Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
19 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
O | Tales of the dark
Daynty
Internationale ster



"De generaties dwarrelen als herfstbladeren neer.
Alleen de duisternis is eeuwig en sterft nimmer meer."

Een orpg met @marlee <3


Maeyra Caéliane Lavare



"I clung to your hands so that something human might exist in the chaos."



Marlee
Landelijke ster




Arwin Dušan

''In the twilight woods
of wishes,
dreamers rest their
weary souls.''




''In the darkness, two shadows,
reaching through the hopeless, heavy dusk.
Their hands meet, and light spills in a flood
like a hundred golden urns pouring out of the sun.''





Marlee
Landelijke ster



Met grote passen baande Arwin zich een weg door de kille, verlaten hal naar de troonzaal. Het was een gure herfstavond, op welke zijn aanwezigheid werd gevraagd door koningin Myrinde haarzelf. Buiten de muren stond hij bekend als een van de beste krijgers die Elesiya had gezien, talloze veldslagen waren gewonnen aan de hand van zijn zwaard. De vijanden van Elisiya vreesden het koninklijke leger, niet alleen omdat ze de grootste krijgsmacht waren, ook omdat ze bekend stonden om hun wrede aanpak en keiharde methodes. Maar ze vreesden Arwin Dušan nog meer, die naliet naar zijn vader. De kunst van vechten was erin gegoten als pap, maar van jongs af aan was er eigenlijk geen enkele sport waar hij geen talent voor had. Het was duidelijk dat hij veel naam zou krijgen, zelfs groter als zijn vader.
Met zijn bijna twee meter lange, gespierde lichaam was hij een imposante verschijning, ze gingen hem liever uit de weg, dan de strijd met hem aan te gaan. Het was daarom geen wonder dat de koning hemzelf erg op hem gesteld was, en hij belangrijk deel uitmaakte van de koninklijke wacht.
Al vorens de twee deurwachters de grote deuren naar de troonzaal konden openen, zwaaide Arwin deze al zonder moeite open, en benaderde het de koningin met grote stappen. Er hing een gespannen sfeer in de zaal, een onaangename stilte, en Arwin wist dat er iets mis was. Hij boog voor zijn koningin, maar zodra hij oogcontact maakte, wist hij bijna direct te raden dat het om een van de kinderen ging. De bezorgdheid, de angst in haar ogen was voor een moeder niet te verbergen. De liefde voor haar kinderen was sterker dan wat dan ook, hij herinnerde zijn eigen moeder en de blik in haar ogen elke dag dat hij de deur uitging om nog een strijd te vechten, en de vrees dat hem iets zou overkomen.
Zijn vermoeden werd bevestigd zodra ze uit haar troon rees, en met haastige, kleine stappen op hem afkwam. ‘Ze hebben haar meegenomen, mijn lieve Maeyra… -’ haar woorden eindigden in een halve snik, waarna ze angstig haar betraande ogen opsloeg naar Arwin. Er was geen koningin zoals Myrinde, die altijd hoffelijk en beschaafd bleef, en zichzelf nooit liet leiden door emoties. Dat ze zich nu kwetsbaar opstelde, kon alleen het ergste betekenen. ‘Waar is koning Lavare?’ ‘Hij is bij Saevar. Hij dreigt… Hij heeft Maeyra gegijzeld en eist meer macht. Arwin, als jij haar niet op tijd vindt, dan vrees ik het ergste voor Maeyra, en voor ons land.’ Ze sloeg haar handen voor haar gezicht van ellende, en Arwin maakte al aanstalten om actie te ondernemen. Als hij gelijk had over zijn vermoedens, dan had hij geen tijd te verliezen. ‘Waar is ze voor het laatst gezien?,’ vroeg hij, terwijl zijn vingers al om de greep van zijn zwaard klemden. ‘Haar kamer.’

Vanaf het moment dat Arwin voet in haar kamer zette, waarvan de deuren wagenwijd open stonden, wist hij dat dit geen normale ontvoering was geweest. Er heerste een zwaardere energie, dat voelde hij meteen, alsof zijn vijfde dimensie hem vertelde dat hier iets bovennatuurlijks had plaatsgevonden. De luiken van het raam klapperden tegen de muur, het glas was gebroken, maar het viel hem op dat er voor de rest geen ravage was aangericht, geen teken van worsteling of geweld. Er was maar een verklaring voor een geluidloze ontvoering waarvan de lijfwachters aan haar deur niet hadden opgekeken. Donkere magie.

In een mum van tijd was Arwin beneden, had zijn paard opgezadeld, en racete door de stadsmuren naar buiten, naar een plek waar zelfs de dapperste krijgers van de koninklijke wacht zich niet durfden te wagen; het Ovaichewoud. Het was enerzijds logisch dat ze daar niet naar de jongste prinses zouden zoeken, de kans dat ze in conflict zouden raken met de pagan spirituelen was groot, en op dat moment kwamen ze levend het woud niet uit. Voor Arwin was dat anders, omdat hij de weg door de bomen blind zou kunnen vinden, en meer wist over de donkere magie dan hij zou moeten weten. Wat hij deed was gevaarlijk, tegelijkertijd was hij de enige die het koningsechtpaar vertrouwde om Maeyra te vinden, en veilig thuis te brengen. En hij wist waar hij moest zoeken, niet omdat hij meer zag als anderen, maar omdat hij wist waar hij moest kijken.
Door de zware regen en harde windstoten bereikte hij de verlaten jagershut te midden van een heideveldje, een plek waar vele ongelukkige slachtoffers al aan het leven waren beroofd en regelmatig de sporen van pagan rituelen waren nagelaten. Menselijke offers, onschuldige voorbijgangers, kwaadbewuste indringers, zij allen wachtten hetzelfde einde eenmaal ze het rijk van de heidenen binnendrongen.
Arwin sprong van zijn paard voordat hij tot stilstand kwam, het was donker, en hoewel hij slecht kon zien, was het verdacht dat er tot in de verte geen spoor was te bekennen van leven. Voor even twijfelde of hij naar de verkeerde plek was gekomen, daarom baande hij zich een weg naar de deur en trapte deze met fors in. In dat moment trok hij zijn zwaard, ervan uitgaande belaagd te worden door zijn vijand eenmaal hij binnen stond, maar de enige aanwezig was Maeyra, die vastgebonden op een stoel zat. ‘Maeyra…’ Zijn heldere, groene ogen kruisten met die van Maeyra. Nu hij hier was, besefte hij hoe makkelijk het eigenlijk was geweest om haar te vinden, en stapte daarom op haar af en klemde zijn vingers om haar kin. Even streek zijn duim over haar wang, ze zag bleek, maar haar lichtbruine ogen stonden helder. Toch was hij er niet van overtuigd dat het gevaar geweken was.
‘We moeten nu gaan. Voor ze terugkomen.’ Hij begon direct de touwen los te snijden die strak om haar polsen en enkels waren vastgebonden. Maar zodra hij daarmee klaar was, en overeind kwam, zag hij uit zijn ooghoeken twee donkere schimmen op hen afkomen. Meteen greep hij haar bovenarm voordat Maeyra kon wegrennen, want als ze nu naar buiten vluchtte kon hij haar niet beschermen. ‘Blijf hier!,’  bevelde hij haar, waarna hij nu beschermend voor haar ging staan en zijn zwaard uit zijn holster trok. Liever wilde hij niet dat ze ooggetuige was van het bloedbad dat zou gaan plaatsvinden, maar het was de enige manier om haar te redden.


Daynty
Internationale ster



Die avond, vlak voordat ze de donkerblauw fluwelen gordijnen voor de ramen dicht had getrokken, had ze net iets langer dan gewoonlijk naar buiten gekeken. Door de met regendruppels gesierde ramen had ze de duisternis buiten in gestaard, waar de wiegende takken van een grote esdoorn zich nauwelijks zichtbaar afstaken tegen het donker van de nachthemel. Maeyra wist niet goed waarom. Er was iets… anders geweest aan de nachtelijke schaduwen buiten haar slaapkamer. Waren ze donkerder dan gewoonlijk? Als een zwarte massa die alles opslokte dat te dichtbij kwam. Ze had er haar vinger niet op kunnen leggen. Ze had het gevoel van zich afgezet, de gordijnen dichtgetrokken en was onder de dekens gekropen. Bij het getik van de regen tegen de ramen en de warme gloed van het langzaam uitdovende haardvuur was ze in een diepe, droomloze slaap gevallen.

Zoals de nacht buiten het raam donkerder was geweest dan normaal, zo waren de schaduwen in de slaapkamer dichter en drukkender. Maeyra knipperde met haar ogen, probeerde de resten slaap die aan haar gedachten kleefden weg te drukken. Waarom was het zo donker? Normaal ging het haardvuur nooit zo snel uit. Zelfs na een hele nacht zonder nieuw hout waar de vlammen zich gretig aan konden vergrijpen, smeulden de kooltjes nog na. 
Een luchtstroom kriebelde langs haar gezicht, trok een spoor van kippenvel over haar armen die maakte dat ze ze terugtrok onder de dekens. Maeyra draaide zich op haar zij. Ze stond op het punt om terug in slaap te dommelen toen het besef als een bliksemschicht insloeg. 
Het hoorde niet te waaien in haar kamer. 
Het kón niet waaien in haar kamer, alleen als het raam open stond en dat zou ze met dit slechte weer nooit doen. Ze wist zeker dat ze ze op slot had gedaan. 
Haar hartslag schoot omhoog en haar ogen vlogen open, maar ze zag niets in het donker, dat plots beklemmend aanvoelde. Het was alsof haar instinct de aanwezigheid voelde nog voordat het geluid van een voetstap haar oren bereikte. 
Maeyra verstijfde in haar bed. Er was iemand in haar kamer. Onmiddellijk duwde ze de dekens van zich af. Ze gooide haar benen over de rand van het bed heen en wilde naar haar kamerdeur rennen. Er klonk een zacht gesis toen iemand binnenmonds vloekte. Twee grote handen grepen haar bovenarmen beet en trokken haar naar achter. Haar vingers misten de deurklink op een paar centimeters na.
Ze opende haar mond om te schreeuwen – de lijfwachten buiten haar kamer zouden in een paar seconden binnen stormen en afrekenen met de indringer – maar nog voor haar lippen uiteen weken, bevroren haar spieren. Een intense kou kroop haar lichaam binnen. Het voelde alsof duizenden minuscule ijspegels haar hersenen in drongen en het bloed in haar aderen verkilden. Een bedwelmende, kruidige geur drong haar neus binnen. 
Ze zakte weg in een eindeloze duisternis.

Toen ze weer bijkwam, was het nog steeds donker om haar heen. Het was echter niet hetzelfde donker als die van de bewusteloosheid of slaap waarin ze was weggegleden. Eigenlijk waren die beide woorden niet de juiste om mee te beschrijven in welke toestand ze verkeerd had. Het was duisterder geweest dan dat, beangstigender, maar Maeyra kon er niet het goede woord voor vinden. 
Haar hoofd bonkte en haar lichaam rilde. Ze kon de kou die in haar gekropen was nog steeds over haar botten voelen krassen, over haar spieren voelen kronkelen. Het verdoofde en verdwaasde haar. De dikke mist in haar hoofd maakte het moeilijk om te denken.
Voorzichtig probeerde ze haar vingers te bewegen. Opluchting schoot door haar heen toen het haar lukte om haar vingers iets te krommen, ook al ging het moeizaam. Daarna probeerde ze haar handen helemaal te bewegen, maar iets hield de beweging tegen. Niet de krachteloosheid van haar spieren – er drukte iets tegen haar polsen aan. Nee, bedacht ze zich toen ze haar handen uit elkaar probeerde te bewegen, iets hield haar armen bij elkaar. Het was een touw. Ze voelde de ruwe vezels ervan in haar huid snijden toen ze met meer kracht probeerde haar handen te bevrijden. 
Vanuit haar borstkas kroop paniek door haar keel omhoog. Het verdreef de mist uit haar hoofd en liet haar achter met een enkel, akelig besef: ze was vastgebonden. 
‘Nee’, fluisterde ze, maar het klonk meer als een bang gepiep. De angst kneep haar keel dicht. Wilder rukte ze aan de touwen en schopte ze met haar voeten, die eveneens bij elkaar waren gebonden. 
Het zwakke maanlicht dat door een raampje naar binnenviel, onthulde een persoon die naar voren stapte vanuit een hoek van de ruimte. ‘Je hoeft je geen zorgen te maken, prinses. Als je vader doet wat hem gevraagd wordt, is er niets aan de hand.’
Het was een diepe mannenstem, maar toen de persoon voor haar neer hurkte en het maanlicht op zijn gezicht viel, zag ze nog een restje jeugdigheid in zijn gelaatstrekken. 
‘A-alsjeblieft, doe me niets.’ Maeyra probeerde uit alle macht het trillen van haar onderlip in bedwang te houden. 
De jongeman zag het en hield zijn hoofd iets schuin. Ze wist niet zeker of het amusement of ergernis was dat over zijn gezicht gleed. 
‘Heb je niet gehoord wat ik zei? Je hoeft je geen zorgen te maken.’
‘Wat wil je van mijn vader?’ Ze drukte zichzelf zo ver mogelijk tegen de rugleuning van de stoel aan om de afstand tussen haar en de onbekende te vergroten. 
‘Daar hoef jij je mooie hoofdje niet over te breken.’ Hij stond op, plaatste zijn handen op de armleuningen van de stoel en boog zich zo over haar heen. Maeyra had het gevoel dat ze elk moment uit elkaar kon knappen van angst. 
‘Het enige wat jij hoeft te doen, is wensen dat Koning Lavare braaf luistert naar Saevars wensen.’
Maeyra’s ogen werden groot. ‘Saevar?’ stamelde ze. 
De jongeman besefte dat hij iets had gezegd dat hij niet had moeten doen en met een geërgerde grom stapte hij achteruit. Aan zijn middel glinsterden twee messen. 
Zodra zijn handen de armleuningen hadden laten gaan, schoof ze snel achteruit bij hem vandaan. De achterste stoelpoten zakten weg in een laag gat in de vloer waar een vloerplank ontbrak en met stoel en al tuimelde ze achterover.
‘Domme meid.’ De jongeman liep om haar heen en bukte zich om de stoel overeind te trekken. Maeyra kon alleen maar staren naar de wapens aan zijn middel terwijl de paniek haar lichaam overnam. Ze opende haar mond en zette het op een schreeuwen. Er moest iemand zijn, iemand die haar kon horen. Buren, een voorbijganger, een…
‘Niemand hier kan je horen, prinses!’ sprak de jongeman boven haar geschreeuw uit. Toen dat niet hielp, zette hij één van zijn messen tegen haar keel. ‘Houd je mond. Ik houd niet van gillende mensen. En ik mag je dan wel niet doden, ik kan je zeker laten lijden. Dus wees…’
Met een ruk tilde hij zijn hoofd op. Maeyra spitste haar oren, probeerde te horen wat hij hoorde, maar ze hoorde alleen het oorverdovende bonken van haar hart terwijl het mes dreigend dichtbij haar keel hing. 
Plots trok de jongeman het wapen weg en met enkele grote passen verborg hij zich in het donker dat in de hoek hing waar hij eerder had gestaan. Ze kon hem bijna niet meer zien. 
Zonder waarschuwing vloog de deur met een harde knal open. Houtsplinters vlogen in het rond en het geluid van een zwaard dat uit een schede werd getrokken sneed door de stilte. Een ijzingwekkend moment lang was Maeyra ervan overtuigd dat dit de persoon was die een einde aan haar leven zou maken en terwijl een paar tranen over haar wangen gleden, kneep ze haar ogen dicht. 
Bij het horen van een vertrouwde stem vlogen haar ogen open. Ontelbaar vele keren had ze samen met haar zussen geprobeerd om de aanwezigheid van hem of andere lijfwachten af te schudden, maar nu was ze blijer dan ooit om hem te zien. 
‘Arwin.’ Terwijl ze zijn naam zei, brak haar stem. Toen hij de touwen los begon te snijden, schoten haar gedachten met een ruk terug naar de vreemdeling in de ruimte. Stom, hoe kon ze dat vergeten? 
Maar de hoek waar hij had gestaan was leeg. 
Echter, voor ze Arwin over de jongeman kon vertellen, dat hij ongetwijfeld nog in de buurt was, doken er twee nieuwe verschijningen op. Maeyra had niet gezien waar ze zo snel vandaan waren gekomen, maar met de tranen die haar zicht vertroebelden was dat niet heel vreemd. 
Arwins hand om haar bovenarm was het enige dat voorkwam dat ze het hutje uitrende. Ze liet zich achter hem duwen en probeerde met al haar wilskracht niet toe te geven aan het stemmetje in haar hoofd dat maakte dat ze weg moest vluchten. 
Maeyra gilde toen de schimmen op hem af doken. Nu pas zag ze dat het niet gewoon mensen in donkere kleding waren. De schaduwen die om de twee hingen, leken te leven. Een kolkende massa zwart. Tegelijkertijd hadden ze echter wel een menselijke gestalte, alleen ze vochten niet met wapens. 
Het is vast de angst, probeerde ze zichzelf in gedachten te kalmeren. Je bent bang. Je ziet dingen die er niet zijn.
Maeyra klampte zich met heel haar wezen aan die gedachte vast terwijl ze zich klein maakte tegen de achterwand van het hutje en haar blik afwende van het bloederige schouwspel voor haar.
Marlee
Landelijke ster



De duistere schimmen, die steeds duidelijker de vorm van twee mannen kregen, stortten zich tegelijk op Arwin af. Hij wist direct dat dit geen normale pagans waren. Hun schaduwen waren donkerder, de energie zwaarder, en de magie sterker. Vlak voor hij het vlijmscherpe mes van zijn zwaard in één zwaai richting hun hoofden wierp, herinnerde hij de woorden van zijn vader. Een pagan ritueel onderbreken was één ding, maar wanneer hij in aanraking kwam met donkere magie, de Blood cult, dan had hij veel grotere problemen, die hem de rest van zijn leven konden blijven volgen. Destijds had hij getwijfeld of dat waar was, simpelweg omdat hij nooit gehoord had over de Blood cult, en nooit in aanraking was gekomen met donkere magie. Maar nu hij oog en oog met deze duisternis stond, was het een zegen dat zijn vader hem zoveel geleerd had.
Zijn zwaard werd verdedigd door een van de mannen, en niet veel later echode het geluid van metaal tegen metaal door de kleine ruimte. ‘Je hebt het ritueel verstoord, je zult hiervoor boeten!,’ bleef een van de twee schreeuwen. Maar zijn stem had geen normale mannenstem, zijn stem was zwaarder, maar aangetast, schel en raspend. Hij bleef dezelfde woorden herhalen tot het moment dat Arwin in een krachtige beweging zijn zwaard door zijn hart boorde, en de zwarte schaduw om hem heen binnen enkele seconde in rook opging, alsof het er nooit was geweest. Pas toen begon zijn gezicht weer menselijke trekjes te krijgen, eenmaal de donkere kringen wegtrokken, en zijn oogkleur verhelderde. Bloed sputterde over zijn lippen, het was alsof hij Arwin nog één bevreesde blik gaf voor hij stierf, alsof hij in die laatste secondes weer bij zinnen kwam van een vloek dat zijn ziel had vergiftigd.
Voor even was Arwin ontdaan, in welke tijd de andere belager de kans had om hem vanachter aan te vallen. Arwin verloor daardoor zijn evenwicht, en tuimelde voorover waarbij hij zijn hoofd hard tegen de punt van een tafel raakte voor zijn lichaam op de vloer terecht kwam. In zijn zij ontstond een grote bloedvlek, van een sneewond waar hij geraakt was, maar hij was te licht in zijn hoofd om de pijn te voelen.
Snel draaide hij zich op zijn rug, net op tijd om te zien dat de andere man zich op hem stortte, maar zijn zwaard lag binnen handbereik. Met beide handen weerde hij de man af en probeerde hem van hem af te duwen, toen hij merkte dat zijn spieren langzaam verslapten, en het hem meer moeite dan normaal kostte om terug te vechten. Hij zag een grimas op de man zijn gezicht verschijnen. ‘Monnikskap,’ siste hij. Arwin zijn ogen gleden af naar het mes in zijn hand. Vergiftiging, hij had het moeten weten. Slechts een kleine hoeveelheid was al genoeg om een volwassen man te doden, zeker nadat hij zijn lichaam steeds verder voelde verslappen en zijn aangespannen spieren begonnen te tintelen. ‘Dacht je echt te kunnen winnen van magie…’ De man verplaatste het mes naar zijn keel en grijnsde, ‘Zeg maar vaarwel tegen je prinses.’
De man dacht duidelijk al gewonnen te hebben, waardoor Arwin in enkele seconde de tijd had om hem van zich af te weren, en met het mes boven hem te belanden. Het vereiste al zijn kracht om daarmee zijn keel door te snijden, waarna hij van hem afrolde en met een zachte kreun op de grond belande. Het enige wat hem nu op de been hield, was de ketting die om zijn hals hing, met daaraan een edelsteen die een vertragende werking had op de vergiftiging. Maar hoelang hij nu nog had om een antidotum te vinden, wist hij niet. Daarvoor voelde hij zich al te licht in zijn hoofd.
Pas toen hij vanuit zijn ooghoeken Maeyra angstig ineengedoken tegen de muur zag, herinnerde hij zich de missie waarom hij hier was, en strompelde overeind om zijn zwaard te pakken. ‘We moeten nu gaan Maeyra,’ mompelde hij, zijn visie al wazig. Hij bekeek de wond in zijn zij, en besefte dat het misschien niet de monnikskap maar het bloedverlies was, dat hem zo verslapte. Toch was dat niet zijn eerste prioriteit, en stak hij een bebloede hand naar Maeyra uit om haar overeind te helpen.
Daynty
Internationale ster



Ze kon haar ogen sluiten voor het gevecht en het bloed, maar ze kon haar oren niet dichtdoen voor de geluiden van zwaarden die tegen elkaar sloegen, voor het gegrom van inspanning en de schreeuw van pijn. Er spatte iets op haar. Het voelde als een vlaag regendruppels, maar Maeyra wist dat het dat niet kon zijn. Het was bloed. 
Ze balde haar handen tot vuisten en drukte ze tegen haar voorhoofd aan. Ze had haar knieën opgetrokken en haar ogen dichtgeknepen en wenste met heel haar hart dat ze in het niets kon verdwijnen tot het gevecht over was. Wat als Arwin het niet kon winnen? Het was twee tegen één, wat als dat hem parten zou spelen? 
Niet aan denken, berispte ze zichzelf in gedachten. Denk aan andere dingen, aan leuke dingen. Maeyra forceerde haar gedachten naar de bloemenvelden buiten de stad waar ze in de lente zo vaak met haar zussen was geweest. Ze dacht terug aan alle geuren en kleuren en aan het licht van de avondzon dat alles in een gouden gloed gehuld had. 
Er klonk een harde bonk van lichamen die tegen de grond sloegen, gevolgd door een scherpe inademing. Hoe hard ze ook probeerde om de geluiden buiten te sluiten, het lukte niet. Beelden van bloedspetters en zwaarden en schaduwen slopen door de beelden van de bloemenvelden heen. Ze dook dieper in elkaar tegen de muur en klampte zich vast aan een flard van een herinnering. Zachtjes neuriede ze mee met de tonen in haar gedachten, de klanken van een slaapliedje dat haar moeder vroeger altijd voor haar zong als ze niet kon slapen omdat ze bang was voor het donker. 
Er daalde een stilte neer in de ruimte. 
De geluiden van het gevecht zweefden weg als de laatste deeltjes opgewaaid stof die terug op hun plek dwarrelen. Buiten was het weer begonnen te regenen. 
Een paar seconden verstreken voordat Maeyra voorzichtig haar hoofd optilde, deels in de verwachting om Arwin dood op de vloer te zien liggen en één van de aanvallers op haar neer te zien kijken. 
Maar ze keek in zijn vertrouwde groene ogen en die trokken haar terug naar de realiteit. Maeyra greep zijn hand vast, die glibberig was van de vloeistof die eraan kleefde. 
Niet aan denken.
Op het moment dat hij haar overeind hielp van de grond vertrok er een spiertje in zijn gezicht. 
‘Ben je gewond?’ De trilling in haar stem was nog niet verdwenen, maar de blinde angst die er eerder in lag, was iets weggeëbd. Arwin liep voor haar, zijn zwaard in zijn hand. Maeyra keek expres niet naar de twee lichamen die op de grond lagen. De aanwezigheid ervan aan de randen van haar blikveld was al misselijkmakend genoeg. 
Het is hun eigen schuld, fluisterde een stemmetje. Toch vond ze het een misselijkmakend idee dat deze mensen zo bruut aan hun einde waren gekomen. Zouden ze familie hebben gehad? Kinderen misschien zelfs? 
Maeyra schudde de gedachten resoluut weg. Ze mocht ze niet vermenselijken. Ze hadden haar ontvoerd, nota bene. 
Terwijl Arwin op zijn paard steeg en haar daarna achterop hielp, gleed haar blik langs de randen van het heideveldje, waar de lage, dorre begroeiing overging in het bos. Haar vermoeden werd bevestigd: ze had in een klein hutje gezeten. Het oogde als een jagershutje, zij het enigszins vervallen. Ze wilde vragen waar ze waren, hoe hij hen had gevonden, wat er op het kasteel was gebeurd. Hoelang was ze eigenlijk weggeweest? 
De vragen brandden in haar hoofd, maar ze voelde dat dit niet het juiste moment was om ernaar te vragen. Arwin joeg zijn paard op hoge snelheid over smalle bospaadjes, door kleine stroompjes water en zigzagde om obstakels heen. Maeyra kon zich alleen maar aan hem vastklemmen en drukte haar hoofd tegen zijn rug. Dikke bomen vlogen langs hen heen, hun bladerloze takken als knokige vingers uitgestrekt naar de wolken. Ze wist niet precies wat het was aan dit bos, maar het was oeroud. Ze voelde het in haar botten. 
Marlee
Landelijke ster



Hoewel Arwin het gewend was om zich groot te houden, en zijn pijn te verbergen, was het moeilijk om een wond als deze te negeren. Een vechter die zich verzwakt en kwetsbaar opstelde, was een gemakkelijk doelwit. Zelfs als het gevecht voorbij was, kon hij het zich niet veroorloven om zijn pijn te laten blijken. Hij wist dat de zwarte magie namelijk overal kon opduiken, geruisloos en uit het niets. ‘Niet erg,’ antwoordde hij daarom op Maeyra haar vraag, en draaide zich om, ze hadden geen tijd te verliezen.
Zonder nog meer woorden uit te wisselen, steeg hij op zijn paard, en rijkte zijn hand uit om Maeyra achterop te helpen. ‘Houd je goed vast,’ waarschuwde hij haar, voordat ze op hoge snelheid tussen de bomen verdwenen, steeds verder bij het hutje vandaan, waar zich de bloederige strijd had voorgedaan. Het enige wat voor hem telde, was Maeyra veilig terugbrengen, voordat hij zelf aan zijn verwondingen zou bezwijken.
In flink tempo reden ze terug over de smalle bospaadjes, Arwin moest zijn best doen om elke boom en struik en andere obstakels op tijd te ontwijken, die haast onherkenbaar leken in de duisternis en door het gure weer. Regen kwam met bakken uit de lucht, en een sterke, kille wind zorgde ervoor dat alle bomen en takken boven hen luid kraakten.
Het leek wel een eeuwigheid te duren voordat ze de normale, vertrouwde bospaden bereikten en het Ovaichewoud achter zich lieten. Hier waren de bospaden breder en de duisternis minder angstaanjagend. Het onbehagelijke gevoel dat ze vanuit het donker werden bekeken, of achternagezeten, was daarmee ook opslag verdwenen. Arwin hoopte dat alleen hij het was, die dat had gevoeld, want hij hoopte niet dat Maeyra door zulke gedachtes gekweld zou worden. Hij hoopte overigens sowieso niet dat ze hier voor lange tijd nare herinneringen aan zou overhouden, dat zou hij namelijk ook zichzelf kwalijk nemen.
Sinds het moment dat de hoge stadsmuren in zicht kwamen, begon Arwin zich ondertussen erg misselijk en slap te voelen. Vanaf hier was het gelukkig niet ver meer naar het kasteel, die hij vastberaden was te bereiken.
Zonder snelheid te verliezen, raasden ze op de stadspoort af, waar een aantal wachters voor de deur stonden. ‘Open de poort!,’ brulde Arwin van ver, naar de mannen die leken te nietsnutten, en met elkaar stonden te kleppen, maar vanaf ze hem herkenden en zagen dat hij iemand bij zich had, haasten ze zich al om de kolossale deuren te openen en de weg vrij te maken.
Het kletteren op de bestrating van de hoeven van zijn paard weergalmden door de verlaten straten, terwijl het kasteel steeds dichter in zicht kwam. Daar stormde Arwin met paard en al een tussenhal in, die niet bedoeld was voor het dier, maar groot genoeg was om doorheen te rijden. Twee dienstmeisjes moesten gillend uit de wegwijken, een andere knecht werd nog net niet op zijn tenen getrapt door de woeste verschijning die plots op hem afstormde. Het was allemaal niet belangrijk nu.
Zo kwamen ze tenslotte in de binnentuin terecht, die een snellere weg bood naar de troonzaal. Echter had hun aankomst al voor zo’n heisa gezorgd dat Maeyra haar familie al naar buiten kwam rennen nog voordat ze tot stilstand kwamen. Arwin gleed uit zijn zadel, en stond met zwakke benen op de grond. Toch hielp hij eerst Maeyra van zijn paard, en zette zijn handen in haar zij om haar eraf te tillen, en liet haar pas los nadat ze veilig met eigen benen op de grond stond. Voor een paar seconde stond hij daar nog, zijn heldere ogen op die van Maeyra gericht, en negeerde de aanwezigheid om hen heen. Pas toen begon hij de impact op zijn lichaam te werken, en greep hij het zadel van zijn paard om daar niet spontaan door zijn knieën te zakken.
Daynty
Internationale ster



De rit naar het kasteel leek eindeloos. Hoe diep in het bos hadden ze haar wel niet verborgen? Of wellicht was het slechts schijn dat het zolang leek. Het beklemmende gevoel dat ervanuit de duisternis tussen de bomen talloze ogen op hen gericht waren, maakte dat iedere seconde twee keer zo lang duurde. Het was dat Arwin zijn gevechtsuitrusting aan had, dat bestond uit een stugge stof en stukken leer, anders hadden haar vingers de stof fijngeknepen. Maeyra moest voortdurend de neiging weerstaan om achterom te kijken, bang voor wat ze dan zou zien. Het voelde alsof iemands blik in haar rug brandde. 
Pas toen de bomen minder dicht op elkaar stonden en iets meer licht tussen de takken doorviel, kon Maeyra zich een beetje ontspannen. Desondanks bleef het moeilijk om helemaal ontspannen te zijn na wat er gebeurd was. Hoe waren ze haar kamer binnen gekomen? Waarom hadden de lijfwachten niet ingegrepen? Zouden ze überhaupt iets gehoord hebben?
De vragen in haar hoofd verstomden toen de lichtjes van Lavaién opdoemden in de verte. Arwins paard galoppeerde onvermoeibaar door over de kinderkopjes in de hoofdstraat, die flauw omhoog helde naar het kasteel bovenop de heuvel. Bij het doorrijden van de kasteelpoort merkte Maeyra op dat de bewaking verdubbeld was. Overal op de muur brandden fakkels en ook de binnenplaats voor het kasteel baadde meer dan gebruikelijk in het oranje licht. 
Ze kon niet geloven dat Arwin zijn paard zo de openstaande deuren van de tussenhal door stuurde. De hoeven kletterden op de vloertegels. Het geluid waarschuwde het merendeel van de paar mensen in de gang tijdig, maar één jongen was bijna te laat met wegspringen. 
Eenmaal in de binnentuinen kwamen ze eindelijk tot stilstand. Maeyra strekte haar armen naar Arwin uit en liet zich van het paard tillen. Pas toen ze weer op de grond stond, merkte ze hoe erg ze aan het beven was. Van kou, van schrik, van vermoeidheid. 
Haar blik kruiste met die van Arwin, die haar even aan bleef keken. Ze had nog zoveel vragen voor hem, maar bovenal moest ze hem bedankten. Echter, voordat ze daar de kans voor had, stormde haar familie de binnentuin in.
‘Maeyra!’ De stem van haar moeder barstte van de bezorgdheid. ‘Oh, Maeyra.’ Zodra ze bij haar dochter was, trok ze haar in een verpletterende omhelzing. Maeyra vond het niet erg. Ze klemde zich net zo hard aan haar moeder vast, blij dat het eindelijk over was. Ze moest er niet aan denken hoe bezorgd haar ouders moesten zijn geweest. 
Terwijl ze zich uit de omhelzing losmaakte, ving ze vanuit haar ooghoeken op hoe Arwin wankelde. Ze dacht terug aan wat hij had gezegd – dat hij niet ernstig gewond was. Het licht in de binnentuin onthulde echter dat dat een leugen was. Hij zag lijkbleek en bij zijn zij glinsterde zijn uitrusting van het bloed. Hij kon nauwelijks overeind blijven. 
‘Hij is gewond’, zei ze. ‘Iemand moet hem helpen!’ 
De koningin gebaarde twee wachters om hem naar de genezer te brengen. Het liefst was Maeyra meegegaan. Niet alleen om zichzelf ervan te verzekeren dat hij het zou overleven of omdat het verkeerd voelde om hem zomaar alleen achter te laten nadat hij haar gered had. Juist nu hij haar gered had, voelde ze zich ineens een stuk minder veilig zonder dat hij in de buurt was. Toch liet ze zich door haar moeder meevoeren naar binnen, waar haar vader net de troonzaal uit gebeend kwam. Zodra hij haar zag, schoten opluchting en woede over zijn gezicht. 
‘Je bent oké’, verzuchtte hij terwijl hij haar omhelsde. Daarna hield hij haar op een armlengte afstand en bekeek haar kritisch. ‘Je bent oké, toch? Hebben ze je iets aangedaan? Ben je gewond?’
De vragen duizelden haar. Maeyra schudde haar hoofd. ‘Nee, ik ben niet gewond’, antwoordde ze. Het zien van haar vader deed haar met een schok terugdenken aan de naam die de vreemdeling in het hutje had genoemd. 
‘Oom Saevar…’
‘Zat hierachter.’ Ze had haar vader nog nooit zo grimmig zien kijken. ‘Ik weet het.’ Hij zuchtte nogmaals en nam haar gezicht in haar handen alsof hij zelf wilde checken of ze echt wel oké was. ‘Ik zal hem hiervoor laten boeten.’
‘Maar daar hoef jij je geen zorgen over te maken’, sprak Myrinde met een strenge blik naar haar man. Ze sloeg een arm om de schouders van haar dochter. ‘Kom, we gaan je opfrissen, wat warme thee maken en daarna moet je proberen om nog wat te slapen. Er is een extra bed in Aleria’s kamer geplaatst waar je vannacht kan slapen.’
Marlee
Landelijke ster



Alle bezorgde ogen waren op Maeyra gericht. Koningin Myrinde, haar moeder, was de eerste die haar in een stevige omhelzing nam, en haar ook enige tijd niet losliet. Pas zodra ze dat deed, was Maeyra de eerste die Arwin in zijn slechte toestand opmerkte, en direct voor hulp riep. Arwin was te zwak om te protesteren, en liet zich zonder achterom te kijken meedragen naar de ziekenboeg. Op dit moment kon hij alleen maar hopen dat zijn wond te genezen was, en hij niet te veel bloed verloren had, als de monnikskap hem al niet van het leven zou ontnemen.
Zijn visie was al wazig en dof zodra ze de ziekenboeg bereikten en hem op een werkbank hadden geplaatst. De neiging om zijn ogen te sluiten was groot, maar hij verbood het hemzelf om buiten bewustzijn te raken. Zijn bovenkleding werd van zijn lichaam gescheurd om de wond te bekijken en hij gromde van de pijn zodra de genezer de gevoelige plek aanraakte. ‘We moeten het hechten, dit gaat pijn doen,’ zei hij, terwijl hij de materialen pakte. Maar Arwin greep hem bij zijn arm, en keek hem bezweet en glazig aan. ‘Het was monnikskap, je moet het wegbranden,’ zei hij op dwingende toon. Hij zag de ogen van de genezer groter worden. Als monnikskap al niet dodelijk was, dan was het de procedure wel, naast dat de pijn immens zou zijn. Arwin zag de genezer twijfelen. ‘Doe het,’ drong hij aan.
Tot zijn opluchting zag hij de genezer naar de wachters knikken die nog steeds in de ruimte stonden. Een jong meisje dat als verpleegster hielp gaf Arwin ondertussen iets tegen de pijn, maar hij wist beter dan dat, voor nu zou het niet helpen. ‘Houdt hem stil,’ zei de genezer op strenge toon tegen de twee wachters. Pas toen liet Arwin zijn blik los en staarde naar de houten planken dat het plafond vormde boven hem. Nerveus probeerde hij aan alles te denken behalve de twee paar sterke armen die zijn lichaam op de tafel klemden, en de pijn die hij zo meteen zou voelen, maar direct zodra hij de genezer te werk voelde gaan schreeuwde hij het uit van de pijn, en werd het kort daarna compleet zwart voor zijn ogen.
Arwin zakte weg in een onrustige droom. Hij voelde pijn, maar kon niet constateren waar het vandaan kwam. Hij probeerde zijn ogen te openen, maar het enige wat hij zag was duisternis. Hij zag de zwarte rook die vanavond het jagershut had gevuld. Rook die zijn neus binnendrong, en al zijn spieren verslapte, waardoor hij verlamt op de grond viel. Hij probeerde op te staan, maar hij voelde zijn benen niet, en zijn armen niet. Hij vroeg zich af of hij dit voelde, omdat hij doodging. Hij vroeg zich af hoelang het zou duren voordat hij compleet opgeslokt zou worden door de duisternis, en hij nooit het daglicht meer zou zien.
Middenin de nacht schrok Arwin wakker. Snakkend naar adem kwam hij half overeind, toen hij plotseling de stekende pijn voelde in zijn zij. Onder zijn vingertoppen voelde hij verband. Pas na enkele seconde herinnerde hij zich wat er was gebeurd, en waar hij was. Zijn omgeving begon hij langzaam als de ziekenboeg te herkennen. Naast het raam zag hij de vlam van een kaarslicht onrustig heen en weer flakkeren. Tocht drong door de kiertjes van het raam en onder de deur door naar binnen. Een onbehaaglijk gevoel besteeg Arwin, en zorgde ervoor dat er een koude rilling over zijn rug liep. Daar was het weer. Een naargeestige aanwezigheid vulde de ruimte, zoals dat in de hut had gedaan, zoals hij in zijn dromen had gevoeld. Hij greep naar zijn zij, maar al zijn wapens hadden ze afgenomen en buiten handbereik opgeborgen. Het idee dat hij alleen en onbewapend was, zorgde voor een benauwd gevoel en angstzweet. Hij knipperde met zijn ogen toen hij een zwarte rookwolk onder de deur tevoorschijn zag komen. Hij wilde niet geloven dat dit echt gebeurde. Hij opende zijn mond om te schreeuwen, maar zijn keel zat volledig dicht geklemd, en er kwam geen geluid uit.
Met grote ogen keek hij toe hoe de zwarte rook langzaam de vorm van een man begon te krijgen. Hij hoorde zijn naam door de kamer echoën. ‘Arwin, Arwin…’ – ‘De duisternis wacht op je.’ Arwin greep naar het dichtstbijzijnde voorwerp dat naast zijn bed op het tafeltje stond. Hij had niet veel aan een beker, maar in een hopeloze poging gooide hij het richting de man. Pas toen begon hij het figuur te herkennen. Pas toen zag hij langzaam maar zeker zijn eigen lichaam en gezicht in de duisternis. Lijkbleek trok hij weg, een ijselijke schreeuw vulde de kamer. ‘Arwin. Jij bent de duisternis,' hoorde hij zichzelf zeggen. Daarna greep de zwarte grim hem bij zijn keel en vulde zijn hele lichaam met zwarte rook, waarna zijn hele lichaam werd overgenomen. Wat Arwin toen in zijn lichaam voelde was onbeschrijfelijk, en pas na enkele seconde had hij door dat het weer een droom was waar hij met moeite van kon wakker worden. Klam van het zweet staarde hij met verwarde ogen naar de persoon die naast zijn best zat, zijn hoofd nog gevuld met waanideeën van zijn droom.
Daynty
Internationale ster



Het lukte haar niet meer om de slaap te vatten. Ondanks de goede zorgen van haar moeder en haar twee oudere zussen, die haar daarbij wel bedolven hadden onder vragen, kon Maeyra geen rust vinden. Elke keer als ze haar ogen sloot, plaagden haar gedachten haar met een ander beeld. De bloedspetters op haar jurk, de schaduwen buiten haar raam, de kilheid van het mes tegen haar keel. De paar keer dat ze in een oppervlakkige staat tussen waken en slapen was weggedommeld, schrok ze happend naar adem wakker met het gevoel van dat mes tegen haar keel zo scherp in haar gedachten dat het bijna echt leek. 
Uiteindelijk gaf ze het op. Ze schoof de dekens van zich af en schoot in een paar gemakkelijke schoenen. Voorzichtig pakte ze de kleine kaarsenhouder van het nachtkastje naast Aleria’s bed, waar haar moeder een bed naast had laten plaatsen. Daar was Maeyra ongelooflijk blij mee. De gedachte meteen al te moeten slapen in haar eigen kamer, bezorgde haar kippenvel. Het was een beangstigend idee dat daar iemand binnen had weten te komen zonder dat zij het gehoord had en bovenal zonder dat de lijfwachten buiten de deur iets hadden gemerkt.
‘Maeyra?’ Aleria’s stem klonk slaperig. ‘Waar ga je heen?’
‘Ik kan niet slapen. Ik ga even een stukje lopen door het kasteel.’ 
‘Alleen?’ Aleria draaide zich om en keek haar met half samengeknepen ogen tegen het kaarslicht aan.
‘Met een lijfwacht natuurlijk.’ Maeyra liep naar de deur toe en draaide zich een kwartslag naar haar zus toe. ‘Maak je geen zorgen, ik red me wel. Ga maar weer slapen.’ 
Voor het een weerwoord kon komen, glipte Maeyra de gang op. Zes hoofden draaiden haar kant op en twaalf ogen keken haar vragend en bezorgd aan. Ze was een beetje overweldigd door de grote hoeveelheid lijfwachten voor de deur. Normaal waren het er slechts twee, maar na wat er gebeurd was, wilden haar ouders duidelijk geen risico nemen. Maar hoeveel lijfwachten er ook voor de deur zouden staan, als een insluiper zo zachtjes te werk ging dat zij niets verdachts hoorden, dan maakte het niet uit dat ze met zovelen waren. 
‘Ik wil een stukje lopen,’ verklaarde ze kort. 
De wachter die het dichtstbij de deur stond knikte naar twee anderen. ‘Sergius, Hansen.’ 
Terwijl Maeyra de gang in liep, voegden de voetstappen van de twee wachters zich bij de hare. Sergius en Hansen waren beiden mannen die ze alleen van naam kende en daar was ze op dit moment erg dankbaar voor. Hoewel het niet op hun plaats was om haar persoonlijke vragen te stellen, had ze met sommige wachters een goede band. Die zouden hun bezorgdheid voor haar gemoedstoestand boven zo’n officieel regeltje zetten. 
Haar benen wisten waar ze heen wilde voor ze dat zelf wist. Pas toen aan het einde van de gang de deuren naar de ziekenboeg opdoemden, realiseerde ze zich dat dat precies was waar ze heen wilde. 
Bij de deur hielden de wachters daar haar tegen. 
‘Hoogheid.’ Ze bogen allebei kort hun hoofd naar haar. ‘Het lijkt ons geen goed idee als u nu naar binnen gaat.’ 
Meteen gingen de alarmbellen in haar hoofd rinkelen. Was de genezer bezig met Arwin? Nog steeds? Of… Had hij het niet gered? 
‘Waarom niet?’
De twee wisselden een blik met elkaar die haar alleen maar zenuwachtiger maakte. Voordat ze konden antwoorden, klonk er achter de deuren een harde schreeuw. Ondanks het dikke eikenhout galmde het geluid door de gang heen en ze herkende het onmiddellijk. 
Maeyra stormde langs de wachters heen naar de deur toe, maar een van hen blokkeerde haar pad. 
‘Prinses…’
‘Laat me erlangs.’ Ze keek de wachter strak aan. ‘Dat is een bevel.’ 
Aarzeling en frustratie vochten om de overhand op zijn gezicht. Heel even vreesde Maeyra dat hij haar alsnog de toegang ging ontzeggen – als hij aan de koning uit moest leggen waarom hij een bevel van haar had genegeerd, zou die dat ongetwijfeld begrijpen in deze situatie. 
Maar zijn schouders zakten met een zucht naar beneden. Hij stapte opzij en opende een van de deuren voor haar. ‘Wees voorzichtig, hoogheid. Monnikskap doet rare dingen met mensen.’
Terwijl Maeyra zich langs hem heen de ziekenboog in haastte, bleef dat ene woord in haar hoofd hangen: monnikskap. Eén van de meest giftige planten die er bestonden, vooral omdat er geen tegenmiddel bestond. Hoeveel had hij ervan binnen gekregen? 
Laat het alsjeblieft een lage dosering zijn geweest, smeekte ze in gedachten. 
Arwin was gestopt met schreeuwen, maar Maeyra schrok van de verschijning die ze aantrof in het enige bezette bed in de zaal. Zweetdruppeltjes parelden op zijn voorhoofd. Zijn lippen waren vertrokken in een grimas, hij had zijn kaken strak op elkaar geklemd en tussen zijn wenkbrauwen lag een gekwelde frons. Zelfs in de warme gloed van de kaars zag ze dat zijn huid bleek en grauw was en in het verband om zijn middel was alweer een bloedvlek te zien.
Waarom had hij niets tegen haar gezegd? Maeyra schoof een krukje naast het bed dichterbij en ging zitten. Waarom had hij haar niet verteld dat hij zo ernstig gewond was? Ze wist het antwoord op die vraag al: hij had haar niet ongerust willen maken. Alleen als ze het had geweten, had ze misschien iets kunnen doen. Misschien hadden ze het bloeden kunnen verminderen of had zij het paard kunnen besturen zodat hij niet nog meer inspanning van zijn gehavende lichaam had hoeven vragen. 
Er ging een rilling door hem heen en ondanks de waarschuwing van de wachter pakte Maeyra zijn hand vast. Zijn huid voelde gloeiend heet aan, maar op zijn armen stond kippenvel. 
Hij gaat het niet overleven. Ze probeerde tevergeefs het hardnekkige stemmetje in haar hoofd te negeren. Hij is gewond én vergiftigd. 
Maeyra liet haar hoofd iets hangen en staarde naar de vloertegels. Het leek een eeuwigheid te duren voordat zijn lichaam eindelijk tot rust begon te komen. De rillingen stopten, evenals het onverstaanbare gemompel dat af en toe uit zijn mond kwam. Voorzichtig keek ze op, doodsbang dat zijn lichaam de strijd tegen het gif verloren had. In plaats daarvan keken twee groene ogen haar aan. Ze stonden glazig en verward, maar ze was nog nooit zo opgelucht geweest. 
‘Arwin,’ fluisterde ze. Ze ging rechterop zitten en pakte zijn hand beter vast. ‘Ik dacht even dat je…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Hoe voel je je?’
Marlee
Landelijke ster



Het duurde enkele seconde voordat Arwin helemaal wakker was. Hij had pas door dat Maeyra naast hem zat zodra ze zachtjes tegen hem begon te praten, maar ergens had hij nog steeds het gevoel dat hij moest ontwaken uit een droom, en Maeyra zou opgaan in een donkere rookwolk. Hij was verward, waarom ze hier was, want dit was geen plek voor prinsessen. Buiten was het nog steeds donker, laat in de nacht. Enkel het kaarslicht zorgde voor een beetje licht in de kamer, waarna Arwin met gefronste wenkbrauwen in Maeyra’s goudbruine ogen keek. ‘Je dacht dat ik dood ging?,’ vulde hij haar aan, ‘Dat dacht ik ook.’
Het had tijd nodig voor hij hier helemaal bovenop zou komen, voor zijn wond helemaal zou genezen. Daarnaast voelde hij zich klein gezegd ellendig, zijn lichaam was zweterig en klam, maar onder de lakens had hij het nog steeds koud, en zijn maag stond in vuur en vlam, alsof hij elk moment zou gaan overgeven, terwijl hij de afgelopen uren nog niks had binnengekregen. Het gif was duidelijk nog niet uitgewerkt.
‘Dit is geen plek voor prinsessen.’ Hoewel haar aanwezigheid als een soort geruststelling voelde, en hem bovendien uit nare dromen hielp, had hij liever niet dat ze hem op deze manier zag. Op dit moment moest hij niet vergeten dat hij deel uitmaakte van de koninklijke wacht. Het was zijn taak om de koninklijke familie te beschermen, en veilig te stellen, ten alle tijden. Haar wens was zijn bevel, zij hoorde zich geen zorgen over hem te maken, of zelfs hem te komen opzoeken in de ziekenboeg in het diepste van de nacht. Het was ongepast.
Pas toen had hij door dat ze stevig zijn hand vasthield, waardoor hij zijn wenkbrauwen fronste. ‘Waarom ben je hier?,’ vroeg hij toen. Altijd had hij zich als lijfwacht beschaafd op de achtergrond gehouden. Hij had zijn ogen op zijn doel gericht, nooit op Maeyra of één van haar zussen, hij had zich afzijdig gehouden van gesprekken, en altijd gepaste afstand bewaard. Zeker omdat de koning erg op hem gesteld was, en hij het niet voor lief zou nemen als hij erachter kwam dat Arwin naar zijn dochters zat te gluren. Maar nu was Maeyra naar hém toegekomen, en wist hij niet goed waarom en wat gedaan.
Ondanks de argwaan, trok hij zijn hand niet terug, maar keek in plaats daarvan met vragende ogen naar Maeyra. Het was voor het eerst dat hij écht naar haar keek, en zich afvroeg wat er schuilde achter haar mysterieuze ogen. Hij wist dat ze graag met haar zussen was, en dat ze altijd netjes en vriendelijk deed tegen de wachters en dienstmeisjes, iets wat niet iedere royalty zou doen en daarom veel zei over haar persoonlijkheid, maar daar hield het wel mee op.
Daynty
Internationale ster



Arwin maakte haar zin af en ze knikte. Zelf had ze de woorden niet over haar lippen kunnen krijgen, alsof ze de dood bij hem weg kon houden door het woord niet hardop uit te spreken. Ze kon zich niet voorstellen waar hij de afgelopen twee, drie uur doorheen was gegaan en alle woorden die ze wilde zeggen, klonken ineens dom in haar hoofd. Hij was bang geweest dat hij zou sterven en misschien was hij dat nog steeds wel. Het ergste was misschien wel dat hij helemaal alleen was geweest hier. Ze moest er niet aan denken dat hij alleen zou zijn gestorven.
Een zwakke glimlach brak door op haar gezicht. Maeyra keek de ruimte door, naar de lege bedden, de boogramen, de fakkels aan de muren waarvan de meeste uit waren. Het was een enigszins kille en kale ruimte - inderdaad geen plek waar een prinses voor haar plezier tijd door zou doorbrengen, maar gek genoeg was dit nu de enige plek in het kasteel waar ze zich veilig voelde. Al kwam dat waarschijnlijk meer door Arwins aanwezigheid dan door de ruimte zelf. 
Maeyra volgde zijn blik naar hun handen en onwillekeurig voelde ze haar wangen iets warm worden. Was het raar dat ze zijn hand vast had? Het had zo intuïtief gevoeld, een manier om hem in zijn slaap te laten weten dat hij niet alleen was. Hoewel Arwin een frons op zijn gezicht had, trok hij zijn hand niet terug dus ze besloot om het zo te laten. 
‘Ik kon niet slapen,’ antwoordde ze, terugdenkend aan de rusteloosheid in haar lichaam en hoofd toen ze had geprobeerd nog wat slaap te krijgen. ‘Ik kon alleen maar denken aan wat er gebeurd was.’ Ze kauwde op de binnenkant van haar wang en staarde naar de dekens. ‘En ik vroeg me af hoe het met jou was. Je zag er zo slecht uit toen die soldaten je hierheen weg brachten, alsof je nauwelijks nog op je benen kon staan. Ik had je nog niet eens kunnen bedanken.’ Nu tilde ze haar hoofd weer op om hem aan te kijken. ‘Ik weet dat woorden nooit genoeg zijn vergeleken met wat je voor mij heb gedaan vannacht, maar… bedankt.’ 
Het voelde zo zwakjes. Het was maar één woordje en ze meende het met heel haar hart, maar het dekte de lading van haar dankbaarheid bij lange na niet helemaal. Het liefst deed ze iets voor hem terug, ook al wist ze dat dat helemaal niet nodig was - hij had immers gewoon zijn plicht uitgevoerd - maar naast er voor hem zijn, kon ze niets bedenken dat in verhouding stond met wat hij voor haar geriskeerd had vannacht. 
‘Wat heeft de genezer gezegd over je verwonding?’ Maeyra wierp hem een geveinsd strenge blik toe. ‘En je hoeft het niet minder erg te laten klinken voor mij. Ik weet het al van de monnikskap.’ 
Terwijl ze wachtte op zijn antwoord, bekeek ze hem met een observerende blik in haar ogen. Hij zag er nog steeds beroerd en bleek uit, maar nu hij zijn ogen open had, was ze niet langer bang dat hij ieder moment het leven kon laten, hoewel ze zichzelf er goed van bewust was dat het gevaar nog niet geweken was. Het was de eerste keer dat ze écht naar hem keek. Niet slechts een vlugge blik in de gangen of als hij elders in het kasteel opdook voor zijn baan. De schaduwen die het kaarslicht op zijn gezicht wierp, lieten hem er iets ouder uitzien dan hij was. Zijn professionele gedrag en reputatie maakten het makkelijk om te vergeten dat hij niet veel ouder was dan zij. Misschien drie of vier jaar, ze wist het niet precies. Eigenlijk wist ze überhaupt erg weinig over hem, besefte ze. Ze had geen idee waar hij vandaan kwam of wat hij graag deed in zijn vrije tijd. Of hij nog familie had die om hem zou hebben gerouwd als hij deze nacht niet gehaald had. Hij werkte bij de kasteelwacht al bijna zolang als zij zich kon herinneren, maar ze hadden nooit echt met elkaar gepraat. Het maakte dat hij iets mysterieus had en dat intrigeerde haar. 


Marlee
Landelijke ster



Arwin staarde even bedenkelijk naar Maeyra toen ze aangaf niet te kunnen slapen. Dat was niet zo vreemd, gezien wat ze vannacht had meegemaakt. Vooral om het feit dat ze zelf in de nacht was meegenomen, en geen wachter dat had kunnen voorkomen. Hij kon zich voorstellen dat opnieuw in slaapkomen dan moeilijk zou zijn. Al was helemaal niet slapen misschien nog beter dan akelige dromen die moeilijke te waren onderscheiden van de echte wereld. Nachtmerries die zo echt leken, dat zelfs nu nog hij erg op zijn hoede was.
Het raakte hem lichtjes, toen ze aangaf zich zorgen te hebben gemaakt om hem. Sinds zijn ouders er niet meer waren, had hij eigenlijk geen familie of naasten die zich om hem zouden bekommeren. Er was niemand die om hem zou rouwen als hij vannacht zijn leven had moeten geven, en in zijn ogen was dat ook beter zo. Nadat zijn vader was gestorven, had hij het hartverscheurende leed van zijn moeder met eigen ogen gezien, en hij wist dat niets in de wereld haar leegte zou kunnen opvullen. Die pijn wilde hij niemand aandoen, en hield daarom bewust iedereen op afstand die dichterbij probeerde te komen. Zijn hart en leven had hij al aan Elesiya, zijn land, gegeven. Hij vocht voor zijn koninkrijk, en op een dag zou hij sterven voor zijn koninkrijk. ‘Je hoeft mij niet te bedanken,’ antwoorde hij daarom als vanzelfsprekend, maar aan haar blik te zien wist hij dat ze het écht meende. ‘Maar ik waardeer het,’ zei hij daarom zachtjes.
Daarna liet Arwin haar de les te spellen door hem te wijzen op zijn verwondingen. Eerder was hij er erg makkelijk vanaf gekomen dat het niet zo ernstig was, maar nu hij hier doodziek op bed lag kon hij er moeilijk over liegen. Zeker niet nu ze al wist van de monnikskap. Bij het horen van die naam schoten zijn ogen naar die van Maeyra. Het was een detail wat hij graag verborgen had willen houden, vooral voor haar. Het zou namelijk alleen maar meer vragen opwekken, omdat gif een middel was dat werd gebruikt enkel door vrouwen, zwakkelingen, of de heidenen. Wat ze vanavond met eigen ogen had gezien, zou al genoeg vragen bij haar oproepen die Arwin liever niet wilde beantwoorden. Donkere magie was iets wat rondhing in het Ovaichewoud, maar wat ze tot nu toe altijd buiten de dikke muren van het kasteel hadden weten te houden. Geen wonder, want het was ten strengste verboden om deze duistere krachten ter sprake te brengen, laat staan ze te gebruiken.
‘Ik heb erger meegemaakt,’ bracht hij daarom uit, maar Maeyra’s observerende blik kon hij niet ontwijken. ‘De nacht doorkomen is cruciaal. Maar dit geneest wel.’ Het was overigens waar, dat hij erger had meegemaakt. Botbreuken, verwondingen, hij had vaak en veel langer op bed moeten blijven liggen. Een litteken meer of minder deed Arwin niet zo veel. De genezer had vooral laten blijken dat hij zich meer zorgen had gemaakt over de vergiftiging, en hij had hem horen zeggen dat hij Arwin daarom weinig overlevingskans gaf. Echter hoefde hij dat niet met Maeyra te delen. Zij hoefde zich niet meer zorgen te maken om hem dan ze al deed, hij was slechts een lijfwacht, makkelijk vervangbaar.
‘Hebben ze jouw lijfwachten verdubbeld? Je bent hier niet alleen gekomen, toch?,’ vroeg hij daarna. Haar veiligheid was nog steeds belangrijker dan zijn eigen gezondheid. Het zou hem niet verbazen als het nog een tweede keer lukte om het kasteel binnen te dringen. Zeker nu hij, naar zeggen van de twee belagers, een ritueel had verstoord. Het voelde alsof hij daarmee een doelwit van zichzelf had gemaakt, of nog erger, dat ze het nog steeds gemunt hadden op Maeyra. Dat haar oom, Saevar, hierachter zat was schokkend, maar niet verbazend. Althans, niet voor Arwin. Hij en Saevar klikten sowieso niet, vanaf het begin, zeker nadat Arwin erachter kwam dat Saevar degene was die een slechte invloed had op de koning zijn beslissingen. Als een duivel zat hij op zijn schouder, en kwam hij met de meest meedogenloze oplossingen, die koning Lavare voor lief nam omdat het zijn broer was. Arwin zelf had de koning meerdere malen gewaarschuwd dat deze wrede aanpak hem in de problemen zou brengen, maar het was meer een familieprobleem waar Arwin zich niet in moest mengen. Nu was het te laat. Nu had Saevar het te ver gedreven.
‘Ik zal morgen met de koning spreken,’ zei Arwin beslist over haar vader. Ten eerste wilde hij weten wat voor straf hij Saevar ging opleggen. Daarnaast moest hij hem waarschuwen voor wat er komen ging. Dit was nog niet over, Saevar had de duistere magie erbij betrokken, en Arwin wist dat dat voor nog meer problemen zou gaan zorgen.
‘Je bent sterk, Maeyra. Niet iedereen kan doorstaan wat jij hebt meegemaakt. Maar je moet mij beloven daar met niemand over te praten. Het is erg gevaarlijk, begrijp je dat?’ Hij nam haar hand steviger beet, terwijl hij haar nu waarschuwend aankeek. Het kon niet gebeuren dat deze informatie bij de verkeerde personen terecht kwam. Er was niemand binnen deze muren die hij volledig vertrouwde, en niemand die mocht weten welke banden hij zelf had met de duistere magie. Het was niet de bedoeling dat Maeyra daar getuige van had moeten zijn, maar nu ze dat wel was, kon hij het niet gebruiken dat zij haar mond voorbijpraatte.
Daynty
Internationale ster



Maeyra wist niet goed wat ze moest denken over de monnikskap. Het was geen onbekend woord voor haar, maar vergiftigingen ermee kwamen nauwelijks voor in het koninkrijk. Er werd een lijst van bijgehouden door de administrateurs van haar vader, omdat de zeldzame keren dat de plant voor een kwaad doeleinde werd ingezet, vaak werd gebruikt door mensen die het staatsgeloof afvallig waren. Heidenen, noemde haar vader ze, maar ook de termen monsters of gedrochten had ze wel eens voorbij horen komen. Andere woorden waren paganisten of magiërs – het leek alsof iedereen een andere kijk op de benaming had afhankelijk van hun mening over de praktijken waar ze zich mee bezig hielden. Het deed haar terugdenken aan de schaduwgestalten die Arwin hadden aangevallen in het hutje. Menselijk, maar tegelijkertijd ook niet. Maeyra had haar hersens erover gebroken waar de twee zo geruisloos vandaan waren gekomen, waarom ze hen niet binnen had zien komen, maar ze had geen bevredigend antwoord kunnen vinden. Alleen een mogelijkheid die zo absurd en angstaanjagend klonk, dat ze het niet als reëel wilde achten: zwarte magie. Ze had er over horen fluisteren in de kasteelgangen, had stedelingen er wel eens over horen praten, evenals handelaars die het Ovaichewoud doorkruist hadden. Was dat het bos waar het hutje had gestaan? De huiveringwekkende sfeer die de handelaars altijd beschreven, sloot perfect aan bij de angst die zij gevoeld had in het bos dat ze doorkruist hadden. 
Maeyra werd uit haar mijmerende gedachten getrokken door Arwins stem. Hij zei dat hij erger mee had gemaakt, maar dat antwoord stelde haar niet gerust. Het vertelde haar niet hoe hij erg zijn verwonding nu was. Dat de wond in zijn zij zou genezen, geloofde ze meteen, maar ze vroeg zich af of hij genoeg tijd zou hebben voor die genezing. Of hij de nacht zou halen.
Instemmend knikte ze. ‘De bewaking bij de slaapkamer van Aleria was zelfs verdriedubbeld.’ Een tikkeltje verontrust keek ze hem aan. ‘Waarom vraag je dat? Denk je… Denk je dat ze nog een keer iets zullen proberen?’ Onrustig ging Maeyra verzitten op de stoel. Ze zouden niet al dezelfde nacht nog een keer proberen iets uit te halen, toch? Dat zou een regelrechte zelfmoord zijn met de opgeschroefde bewaking. Maar toch, ze had ook nooit gedacht dat ze ooit middenin de nacht uit haar kamer gesleept zou worden. Om nog maar niet te bespreken over de betrokkenheid van haar oom bij dit alles. 
Maeyra schudde misprijzend haar hoofd. ‘Morgen? Eerder volgende week. Het is een wonder als je morgen alweer op je benen kan staan. Ik kan me niet voorstellen dat de genezer je morgen alweer druk zal laten maken over wat er is gebeurd.’ De koppige glinstering in zijn ogen vertelde haar dat hij haar woorden in de wind zou slaan, maar ze had op zijn minst geprobeerd het idee uit zijn hoofd te praten. ‘Laat mijn vader dan in ieder geval naar jou toe komen in plaats van andersom. Dat zal hij misschien sowieso wel doen, om je te bedanken. Als je mij niet had gevonden of als het iets later was geweest… Ik kan maar niet begrijpen waarom oom Saevar dit heeft gedaan.’ 
Saevar Lavare had altijd een zekere hardheid om zich heen, met kille ogen en een uitgestreken gezicht. Hoewel haar vader of moeder er nooit een woord over hadden gerept, wist Maeyra dat de jongere broer van de koning meer macht wilde dan hij had als belangrijkste adviseur. Ze kon het zien in hoe gretig hij bij feestelijkheden keek naar de kroon op haar vaders hoofd, hoe jaloers hij overkwam bij het zien van de respect en eerbied waarmee iedereen de koning benaderde. 
Maar ze had nooit gedacht dat hij zover zou gaan om die machtshonger te stillen.
Arwins dringende woorden maakten haar zenuwachtig. Ze dacht terug aan die niet-reële verklaring voor alles dat er gebeurd was vanavond. Ze moest het weten. 
‘Wat er in het hutje gebeurde,’ begon ze twijfelend, niet goed wetend hoe ze dit onder woorden moest brengen. ‘Die mensen. Wat waren dat, Arwin? Wat waren zij? En hoe hebben ze mij kunnen ontvoeren zonder dat de lijfwachten op de gang iets hoorden?’ 
Diep vanbinnen wist Maeyra het antwoord op die vragen, net zoals ze had geweten dat het bos waar ze doorheen waren gereden eeuwen oud was. Het was een instinct dat dieper ging dan ze kon bevatten, en het schreeuwde tegen haar dat het een gevaarlijk onderwerp was dat ze aansneed. Maar ze móest het weten, ze moest het uit zijn mond horen komen.


Marlee
Landelijke ster



Arwin knikte goedkeurend, om extra bewaking neer te zetten was verstandig. De omstandigheden moest de lijfwachten vanzelfsprekend een stuk alerter maken, dus dat stelde hem enigszins gerust, maar enkel als het genoeg was…
Bij haar volgende vraag schoten zijn ogen op naar Maeyra, die hem verontrust aankeek. Hij wilde haar niet nog banger maken, maar tegen haar liegen kon hij niet. ‘Ik denk niet dat ze vannacht terugkomen,’ zei hij daarom, want hij kon nooit helemaal uitsluiten dat ze het nogmaals zouden proberen. ‘Maar daarom moet ik dit zo snel mogelijk onderzoeken.’ Om meer te weten te komen, wou hij dit eerst verder uitzoeken. Hoe Saevar dit heeft kunnen regelen, bijvoorbeeld, en met wie hij een samenspanning heeft gezworen. Zelfs als Saevar een tijdstraf zou moeten uitzitten, kon Arwin niet garanderen dat Saevar’s handlangers niet iets in hun hoofd zouden halen.
‘Morgen beter dan volgende week,’ reageerde Arwin. Naast dat hij er niet naar uitkeek om een week stil te liggen in bed, zou hij dit niet zomaar kunnen laten gaan. Zolang hij dit complot niet tot de bodem had uitgezocht, zou hij niet rusten. Bovendien was hij van mening dat hij zijn plicht en eer ontdeed als hij de koning niet zou waarschuwen.
‘Macht doet vreemde dingen met je. Vooral als je het niet hebt.’ Het ging bij Saevar zelfs zover dat hij zijn eigen familie iets zou aandoen. Dat iemand zó hebzuchtig kon zijn begreep hij ook niet. Maar het was niet de eerste keer dat hij dit zag. Er waren vele vijanden die van jaloezie of afgunst daadwerkelijk krankzinnig werden en doordraaiden. Zij waren gevaarlijk en een continue dreiging voor de koninklijke familie, en er waren hoogstwaarschijnlijk meer dan dat Maeyra zou weten. Het leken hem immers geen zaken waarvan koning Lavare zijn dochters mee op de hoogte hield.
Van haar volgende vragen draaide Arwin ongemakkelijk wat heen en weer. Deze vragen wilde, en kon hij eigenlijk niet beantwoorden. Maar enigszins had hij kunnen weten dat Maeyra ze uiteindelijk wel zou stellen. Ze was te nieuwsgierig voor haar eigen bestwil, anders was ze niet komen opdagen in de ziekenboeg, anders had ze allang niet verder gevraagd over de vergiftiging, wat er nog zou kunnen gebeuren, en wat er in het hutje was gebeurd.
Zwarte magie werd vaker in de volksmond genomen, onder verschillende benamingen, maar weinigen konden uit eigen ervaring spreken. Het was eerder een gerucht, iets mysterieus en angstaanjagends, maar bijna niet reëel, omdat de meesten die getuige waren geweest, er niet over konden navertellen. Hij wilde Maeyra niet de woorden in de mond leggen. Daarom wreef hij bedenkelijk met zijn vingertoppen over zijn voorhoofd. ‘Het is beter om het niet te weten,’ zei hij eerlijk, maar hij realiseerde zich maar al te goed dat dit haar waarschijnlijk niet het zwijgen zou toeleggen. Bovendien vreesde hij dat ze haar vragen aan iemand anders zou stellen als hij geen antwoorden kon geven, en dat zou hen beide in gevaar brengen.
‘Maeyra, dit moet onder ons blijven, ik meen het. Alleen jij en ik hebben gezien wat er in het hutje is gebeurd. Als je vragen hebt kom je naar mij, ik kan niet beloven dat ik ze allemaal beantwoord. Maar hier met anderen over praten, is echt gevaarlijk, oké?’ Enkele tellen keek hij haar afwachtend aan, opzoek naar bevestiging dat ze hem begrepen had. Daarna slaakte hij een diepe zucht voor hij zijn blik afwende. Hoe kon hij haar in hemelsnaam vertellen dat haar grootste nachtmerries écht waren? Als adellijk kind maakte ze al genoeg bedreigingen in haar leven mee.
‘Het bos… Dat is het Ovaichewoud. Je hebt misschien wel gehoord dat daar paganisten leven… Dat is waar.’ Pas na enige tijd durfde hij haar Maeyra weer aan te kijken. ‘Je oom, Saevar, hij heeft met ze samengezworen, dat kan niet anders. De manier waarop zij vechten, hoe ze jou hier hebben kunnen ontvoeren, dat is iets wat ver boven ons gaat…’ Arwin merkte dat hij moeite had om haar dit uit te leggen. Immers had hij ook nooit in een positie gestaan waarin hij dit paganisme moest verantwoorden, daar sprak hij niet over. Hoe vaak het wel niet opkwam onder de lijfwachters of knechten, die dergelijke geruchten hadden gehoord van reizigers of handelslieden die naar zeggen door het Ovaichewoud hadden gereisd. Arwin kon de beweringen niet gelijk of ongelijk geven, ondanks dat het merendeel van wat er verteld werd niet waar was of sterk werd overdreven. Hij deed er verstandig aan om zijn mond er over te snoeren, te allen tijde, eveneens als Maeyra.
‘Dit zijn geen normale paganisten.’ Hij wilde het eigenlijk niet zeggen, maar kon haar ook niet in onwetendheid laten. Daarom bevestigde hij haar vragen met voorzichtige woordkeuze. ‘Dit is iets sterkers, en veel gevaarlijker. Ik geloof niet dat deze heidenen nog zichzelf waren. Zij leken compleet bezeten van… Iets donkers, iets wat het normale mensenbrein niet kan bevatten. Daarom moeten we hier niet over praten, Maeyra.’


Daynty
Internationale ster



Het was moeilijk om te bevatten dat Saevar zó ver had durven gaan in zijn honger naar meer macht. Hij was de belangrijkste adviseur en vertrouweling van de koning, al jarenlang, en hij was zijn broertje nota bene. Het zou geen onwaarheid zijn geweest om te stellen dat hij na de koning de machtigste man in Elesiya was. Maar nu hij zo’n actie had uitgehaald, had hij dat allemaal verspeeld. Hoewel zij er nog nooit eerder van had gehoord, kon er op het ontvoeren van een lid van de koninklijke familie maar één straf staan: de dood. Toch veranderde het feit dat Saevar zo’n direct familielid was wel het één en ander. Maeyra had geen idee hoe haar vader hiermee om zou gaan. Wel wist ze zeker dat Saevar op het kasteel niet meer welkom zou zijn.
De onrust in Arwins houding na het stellen van haar vraag, sloeg over op haar. Ergens had ze gehoopt dat hij zou zeggen dat het gewoon mensen waren geweest, dat haar ogen haar in het hutje hadden bedrogen omdat ze vertroebeld waren door de angst, ondanks dat ze al wist dat ze zich niets verbeeld had. 
Met een frons op haar gezicht knikte ze. Ze was het gewend van lijfwachten dat ze serieus waren en haar waarschuwden voor dingen, maar nog nooit had één van hen zo dringend tegen haar gepraat als Arwin nu. Het maakte haar bang. Wat was er in godsnaam aan de hand geweest in het hutje? 
Maeyra liet zijn hand los om op te staan van het krukje en naar een kastje tegen de muur toe te stappen. Ze pakte de aardwerken kan die daarop stond en schonk twee bekers vol met water terwijl ze luisterde naar wat hij vertelde. Bijna liet ze de bekers uit haar handen vallen. 
‘Er leven paganisten in het woud?’ Terwijl ze de woorden hardop uitsprak, hoorde ze hoe belachelijk die klonken. Heel haar leven was haar verteld dat de paganisten niet bestonden in Elesiya, dat ze zich hier nooit gevestigd hadden of dat ze verdreven waren. Dat de verhalen over het Ovaichewoud niet meer dan verzinsels waren om kinderen bang mee te maken zodat ze niet te ver het bos in zouden lopen en zouden verdwalen. ‘Dat… Dat kan niet waar zijn. Waarom zou oom Saevar met zulke mensen samenzweren? Hij haat ze. Hij is degene die jaren geleden pleitte voor een nog strengere vervolging van alles dat ermee te maken heeft.’ 
Maeyra kon er niet goed bij met haar gedachten. Ze wist dat paganisten bestonden, maar niet dat ze ook in staat waren tot magie - want hoewel Arwin dat woord niet in de mond heeft genomen, hangt het onuitgesproken tussen hen in de lucht. Herinneringen aan de ijzige kou die haar lichaam binnensloop vlak voordat ze in haar slaapkamer bewusteloos was geraakt, kropen haar hoofd in. Na wat Arwin had verteld, kon ze niet meer aan een andere mogelijkheid denken dan dat dat ook magie was geweest. God, hoe meer ze erover nadacht, hoe beangstigender alles werd.
Arwin drukte haar nogmaals op het hart dat ze er niet over moest praten behalve met hem, maar zelfs dat eigenlijk niet. Als iemand op zou vangen dat ze over donkere magie praatten, zelfs al was het een onschuldig gesprek, dan zou zij ongetwijfeld een berisping van haar vader krijgen en Arwin zou waarschijnlijk zijn baan verliezen omdat hij haar erover verteld had. 
‘Ik zal er met niemand over praten,’ beloofde ze hem. Ze gaf hem één van de bekers water aan en nam zelf een paar slokken uit de hare. Er waren nog veel meer vragen die ze hem hierover wilde stellen, maar alles aan zijn houding verraadde dat hij er niet graag over praatte en eerlijkgezegd gaf het onderwerp haar rillingen. 
Het is voorbij nu, stelde ze zichzelf gerust, je bent weer veilig terug en Saevar wordt gestraft. 
Over de rand van haar beker keek ze naar Arwin. Hetgeen waarvoor ze hierheen was gekomen - om te kijken hoe het met hem was - had ze bereikt, maar ze zag het nog niet zitten om alweer weg te gaan. 


Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste