken, zorgde wij ervoor dat ons rijk alleen maar groter werd. Dat onze macht met de tijd mee groeide. Deals werden sneller gemaakt. Smeekbedes vaker geroepen. Daar kon ik alleen maar om lachen. Medelijden met de mens had ik zelden. Dat was een teken van zwakte en het tonen van zwakte, was iets wat hier niet gewaardeerd werd. Zwakte plekken zorgde ervoor dat je een makkelijk doelwit werd. En een doelwit werd hier keihard aangepakt. Dat waren de regels. 
Nee, ik verveelde me hier bijna nooit. Op de momenten dat het rustig leek te worden, kwam er wel weer iets nieuws om de hoek kijken. Zo was er besloten, nu het rijk alleen maar groter werd, om meer personeel beschikbaar te stellen. Die mensen werden overal vandaan geplukt. Een keuze hadden ze niet echt, zeker als je er wat bijzonders voor terug deed. Dit bewees alleen maar meer hoe makkelijk de mensheid wel niet was. Een nieuwe hofdame zou vandaag arriveren. In ruil voor haar ziel, zou een familielid genezen worden. Zo simpel was het. Het opgeven van een simpele ziel, om een ander te redden. Hoe nobel. Een zachte lach rolde er over mijn lippen, toen die gedachte door mijn hoofd heen schoot. Ik kon het me haast niet voorstellen. Mijn leven opgeven voor dat van een ander. Nooit. Mijn eigen leven was me daar te dierbaar voor. Ik kon me ook niet voorstellen dat iemand ooit zijn leven voor een ander zou geven. Zelfs ik gaf niet zoveel om mijn familie. Al wist ik dat ze dat ook nooit voor mij zouden doen.
Toch was ik benieuwd naar haar verschijning. Benieuwd naar wat ze de familie te bieden had. Ik hoopte maar dat we de juiste keuze hadden gemaakt. Ik wist dat het haar niet te gemakkelijk gemaakt ging worden. Dat zat immers niet in ons aard. 

@Daynty 
Daynty
Internationale ster



Kaelah
Drie dagen. 
Drie dagen was ik al weg van huis, langer en verder weg dan ik ooit in mijn eentje geweest was. Hoewel, helemaal alleen was ik niet. Vanaf het moment dat ze hadden aangeklopt op de deur van de boerderij vormden twee wachters mijn gezelschap - al was gezelschap eigenlijk een te positieve benaming voor degenen die ervoor moesten zorgen dat ik op de plek terecht kwam waar ik naartoe moest, desnoods met geweld. 
Met een grimas strekte ik mijn verkleumde vingers, die rond de teugels van het paard lagen, terwijl mijn bruine ogen in de rug van de wachter voor me prikten. Hij zat bewegingloos op zijn paard, als een standbeeld gehouwen uit obsidiaan; de metalen onderdelen van zijn uitrusting - vooral de borst- en rugplaat - glommen net zo donker en glanzend in het bleke licht van de maansikkel die af en toe haar stralen tussen de wolken door wist te prikken. 
Hoe kon hij zo stil zitten? Ik kauwde gedachteloos op de binnenkant van mijn wang, probeerde het ongemak dat in mijn spieren was gekropen door het lange zitten te negeren. Op dag één had de bewegingloosheid en het gebrek aan gezichtsuitdrukking van de wachters me angst aangejaagd. Op dag twee had het me geïrriteerd, boos gemaakt dat ze er zo onaangedaan uitzagen en geen enkele van mijn vragen inhoudelijk beantwoordden. Maar nu intrigeerde het me hoe stilzwijgend en roerloos ze aandeden. Ik vroeg me af wat er in hun hoofd omging. Als ze al een eigen gedachtegang hadden, want de harde, afstandelijke blik in hun ogen leek zo koud en doods dat ik me soms afvroeg of ze niet gewoon willoze slaven van de heerser van de onderwereld waren, gestript van hun ziel en veranderd in onderdanen zonder eigen bewustzijn.
Een windvlaag liet de bladeren ritselen en liet me rillen. Ik dook dieper weg in mijn mantel. Drie dagen geleden waren we vertrokken uit de zuidelijke streken van Laeryn, het koninkrijk waarin ik was opgegroeid, en nu bevonden we ons dieper in het Nachtwoud dan ieder verstandig mens zich ooit zou wagen. Ik was wel verstandig – alles in me schreeuwde dat ik me om moest draaien en moest maken dat ik wegkwam – maar ik had geen keuze. Als ik me bedacht, als ik me aan het oog van de bewakers zou onttrekken en weg zou vluchten van de plaats waar ze me naartoe brachten, zou dat verhaald worden op mijn familie. Zij zouden de gevolgen onder ogen moeten komen. De bovenmenselijke gunst die hen verleend was, zou zonder pardon teruggedraaid worden. En dat kon ik ze niet aandoen.
Het paard waarop ik zat, een grote, zwarte merrie, hield plotseling stil en ik werd uit mijn afgedwaalde gedachten getrokken. De wachter voor mij had zich half omgedraaid op zijn paard en gaf de ander, die zich op een paard achter mij bevond, een haast onzichtbaar knikje, waarna zijn ogen zich in de mijne boorden. Ik stond op het punt om te vragen wat er was, of we er nu bijna waren – ook al hadden ze de vorige keren op die vraag ook geen antwoord gegeven – toen een intense kou mijn hoofd binnenkroop. Ik sperde mijn ogen open en greep naar mijn hoofd.
‘Wat…’ bracht ik uit. Het voelde alsof duizenden minuscule ijspegels zich in mijn hersenen drongen, het bloed in mijn aderen verkilden. Voor ik mijn zin af kon maken, zakte ik weg in een eindeloze duisternis.
 
Het was stil toen ik wakker werd. Mijn ledematen voelden zwaar aan en ik voelde me verdwaasd. Doodstil, dat was het. Niet het soort stilte dat rust brengt, maar het soort stilte van een omgeving waar niets echt levend is. Terwijl ik met mijn ogen knipperde in een poging het vermoeide, zware gevoel van me af te schudden, drong de omgeving langzaam tot me door. Ik zat nog steeds op een paard, maar het bos was verruild voor een rotsachtige grasvlakte. De vlakte liep dood op een enorme bergwand, die vanuit het niets leek op te doemen. De paarden bleven gestaag doorstappen en ik liet mijn blik langs de omgeving gaan. We hadden het bos achter ons gelaten en verruild voor iets dat nog het meeste leek op een dal omringd door enorme bergen. Zo hoog dat de toppen verdwenen in een dreigend grijs wolkendek dat vol zat met de belofte van regen en onweer.
Maar wat het meest in het oog sprong, waren de torens en bogen die uit de wand voor ons waren gehouwen. Het was een massief gebouw, een paleis dat leek te worden opgeslokt door de berg, haast alsof het er één mee was – wat waarschijnlijk precies zo was, besefte ik toen er voor ons twee enorme deuren opdoemden.
De wachters lieten hun paarden halt houden en de mijne volgde dat voorbeeld.
‘Afstappen’, luidde het bevel van één van hen, gevolgd door een al even nors klinkend: ‘Meekomen.’
Alsof ik een keuze had. Ik liet me van mijn paard af glijden, haastte me achter de bewaker aan die met grote passen door de deuren naar binnen beende. Bij de drempel aarzelde ik. Ik bleef staan en draaide me een kwartslag, keek naar het dal dat ik achterliet. Naar het bos – de weg terug naar de veilige, vertrouwde wereld die ik kende, ook al had ik het laatste deel van die weg niet meegekregen door de verdovende magie.
Voor ik er langer over na kon denken, voor de angst die vanuit mijn borstkas omhoog kroop de overhand kon nemen, stapte ik de drempel over. Ik voelde me klein en nietig in de gangen met de hoge plafonds en het donkere steen.
‘Waar gaan we naartoe?’ Ik verwachtte geen antwoord te krijgen, maar ik had iets nodig om mijn aandacht op te kunnen vestigen. Toen ze me thuis kwamen halen, hadden ze kort enkele dingen losgelaten over wat me te wachten stond. Er was een hofdame nodig aan het koninklijk hof van de onderwereld en die rol zou ik moeten vervullen. Het was de inlossing van de schuld die mijn familie bij het koninkrijk had.
Ik botste bijna tegen de wachter op toen hij onaangekondigd stil bleef staan bij twee donkere, houten deuren. Terwijl ik vluchtig een stapje achteruit zette, verwenste ik mezelf erom dat ik niet beter had opgelet wat de weg hier naartoe was. Al betwijfelde ik of ik het zou hebben kunnen onthouden, het doolhof aan gangen en hallen dat we door waren gegaan. Alles leek op elkaar.
De wachter bromde wat tegen een andere bewaker die wachthield bij de deur, waarop deze zijn hand hief en kort op de deur klopte. Na een bevestigend geluid vanaf de andere kant, duwde hij de deur open. Hij boog eerbiedig naar wie zich ook in de ruimte bevond. ‘Hoogheid, uw hofdame is gearriveerd.’
De wachter die me begeleidde zette een stap opzij. Een kort handgebaar en zijn scherpe blik maakten me duidelijk dat ik de ruimte binnen moest stappen.
Ik blies mijn onbewust ingehouden adem langzaam uit, ging met mijn klamme en koude handen langs de stof van mijn jurk en stapte de kamer in. 

@BeauRathbone 
BeauRathbone
Internationale ster



Joshua
Lang had ik moeten wachten. Wachten op het arriveren van een nieuwe hofdame. Ik vroeg mij in godsnaam af waar dit precies goed voor was, maar mijn familie vond dit klaarblijkelijk meer dan nodig. Waarschijnlijk om mij zo veel mogelijk bezig te houden, zodat zij zelf minder last van mij hadden. Ik walgde van het idee alleen al. Nee, ik was de zwarte schaap van de familie. Het buitenbeentje. Keer op keer moest ik mij zien te bewijzen, al leek het erop dat ik niets goed kon doen. Wat ik ook probeerde. Ik werd behandeld als eeen klein kind. Niet wetend wat goed voor me zou zijn. Alsof ik het niet aan zou kunnen. Alsof ik niet waardig genoeg was om mij een volwaardig lid van de familie te noemen. De reden waarom ik zo behandeld werd, wist ik zelf eigenlijk ook niet. Het ging nu al jaren zo. Misschien was ik een makkelijk doelwit? Werd er met zijn allen besloten dat ik degene zou zijn wie als het buitenbeentje behandeld zou worden. 
Een afkeurend geluid wist er uit mijn mond te ontsnappen. Mijn gedachten zorgden ervoor dat ik alleen maar kwader werd. Kwaad op mijn familie, maar ook kwaad op mijzelf. De drang om mijzelf te bewijzen, werd hierdoor alleen maar groter en groter. Alleen wist ik gewoon niet hoe. In mijn ogen, had ik mij elke keer weer voorbeeldig weten te gedragen. Ik vond het niet erg om mensen ten onder te zien gaan. Sterker nog, ik genoot daar juist van. Het martelen van een simpele ziel, was inmiddels een dagtaak geworden. Medelijden kende ik niet. Uit verveling vermaakte ik mij met het vernederen van de mensheid. Hoe cru of onmenselijk het ook mocht klinken. Daar was ik tot slot van rekening een demoon voor, toch? Ondanks al mijn pogingen, leek het geen positief effect te hebben. Zo ver ik merkte, was het alleen maar negatief. Dat irriteerde mij enorm en die frustraties bouwden zich steeds verder op. Ik kon er heel slecht tegen. Ik was meer waard dan hoe mijn familie over mij dacht. Ik kon meer bereiken. Ik wist hoe ik op mensen in moest spelen. Ik wist hoe ik ons rijkdom uit kon breiden, zonder er al te veel moeite voor te doen, maar er was niemand die naar me wilde luisteren. 
Ik had er vaak genoeg over gedacht om op te stappen. Mij van mijn familie te scheiden en zelf een rijk te stichten. Ik dacht er vaak genoeg aan, al had ik het plan nooit daadwerkelijk in werking gezet. De gevolgen waren niet al te positief. Ik werd al beschouwd als uitschot, maar ik wist zeker dat ik niet meer terug hoefde te komen, zodra ik besloot mijn rug naar de familie toe te keren. Al wist ik niet wat beter was. Het leven wat ik nu leidde of de mogelijke gevolgen van de vele plannen die ik had. Kort schudde ik mijn hoofd. Het waren ideëen die wel vaker door mijn hoofd heen spookten. Het hield me bezig. Het zorgde er in ieder geval voor dat ik mij niet zo ontzettend verveelde. Het leven in het dodenrijk kon ontzettend saai zijn. Je moest je hier goed kunnen vermaken, mocht je de dag een beetje door kunnen komen. Ik snapte dan ook niet dat het meisje, of haar familie, deze deal gemaakt had. Het was een simpele zet geweest. Een ziel voor het genezen van een geliefde. Een deal die vaak genog gemaakt werd. Al was het voor onze familie dubbel de pret. Het nemen van een leven gebeurde toch wel. Uiteindelijk waren het gewoon twee vliegen in één klap. Niet dat ik het erg vond. Voor mij was het weer een nieuw speeltje, waar ik me voorlopig mee uit kon leven. Tot ik er weer genoeg van had en er klaar mee was. Ik was benieuwd hoe lang ik mij deze keer bezig kon houden. Ik was toch wel benieuwd naar het nieuwste aanwinst. 
Ik werd uit mijn gedachten gehaald door geklop op de deur. Een tevreden grijns kwam er op mijn lippen te staan. Dit kon maar één ding betekenen. "Binnen"sprak ik luid en duidelijk. Een van de wachters stapte naar binnen. "Dat heeft lang genoeg moeten duren" sprak ik met een kille ondertoon in mijn stem. Geduld was nooit een van mijn sterkere kanten geweest. Ik haatte het om te wachten. "Kom verder"antwoordde ik toen. Ik was wel benieuwd naar de vrouw wie mij beloofd was. Het duurde niet lang, voor ze naar binnen stapte. Mijn blik liet ik over haar heen glijden, voor ik haar aansprak. "Welkom in de hel"begroette ik haar met een spottende ondertoon in mijn stem; nog steeds met dezelfde geamuseeerde glimlach op mijn gezicht. Dit ging nog heel leuk worden. 

@Daynty 
Daynty
Internationale ster



Kaelah
Het voelde alsof mijn hart ieder moment uit mijn borstkas zou springen, zo hevig ging het tekeer. De afgelopen drie dagen had ik mijn angst onderdrukt, weggestopt in een uithoek van mijn gedachten en verbannen van mijn gezicht, maar nu, in deze paar seconden voor de persoon in de kamer in mijn blikveld verscheen, stond ik het mezelf heel even toe om bang te zijn. Wat kon ik in hemelsnaam verwachten van de persoon wiens hofdame ik zou worden? De enige kennis die ik had over het dodenrijk was afkomstig van liedjes uit mijn jeugd, enge verhalen die werden verteld om kinderen schrik aan te jagen. Daarin werden demonen altijd afgeschilderd als afzichtelijke monsters, net zo lelijk en angstaanjagend als ze bloeddorstig waren. Door de jaren heen was dat beeld wel enigszins genuanceerd – het waren vooral de demonen van de lagere rangen die er daadwerkelijk demonisch uitzagen. Demonen van een hogere rang hielden vaak een menselijk uiterlijk aan, toonden hun demonische kenmerken enkel als ze dat nodig achtten. Hoe hoger de rang, hoe menselijker ze eruitzagen.
Maar ik had nooit gedacht dat een demon er zó menselijk uit kon zien. Op het moment dat de persoon in de kamer zich omdraaide, haperde mijn adem. Mijn ogen schoten langs zijn verschijning, zoekend naar iets dat verraadde dat hij geen mens is. Echter, hij zag er volkomen normaal uit. Het enige dat me kippenvel bezorgde, was de onmiskenbare dreiging, de pulserende duisternis die om hem heen hing. Onzichtbaar, maar duidelijk voelbaar.
Pas toen zijn lippen zich tot een geamuseerde glimlach vormden en zijn stemgeluid mijn oren bereikte, werd ik uit mijn verbijstering getrokken. De begroeting klonk een tikkeltje cliché, maar het had niet onheilspellender kunnen zijn. Ik had alleen geen idee wat ik erop terug moest zeggen. Ik zou hem bedankt hebben voor het welkom, ware het niet dat ik hier niet bepaald geheel vrijwillig was. Het was niet alsof ze me hadden gedwongen, maar een echte keuze had ik in mijn ogen niet gehad. Als ik de deal niet had aangenomen, was mijn familie zo goed als verloren geweest. De gedachte daaraan herinnerde me aan iets.
‘Mijn familie’, zei ik, zijn begroeting verder maar negerend. ‘Hoe weet ik dat alles goed met ze is? Hoe weet ik dat jullie je aan jullie kant van de deal houden?’
Achter me merkte ik dat er wat spanning ontstond onder de bewakers, haast alsof ze bang waren voor de reactie van de jongeman in de kamer. Was het omdat ik hem niet terug had gegroet? Omdat ik de betrouwbaarheid van de heersers van het dodenrijk in twijfel trok? Of misschien kwam het gewoon door het feit dat ik geen beleefdheidsvormen had gebruikt. Ik had één van de wachters net naar hem zien buigen en hem aan horen spreken met “hoogheid”. Achteraf gezien had ik dat misschien ook moeten doen, maar het was nu al te laat om dat nog te herstellen. En bovendien had ik nog steeds geen flauw idee van wie de persoon voor mij precies was.

@BeauRathbone 
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld