Daynty schreef:
Een kille wind joeg stof en kou door de straten, gierde tussen de schots en scheve gebouwen door. Ooit waren het statige, indrukwekkende wolkenkrabbers geweest, nu zag de skyline van Seattle er gebroken uit en staken de gebouwen die de bombardementen hadden doorstaan omhoog als de tanden van een rot gebit. Het was een somber aangezicht, een onuitwisbare herinnering aan de verwoesting die als een golf over de wereld was getrokken en in een paar maanden alles in puin en as had gelegd. Op sommige ochtenden, als ze wakker werd in het gouden zonlicht van de vroege dageraad, voelde het heel even alsof al die verwoesting slechts een droom was. Maar zodra ze haar ogen opende en het provisorische kamp zag, drong het tot haar door dat het de harde realiteit was.
‘Ik snap niet goed waarom we hier zijn.’ Kaelah ritste haar vest hoger dicht tegen de wind en begroef haar handen in de zakken ervan. Naast haar draaide Yoel een kaart van de stad rond in zijn handen, terwijl hij probeerde uit te puzzelen welke afslag ze moesten hebben. Navigeren met een kaart was al lastig. Navigeren met een kaart in een stad die grotendeels in puin lag, was bijna onmogelijk.
‘Dat weet je best,’ bromde hij als antwoord.
‘Ja, zoeken naar eten. Maar in dat deel van de stad is vorige week ook al een verkenning geweest en alles dat niet is verpletterd, geplunderd of verbrand, is al weg.’ Ze schudde een losgeraakte lok haar uit haar gezicht en nam voor de zoveelste keer uitgebreid de omgeving in haar op. Misschien was het de stilte, misschien de desolate aanblik van de straten of het feit dat dit nog maar de derde keer was dat ze op verkenning was, maar iets aan de situatie maakte haar nerveus. Haar instinct roerde zich in haar onderbuik, alsof het haar duidelijk wilde maken dat er iets stond te gebeuren.
‘Team Sierra heeft gister een aanwijzing gevonden dat er nog een pakhuis is met voorraden. Deels ingestort, maar mogelijk nog wel te betreden.’ Yoel keek op van de kaart en knikte naar een zijweg. ‘Die kant op.’
Zodra ze de hoek omsloegen van een gebouw waarvan enkel de deels afgebrokkelde muur nog overeind stond, bleef Kaelah staan. Ze stak haar arm uit om ook Yoel tegen te houden. Instinctief greep hij naar het pistool aan zijn heup.
‘Wat is er?’ fluisterde hij.
Kaelah spitste haar oren en tuurde de straat in, naar de auto’s die halsoverkop verlaten waren en overal stonden. Naar het puin dat op sommige plekken naar beneden was gestort en grote hopen vormde. Na een paar seconden fronste ze en schudde ze haar hoofd. ‘Ik dacht dat ik iets zag, maar dat zal wel niet.’
@ambermurdock