Lespoir schreef:
Ze keek even rond toen de jongen haar mee naar een trainingsruimte nam. Waarom hadden ze überhaupt een trainingsruimte nodig? "Waarom een trainingsruimte?" vroeg Addison verdwaasd. Ze begreep niets van de situatie waarin ze zich bevond en dat vond ze niet fijn. Ze vond het verschrikkelijk om zo onwetend te zijn over dingen. Zeker als ze steeds halve antwoorden kreeg waar ze nog steeds niet wijzer van werd. Ze had liever dat hij gewoon duidelijk was en uitlegde wat het allemaal was. Ze had er ook nog steeds geen idee van waarom ze de rondleiding nodig had. Was het gewoon omdat de jongen zich verveelde? "Hier kunnen we oefen op verdedigen, aanvallen en dat soort dingen," zei de jongen waardoor Addison hem met een verwarde blik aankeek. "Hoezo?" vroeg ze beduusd aan de jongen naast haar die eigenlijk nog steeds onbekend was voor haar. "Omdat we schaduwjagers zijn," zei hij. Nog steeds wist ze niet waar hij het over had. Ze had nog nooit iets over schaduwjagers gehoord. "Schaduwjagers?" vroeg Addison met een warhoofdige toon in haar stem. "Ja, schaduwjagers. We zijn half mens, half engel," zei hij. Alsof Addison dan wist waar hij het over had. Waarschijnlijk was hij gewoon een beetje gek. Ze had nog nooit van zoiets gehoord. "Oh ja, natuurlijk. Dat maakt de situatie veel duidelijker. Doe de groeten van me aan jullie vampier en weerwolf vrienden," zei Addison op een sarcastische toon waardoor de jongen met een opgetrokken wenkbrauw naar haar keek. "Wacht, je gaat toch niet zeggen dat hun ook bestaan, hé?" vroeg ze aan hem. "Jawel, maar onze vrienden zijn het niet. We kunnen niet zo goed overweg met elkaar doordat zij benedenwerelders zijn," legde hij aan haar uit. "Wat zijn benedenwerelders?" vroeg ze onbegrijpend aan de vreemde jongen. Ze begreep geen enkel woord van wat hij zei. Alles wat hij uit zijn mond bracht klonk vreemd in Addison's oren. "Een half menselijk en half demonisch ras. Alle weerwolven, vampiers en heksenmeesters zijn benedenwerelders," meldde de jongen aan Addison. Hoe meer hij zei, hoe eigenaardiger de situatie werd.
"Weet je, ik heb geen tijd voor al die grapjes van je, ik moet maar eens gaan," zei ze, maar toen ze weg wilde lopen nam hij haar pols opnieuw vast. "Ga niet weg, ik ben nog niet klaar. Alles wordt naarmate de tijd wel duidelijker. Het is normaal dat je het nu nog niet geloofd, maar dat zal je later wel doen. Geloof me," zei de jongen terwijl hij haar doordringend in haar ogen aankeek. "Waarom zou ik je geloven? Ik ken je niet eens," zei ze waarna ze haar pols wegtrok. "Ik moet bovendien echt gaan. Ik had mijn moeder beloofd om op tijd thuis te zijn aangezien het in het donker niet veilig is in de straten van New York," vertelde Addison. "De onveiligheid is allang uitgebroken op dit uur. Je kan hier blijven als je wil?" stelde de jongen voor. Ze vond het een vreemd en onveilig voorstel. Ze kende niemand in het gebouw en wantrouwde iedereen. "Wat? Nee, ik ga wel gewoon naar huis toe. Ik ken hier niemand." Ze ging liever naar het vertrouwde huis toe waar ze met haar moeder woonde dan dat ze in het onbekende gebouw bleef. Haar moeder was overigens vast heel ongerust aangezien Addison een anderhalf uur geleden al thuis moest zijn. "Dat maakt toch niet uit? Het is hier in ieder geval veiliger dan in je eentje op straat," debiteerde hij. "Dat weet ik zo zeker nog niet," mompelde Addison. Waarom zou ze veilig zijn bij gekken die dachten dat schaduwjagers, vampieren, weerwolven en heksenmeesters bestonden? Het klonk alles behalve veilig in haar oren.
"Wat is je naam trouwens?"
Ze wist niet of haar naam vertellen wel zo verstandig was. Veel kwaad kon het niet, maar toch. Ze vertrouwde de hele boel niet. "Addison," antwoordde ze uiteindelijk toch maar. Haar familienaam liet ze achterwegen. "En je familienaam?" vroeg hij. "Waarom wil je mijn familienaam weten? Dat gaat je niks aan," bracht ze uit. "Kom op, vertel het nou gewoon." Addison rolde even met haar ogen. Waarom wilde hij haar familienaam zo graag weten? Ze probeerde hem maar te vertrouwen. "Hale," antwoordde ze waardoor ze meteen de vergrootte ogen van de jongen zag. "Je bent een Hale?" vroeg hij. "Ehm... Ja, dat zei ik net toch?" vroeg Addison aan hem.
Ze wist niet waardoor hij haar zo verwonderd aankeek toen ze haar familienaam zei. Zo speciaal was haar familie niet, nou ja, het gene wat er van was overgebleven. Addison had de afgelopen acht jaren geleefd met enkel haar moeder. Haar vader was overleden toen ze amper tien jaar was. Nog steeds wist ze de reden van haar vaders dood niet, haar moeder vertelde altijd dat het kwam door een auto-ongeluk, maar ze wist dat het niet waar was. Dat kon ze horen aan de stem van haar moeder. Er was een andere reden. Haar moeder had net zoals Addison nog steeds de familienaam 'Hale' omdat ze ondanks hij overleden was, het geen reden vond om haar eigen familienaam weer te gebruiken.