Hier komen de laatste 3 forum topics
te staan waarop je hebt gereageerd.
+ Plaats shout
Anoniem
Hey, everybody!
0 | 0 | 0 | 0
0%
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.

> Sluiten
Helper
16 van de 24 sterren behaald

Forum

ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual Popstar Pagina: | Volgende | Laatste
O | Metanoia
Amarynthia
Internationale ster



"The journey of changing one's mind, heart, self, or way of life."

Yemanya Moon Levintis. 

Met Bo'tje <3 @Demish 



Een sprong in het diepe zal je veranderen. 
Zelfs nu het gevecht was losgeslagen, hield de uitspraak van het Orakel haar in bedwang. Haar focus lag op het monster, maar haar onderbewustzijn vroeg zich continu af wanneer de voorspelling tot uiting kwam. 
Met een gespannen boog hield Moon het monster in de gaten. Moon was iemand die zich verborg in de schaduw, om een monster ongezien aan te vallen. Een actie die vaak veel schade toebracht doordat het slachtoffer onvoorbereid was. Een ander voordeel was dat men een minder groot doelwit was op afstand en je minder klappen in ontvangst hoefde te nemen. Het was de reden waarom Moon altijd begon met een heimelijke doodstreffer. 
Helaas had het weinig verschil gemaakt. De Chimera had rustig in een park gelegen, vredig, alsof het een klein welpje was. Verscholen in een van de vele bosjes, had Moon haar boog gespannen en het monster in zijn kop willen raken. Maar de Chimera had hen doorgehad. Op het moment dat Moon de pijl losliet, was het beest overeind gekomen en had het enkel zijn leeuwenpoot geraakt. Nu zouden de pijlen weinig verschil maken. Het beest was sowieso al sterk, helemaal nu adrenaline door zijn lichaam stroomde en hij een grote ravage maakte van het park. 
Zonder op haar commando’s te wachten, rende Owen op het monster af. Hij slaakte een luide oorlogskreet en hief zijn zwaard. Show-off
Voor nog enkele seconden hield Moon haar pijl en boog gespannen, proberende de Chimera in haar vizier te krijgen. Haast hondsdol rende het monster door het park. Toen hij merkte dat er een halfgod op hem afgerend kwam, wekte hij een vuurzee op. Hoewel ze Owen het liefst een preek zou geven voor zijn impulsieve gedrag, wist ze dat hij gelijk had. Een aanval op afstand zou geen effect hebben op een monster als dit. Ze moesten hem van dichtbij aanpakken. Moon slaakte een zucht en gooide haar boog over haar schouder, deed de pijl terug in de koker en trok haar zwaard uit zijn schede. 
Kort wierp ze een blik op Yara. De dochter van Athena was niet mee voor het gevecht. Zij zou aanwijzingen vinden die ieder van ons zou missen. Ze zag verbanden waar anderen enkel losse flarden zagen. Een waardevolle eigenschap, maar iets wat in een gevecht weinig nut had. 
‘Haal de mensen hier weg,’ beval Moon. Na al die jaren begreep Moon nog steeds niet hoe de mist precies werkte, maar wel wist ze dat het mensen niet onsterfelijk maakte voor de monsters. Als er iemand geraakt zou worden door het vuur, zou diegene ook echt brandwonden krijgen. Het zou enkel een meer menselijke verklaring krijgen. 
Owen was zichzelf aan het uitsloven in het gevecht met de Chimera. Ze wist niet of hij indruk wilde maken op een van zijn reisgenoten, of dat dit gewoon zijn persoonlijkheid was. Hij werd ruw aan de kant geduwd door de Chimera, en dat was het moment waarop Moon in actie kwam. De Chimera sprong boven op Owen, plette hem met zijn krachtige voorpoten. 
Het was een bijzonder monster, een waarvan ze enkel tekeningen had gezien. In het echt besefte ze pas hoe angstaanjagend hij was. Het was een samenstelling van verschillende dieren. Een kop en de voorpoten van een leeuw, de achterpoten van een draak en een slangenkop als staart. Bovenop diens rug kwam een kop van een geit tot leven, die eveneens vuur leek te kunnen spuwen. Zonder enige twijfel kwam Moon tussen hem en Owen in te staan. Hoewel ze de jongen niet mocht, zou hij niet overlijden onder haar toezicht. Met haar zwaard in beide handen, spietste ze de geitenkop. De Chimera liet een luide brul los die door merg en been ging. Haar plan om de aandacht van Owen los te maken, was geslaagd. Het vervolg van haar plan was echter minder succesvol. Van paniek en pijn liet de Chimera een vuurstraal los die een flinke vlammenzee achterliet. Woest kruiste de Chimera haar blik, klaar om een nieuwe aanval in te zetten. 
In haar ooghoek zag Moon Owen overeind krabbelen. Ze moest voor afleiding zorgen, op die manier kon hij een nieuwe klap toedienen. Adrenaline kolkte door haar lichaam en ze keek de Chimera zonder angst aan. 
‘Kom maar op,’ zei ze op een zachte, uitdagende toon.  
Dat was het teken dat de Chimera nodig had. Brullend kwam hij op haar af. Eenmaal twee meter voor haar, zette Moon een stap opzij en liet ze haar zwaard neerdalen op zijn schouder. Het beest brulde opnieuw en nog voor Moon iets kon doen, draaide het monster zich opzij en viel Moon achterover. Met beide klauwen pinde het monster haar tegen de grond. Ze voelde de nagels van zijn voorpoten in haar schouder snijden. De Chimera tilde zijn hoofd iets en ze kon de rook al uit zijn bek zien komen. In plaats van levend verbrand te worden, voelde ze de klauwen dieper in haar rechterschouder snijden, samen met een jammerende brul van het beest. Kort daarna verloste de greep van de Chimera. Naast de achterpoten lag een slangenkop, onthoofd door Owen. Moon gunde haarzelf de tijd niet om bij te komen, rijkte naar haar zwaard en duwde haar zwaard tot diep in de kin van het monster. Ze liet haar zwaard los en krabbelde vlug achteruit, voor het monster bovenop haar zou vallen. 
Uitgeput staarde ze naar het monster. Ze had veel monsters gezien en gedood, maar deze stond hoog in haar lijst meest angstaanjagende aanvaringen. 

Demish
Internationale ster



Cameron Hall






Kon het universum er voor zorgen dat een slecht gestarte dag nog dramatischer werd voordat het middaguur had geslagen?
Ja.
De afgelopen nacht had Cameron niet kunnen slapen. Rond een uur of twee had hij zijn telefoon van het nachtkastje gegraaid en had hij Olivia een berichtje gestuurd, verlangend naar afleiding en een lichaam naast dat van hem. Hij had geluk gehad, want Olivia had zijn berichten ontvangen en had binnen een klein half uur voor zijn deur gestaan. Maar waar ze hem die avond nog had gezoend en hem had geplezierd, had ze die ochtend schreeuwend tegenover hem gestaan omdat hij haar wederom in het midden van de nacht had laten komen voor seks.
De ruzie herhaalde zich keer op keer en Cameron had er op dat moment niet over willen praten, dus had hij gemompeld dat hij al te laat was geweest voor werk en echt had moeten gaan. Dat was geen leugen geweest, maar zodra hij buiten had gestaan, had hij geweten dat zijn volgende bestemming niet zijn kantoor zou zijn. Hij liep al dagen achter met zijn werk en zijn baas zou hem vast niet nog een dag uitstel geven voor een rapport wat hij eigenlijk de vorige week al had moeten overhandigen.
Cameron had een sterke kop koffie gehaald en was naar het dichtstbijzijnde park gewandeld om daar in de ochtendzon tegen een boom aan te zitten.
Net toen de cafeïne het gewenste effect had gekregen en zijn racende gedachten eindelijk waren gekalmeerd, was de hallucinatie begonnen. Cameron had zijn gezicht in zijn handen verstopt en geërgerd gezucht. ‘Niet weer.’
De hallucinaties teisterden hem al voor zolang hij zich kon herinneren. Monsters, het waren altijd monsters. Ze verschenen uit het niets, met een vage mist om hen heen. Soms waren ze enkele meters van hem af en stonden ze daar, zoals demonen in een nachtmerrie. Op andere momenten zaten ze achter iets aan, of veroorzaakten ze chaos. Ze waren angstaanjagend, met meerdere hoofden, lichaamsdelen van verschillende dieren en rijen tanden die een mens zouden kunnen verscheuren.
Toen hij jonger was geweest, had hij gedacht dat alle kinderen het hadden kunnen zien. Hij had zijn verhalen verteld aan zijn adoptieouders, maar die hadden hem enkel zorgelijk aangekeken en meteen toegewezen aan een psycholoog. Na die eerste waren er nog velen gekomen, maar niemand had kunnen ontrafelen waar de hallucinaties van Cameron vandaan kwamen.
Na jaren geteisterd te zijn, was Cameron de beste manier om er mee om te gaan nog niet tegen gekomen. Het grootste gedeelte van de tijd sloot hij zijn ogen en zonderde hij zich af, hopend dat het vanzelf zou verdwenen. Dat was ook wat hij van plan was geweest toen hij het vuurspuwende monster had waargenomen. Totdat hij twee mensen op het monster af had zien stormen.
‘Dat is nieuw,’ mompelde Cameron tegen zichzelf en hij wreef in zijn ogen. Hij kon zich niet herinneren dat hij mensen ooit tegen het monster had zien vechten. Het was haast alsof hij een film keek die zich recht voor hem afspeelde. Na het zo vaak mee te hebben gemaakt, voelde hij nauwelijks angst voor wat hij zag. Het was zijn verdraaide werkelijkheid en zijn brein die hem voor de gek hield. Het putte hem enkel uit. Het was vreemd.
Hij was vreemd.
Waar hij normaal zijn ogen sloot en zijn muziek harder zette, werd zijn aandacht dit keer getrokken door het gevecht en de derde persoon die bij de groep leek te horen. Een meisje rende rond, probeerde andere aanwezigen in het park in veiligheid te brengen door ze aan te dringen dat ze moesten vertrekken. Nog nooit had alles zo erg in elkaar overgelopen. Hij had spijt dat hij niet naar zijn werk was gegaan.
Plotseling zag hij de indringende blik van het meisje zijn kant op kijken. Hij slikte en kreeg het gevoel dat dit niet klopte. De monsters hadden hem nooit erkend, niet zoals degene die hij nu voor zich zag, op enkele meters van hem af. Ze was te ver weg om haar reactie te kunnen peilen, om te voorspellen wat ze ging doen. Uiteindelijk draaide ze zich om en rende ze terug naar de andere twee.
Cameron volgde haar met zijn ogen en zag het geslachte monster op de grond liggen. Hij had de geluiden van het gevecht wel geregistreerd, maar het grootste gedeelte was langs hem heen gegaan. Het meisje sprak de andere twee aan en alsof ze door hadden dat hij hen bekeek, draaiden ze zich alle drie tegelijk om en keken ze naar hem. De jongen die bij hen stond, zette een stap naar voren, maar werd tegen gehouden door een meisje met donkere haren.
‘Oh, echt niet. Nee,’ sprak Cameron tegen zichzelf, of eigenlijk tegen hetgeen wat dan ook veroorzaakte dat hij dit nu zag. Vandaag zou niet de dag worden dat hij geconfronteerd zou worden met zijn eigen verzinsels. Hij greep zijn tas van de grond en kwam overeind van zijn beschutte plek bij de boom. Hij moest weg uit dit park. Hij wierp een blik over zijn schouder en zag dat de drie met elkaar in discussie waren verwikkeld, met wilde handgebaren. Hij verstond de woorden niet, maar ze hadden hun stemmen verheven.
Cameron had slechts een paar stappen gezet toen zijn weg werd versperd door de jongen uit het gezelschap. Zijn kleding was vies en gescheurd, zijn gezicht zat onder de schrammen en bloed van iemand, of iets, was te zien op zijn shirt.
‘Je hebt alles gezien, of niet?’ Zijn hallucinatie leek wel erg zijn best te doen om hem te overtuigen dat dit echt was.
‘Ik had echt gewild van niet.’ Cameron had geluk dat alle omstanders al waren verdwenen, anders hadden ze hem zien praten in het niets.
‘Owen!’ De twee anderen liepen op hen af, wat voor Cameron het teken was om weg te gaan. Hij probeerde een stap langs de jongen te zetten, maar opnieuw werd zijn weg versperd. 
‘Jij gaat nergens heen, niet totdat wij weten wat hier aan de hand is.’
Amarynthia
Internationale ster



Het duurde een anderhalf uur voor de jongeman weer bij bewustzijn kwam. Hij was het er duidelijk niet mee eens dat hij vastgebonden was, te horen aan zijn boze, gedempte protest. Ze hadden een doek om zijn mond gebonden, ervoor zorgende dat hij niet direct om hulp zou schreeuwen. Zijn handen waren achter de stoel stevig vastgebonden. Zijn voeten zaten vastgeklemd aan de stoelpoten en zijn bovenlichaam was eveneens strak vastgebonden. Hoewel de jongen redelijk gespierd was, zag hij er niet gevaarlijk uit. Ondanks zijn wanhopige, bedreigende geluiden. 
Moon stond nonchalant tegen de muur aangeleund en had haar armen over elkaar heen geslagen. ‘Goedemorgen,’ zei ze. Eerlijk toegegeven: ze genoot van de macht die ze had in dergelijke situaties. 
De jongen keek haar met een dodelijke blik aan. Ondanks de situatie, zag hij er niet bang uit. Het was… interessant. 
Nieuwsgierig en toch behoedzaam, kwam Moon dichterbij. Ze wilde hem laten merken dat hij het niet voor het zeggen had, dat hij niet in de positie was om te onderhandelen. Zij waren hier de baas, en dus bleef ze met gerechte rug voor hem staan, zodat hij naar haar op moest kijken. Letterlijk en figuurlijk. 
‘We hebben wat vragen voor je,’ zei Moon. ‘Zolang je rustig meewerkt, is er niks aan de hand.’ 
De jongeman grinnikte en rolde met zijn ogen. Alsof hij de situatie niet serieus nam. De macht die ze een paar seconden geleden voelde, zakte direct af. Het was niet de eerste keer dat ze onderschat werd. Toch had ze verwacht dat haar teamgenoten en haar verwilderde uiterlijk voor iets meer angst zouden zorgen. Haar verscheurde schouder was verbonden, maar ze droeg nog altijd dezelfde bebloede kleding. Owen stond achter haar, met een powerpose en eveneens de gevechtsschrammen van slechts een paar uur geleden. Het feit dat de jongeman wakker was geworden in een afgelegen motel, moest toch wel vraagtekens oproepen? 
Ze haalde haar dolk tevoorschijn en liet het wapen sierlijk ronddraaien in haar hand. ‘Ik zal het doek voor je mond weghalen. Je mag proberen te schreeuwen, maar er zal niemand in de buurt zijn die je zal helpen.’ Moon knikte naar Yara, die achter de jongeman stond. Zorgvuldig maakte ze het doek los. De jongeman schudde ongelovig zijn hoofd. Alsof hij geen grip kon krijgen op de realiteit. 
‘Wie, en bovenal wat, ben jij?’ 
Hij tilde zijn hoofd op en keek haar recht in haar ogen aan. Zijn doordringende blik leek de spot met haar te drijven. Of dreef hij de spot met zichzelf? Ze begreep er niets van. ‘Dit is nieuw,’ zei hij. Hij schudde zijn hoofd, alsof hij zichzelf wakker wilde schudden. ‘Ik laat mezelf niet gek maken.’
Moon stopte zijn actie door een dolk onder zijn kin te plaatsen. Resoluut stopte hij. ‘Laat me gewoon met rust.’
‘Niet tot je ons meer verteld,’ hield Moon vol. 
‘Dit is waanzin. Ik ben Cameron Hall, en veel meer interessants heb ik niet te vertellen.’ Nog steeds leek hij zich niet bewust van het gevaar van eerder. Of het gevaar van nu. Ze wist niet wat hij in zijn schild voerde, maar zijn act was flink geloofwaardig. 
‘Geheugenverlies?’ gokte Yara. 
‘Gehersenspoeld misschien?’ opperde Owen. 
Moon besloot haar harde aanpak te laten varen, want blijkbaar werkte dat niet. Ze hurkte voor hem neer, haar armen leunend op zijn benen. ‘Oké, Cameron. Het lijkt erop dat je niet helemaal begrijpt wat eraan de hand is. En wij ook niet. Daarom zal ik je een klein beetje helpen. Wij zijn op een queeste gestuurd om het monster te doden dat dit vredige stadje teisterde. Dat probleem is opgelost, maar niemand zou ons moeten kunnen zien. En het was vrij duidelijk dat jij zowel het monster als het gevecht hebt kunnen zien. Hoe kan dat?’ 
De jongen kreeg een bijna krankzinnige lach. ‘Ik word echt gek,’ zei hij spottend. Ditmaal duidelijk tegen zichzelf. 
Moon was er klaar mee. Ze verplaatste haar dolk naar zijn torso, vlak boven zijn shirt. ‘Cameron, we zijn serieus.’ Zacht drukte ze de punt van het mes in zijn huid, zorgend voor een kleine snee. ‘Dit is echt. Hoe verklaar je anders de pijn die je nu voelt? De pijn in je polsen van het schurende touw? Je bent hier, wij zijn echt en we moeten weten wat er aan de hand is. Dus of je nu geloofd wat er gaande is of niet, het wordt tijd dat je met ons meewerkt.’ 
Demish
Internationale ster



Het voelde alsof zijn hoofd in vuur en vlam stond door de klap die één van de drie mensen hem had toegediend. De snee die de jonge vrouw had gemaakt, prikte. Iedere keer als zij praatte, of één van de andere twee, wist hij het zeker: de hallucinaties werden erger. 
‘Dit is misschien de eerste keer dat dit gebeurt,’ beet hij terug, ‘maar ik heb je al verteld dat ik niks te vertellen heb.’ Hij wist niet eens waarom hij nog tegen de drie praatte. Ze waren niet echt. Niets was echt. Hij bevond zich niet in een afgedankte motelkamer met drie mensen die eruit zagen alsof ze door het riool hadden gekropen en gewond waren. Het was zijn eigen brein dat, wederom, een grap met hem uithaalde. Ditmaal was het heftiger dan voorheen. Misschien had hij de vorige avond niet zoveel moeten drinken.
Geërgerd kwam ze overeind. Cameron lachte, hij wist zelf niet eens waarom. Wellicht omdat zijn hersenen er dit keer voor hadden gekozen om zijn demonen te laten verschijnen in de vorm van een mooie vrouw met mysterieuze, grijze ogen. Eentje die zojuist voor hem neer was geknield. ‘Je had daar best mogen blijven zitten.’
Meteen draaide ze zich om en binnenkant van zijn mond. Hij proefde zijn eigen bloed. Een hersenschim zou hem niet kunnen laten bloeden, toch? ‘Au?’
‘Moon!’ Het meisje dat de doek uit zijn mond had gehaald, stapte achter hem weg en liep naar haar toe. ‘We weten niet wat hij is. We moeten hem niet uitdagen.’
Zuchtend liet Cameron zijn hoofd naar achteren zakken. Hij staarde naar de vochtige lekkageplekken op het plafond. Dit kon niet echt zijn. Dit gebeurde nu niet. Want als dit daadwerkelijk voor zijn neus afspeelde, maakte dat alles alleen nog maar erger. Dat zou betekenen dat drie mensen hem daadwerkelijk bewusteloos hadden geslagen en mee hadden genomen naar een motel. Die realiteit wilde hij al helemaal niet onder ogen komen. 
Hij probeerde zijn handen te bewegen, het schouw schaafde langs zijn polsen. Ook in zijn benen was geen beweging te krijgen. Het enige wat gebeurde, was dat de stoel verschoof over de houten vloer. Het trok echte wel de aandacht van de drie die met elkaar hadden gekibbeld.
Het meisje, niet degene die aan was gesproken als Moon, draaide zich naar hem om en leek al haar moed te verzamelen. ‘Zie je dit soort dingen vaker?’
‘Mensen die mij ontvoeren? Nauwelijks,’ mompelde hij. Hij verklaarde zichzelf nog steeds voor gek. ‘Monsters? Vaak genoeg.’
‘Zie je,’ zei ze tegen de anderen. ‘Misschien is hij gewoon een sterveling die door de mist heen kan zien. Ze komen nauwelijks voor, maar er zijn wel eens eerdere gevallen geweest.’
‘Ik geloof het niet,’ wierp de enige jongen in het gezelschap tegen. ‘Te makkelijk. Als er een sterveling die alles kan zien in de buurt was geweest, dan hadden ze ons wel gewaarschuwd. Ik zeg dat we hem nog wat harder aan de tand voelen. Als hij een monster is, moet hij vroeg of laat wel uit deze menselijke vorm breken.’
Cameron vond die woorden maar niks.
‘Willen jullie weten wat ik denk?’ mengde hij zich in het gesprek. De drie draaiden zich naar hem om. Hij had niet verwacht dat ze zo gemakkelijk naar hem zouden luisteren. Misschien was dit dan toch een nieuwe variant van zijn hallucinaties. Ze luisterden immers naar hem. ‘Ik denk dat dit slechts een nieuwe manier is van mijn eigen hersenen om de draak met me te steken. Ik kan niet eens geloven dat ik met jullie praat.’
Het werd steeds moeilijker om zich aan die woorden vast te houden. De woorden van Moon spookten in zijn hoofd. Hij voelde de pijn, het leek alsof hij daadwerkelijk in een andere ruimte was. Hoe kon dat mogelijk zijn? Zelfs zijn eigen gedachten zouden niet in staat moeten zijn om de omgeving van het park zodanig te vervormen dat hij zich nu hier bevond.
De jongen leek genoeg te hebben van zijn praatjes en greep naar zijn zwaard. Dreigend stapte hij op Cameron af en hij duwde de ijzeren punt tegen zijn kin. Hij slikte. Dit was de tweede keer dat iemand een mes op zijn keel hield.
‘Je bent vast iets, en op de één of andere manier heb je jezelf weten voor te doen als een mens, maar geen mens zou anderen proberen te overtuigen dat hij gek is,’ siste de jongen, ‘dus wat voor magie dit ook in stand houdt, we zullen wel een manier vinden om het te doorbreken. Dan zien we je ware gezicht.’
‘Ik ben niets!’ hield Cameron standvastig vol. ‘God, ik kan dit echt niet meer aan.’ Hij was klaar met deze situatie, klaar met de beelden die keer op keer maar voor zijn ogen verschenen en nooit leken te stoppen. Waar hij normaal nog de controle had gehad, was hij die nu volledig verloren. Hij kon zichzelf niet dwingen om wakker te worden, of om uit de situatie weg te lopen. Hij zat vast in zijn eigen, helse nachtmerrie.
Wat als dit voor altijd zo zou zijn?
De jongen zette een stap dichterbij en zette nog meer kracht achter het zwaard, waardoor een tweede snee niet meer te vermijden was. ‘Daag me niet uit.’
Amarynthia
Internationale ster



‘Owen.’ In tegenstelling van de stem van Yara eerder, was Moon haar stem kalm en strak. De jongen in de stoel had net evengoed het bloed onder haar nagels gehaald. Haar vragen en woorden leken niet tot hem door te dringen en dat was zacht gezegd frustrerend. Maar de harde aanpak leek niet te werken voor de jongen. De pijnervaring leek geen verandering te brengen in zijn standpunten. Langzamerhand begon ze in te zien dat de jongen niet tegen hen loog. Hij leek oprecht geen grip te hebben op de situatie. 
De zoon van Ares negeerde haar waarschuwing en prentte zijn zwaard nog iets dieper in de huid van Cameron. ‘Ik ben niet van plan om me te laten misleiden. Het is een grote truc.’ 
Moon legde een hand op zijn schouder. ‘Laat het los, Owen. Laatste waarschuwing.’ Haar blik was indringend, ondanks dat hij met zijn rug naar haar toe stond. Zijn spieren stonden gespannen, zichzelf duidelijk verzettend tegen zijn instincten. De kinderen van de oorlogsgod stonden erom bekend dat ze impulsief waren en problemen met hun vuisten oplosten. Ondanks zijn geërfde genen was Owen gehoorzaam. Hij wist zijn plaats in deze queeste. Hij wist de gevolgen van ongehoorzaamheden. Zeker als het geen gegronde reden had. Met een diepe, geërgerde zucht liet hij zijn zwaard zakken. Een klein straaltje bloed sijpelde omlaag over Camerons sleutelbeen. Owen draaide zich naar Moon toe, met een blik die op onweer stond. ‘Als dit fout afloopt, kleeft het bloed aan jouw handen.’ 
Met een kort knikje beantwoordde ze zijn argument. Alles wat gebeurde tijdens de missie was haar verantwoordelijkheid. Ze richtte haar aandacht opnieuw op de vreemdeling, deze keer met meer sympathie. De boze blik in zijn ogen ging gepaard met iets wat ze niet helemaal kon plaatsen. Angst, onbegrip of toch wanhoop? 
De blik van Moon verzachtte. ‘Cameron,’ begon ze. ‘Het is tijd dat wij onszelf voorstellen. Onze temperamentvolle vriend hier, is Owen. Zoon van Ares, de oorlogsgod. Dit sympathieke meisje hier, die het voor je opgenomen heeft, is Yara. Dochter van Athena, godin van strategie en wijsheid. En ik, ik ben Moon. Dochter van Artemis, godin van de jacht en de maan.’ 
Er verscheen een onbegripvolle frons op zijn gezicht. Ze vroeg zich af of hij zich afvroeg wat de woorden betekende, of dat hij probeerde uit te vogelen wat voor fantasierijke scenario’s zijn brein nu weer bedacht hadden. 
‘Heb je ooit eerder van deze namen gehoord?’ 
Hij liet zijn hoofd zakken. Waar hij eerder nog had gelachen om de situatie, was de lol nu duidelijk verdwenen. ‘Dit slaat nergens op.’ 
‘De Griekse mythologie. Er zijn maar weinig mensen die erin geloven, maar de Griekse goden bestaan. Wij zijn het nalatenschap van onze goden. Halfgoden. Met zowel een god als een sterveling als ouder. En we zijn niet alleen. Er zijn veel meer halfgoden en ieder van ons wordt getraind in een speciaal kamp, beveiligd van de kwaadaardige monsters die hier ronddwalen.’ 
‘De geur van een halfgod trekt monsters aan,’ voegde Yara toe. ‘Dat is waardoor halfgoden vaak op jonge leeftijd al gevonden worden. Dat, en hun dyslexie. De letters lijken voor onze ogen te dansen, maar eigenlijk zijn onze hersenen continu bezig om Grieks te vertalen.’ 
Cameron leek de informatie in elkaar te puzzelen. Moon kon zich vergissen, maar het leek erop alsof hij zich kon herkennen in hun verhaal. Enigszins tenminste. Zou het dan toch zo zijn? 
‘En er is een reden waarom anderen de monsters niet zien,’ begon Moon. Ze wierp een blik op Yara, die de mythe over de mist veel beter onder woorden kon brengen dan zijzelf. 
‘De mist. We hebben het er net al over gehad. De mist, gecreëerd door Hecate, zorgt ervoor dat bovennatuurlijke gebeurtenissen vervangen worden voor meer begrijpelijke situaties. Monsters, titanen en andere bijzondere gebeurtenissen zijn niet zichtbaar voor stervelingen. De situatie ziet er anders uit voor deze mensen, maar ook herinneringen kunnen beïnvloed worden door de mist. Dit is waarom verder niemand anders opkeek tijdens het gevecht in het park. Dat is waarom jij opviel in het park net, omdat ik zag dat jij óns zag.’ 
Moon negeerde Owen die onrustig aan het ijsberen was achter hen. Ze zette een stap dichterbij Cameron. Ze bestudeerde de jongen, analyseerde de manier waarop hij het verhaal verwerkte. Onbegrip zorgde voor ironie en woede. Zijn eerdere reacties konden hierdoor verklaard worden. Het bleef een raadsel hoe hij nooit aangevallen was, hoe hij al die tijd onontdekt bleef. Ze moesten nu inschatten of hij een gevaar zou zijn. 
‘Cameron. Ik wil je meebrengen naar kamp Halfbloed. Onze thuisplek. Daar kunnen we laten zien dat alles echt is, dat het geen hersenspinsel is en dat wij de waarheid spreken.’
Vol ongeloof kwam Owen naar haar toelopen. ‘Ben je gestoord?!’ 
Zelfs Yara leek te twijfelen aan haar plan. Gelukkig was de dochter van Athena slim genoeg om haar haar twijfels verbaal te uiten. 
Moon negeerde proces van haar reisgenoten en hield haar blik strak op Cameron gericht, zijn reactie afwachtend. 
Demish
Internationale ster



Dochters van Athene en Artemis, een zoon van Ares. Griekse mythologie, monsters, een kamp genaamd halfbloed, een mytische mist en dyslexie. De woorden waren moeilijk te bevatten. Bestond er een kans dat dit echt was? Dat de drie voor hem geen hersenspinsels waren en dat ze daadwerkelijk waren wie ze beweerden te zijn? Hij had gekkere dingen gehoord in zijn leven, of gezien. Moest hij het een kans geven? Of zouden ze verdwijnen op het moment dat hij toe zou geven aan wat zijn hersenen hem voorschotelden?
‘Áls dit echt is,’ sprak Cameron met zijn kaken op elkaar, ‘wat maakt dan dat je denkt dat ik me vrijwillig mee laat voeren door drie halfmensen?’
‘Haldgoden,’ corrigeerde het meisje hem, degene die voor was gesteld als Yara. Op dit moment was ze zijn favoriete persoon in de ruimte. ‘Ik snap dat dit moeilijk te verwerken is. Als kind neem je zoiets veel sneller aan, ben je juist blij dat er een plek is voor mensen zoals jij. Als volwassene… Jij hebt je vast zo weten aan te passen aan de maatschappij om je heen dat je een leven hebt weten op te bouwen.’
Een leven had hij zeker, maar hij wilde niet in gesprek gaan over de specifieke details.
‘Jullie hebben me bewusteloos geslagen en vastgebonden.’ Hij wierp een blik op de touwen rond zijn lichaam. ‘Dat is niet echt een goede eerste indruk.’
‘Je kan nog steeds een monster zijn,’ mengde Owen zich in het gesprek. ‘We nemen het zekere voor het onzekere.’
Cameron fronste en nam de jongen in zich op. ‘Jij hebt echt problemen.’ Dat die woorden vanuit hem kwamen, zei een hoop.
Owen schoot naar voren en Cameron bereidde zich voor op nog een klap, maar zowel Yara als Moon trokken hem naar achteren om hem tegen te houden. Als hij nog steeds overtuigd zou zijn dat dit alles bestond uit een hallucinatie, was het bijna komisch geweest.
‘We zullen je handen geboeid houden tijdens het reizen,’ zei Moon strak. Waarom verbaasde hem dat niet?
Hij overwoog zijn opties. Hij kon nu met ze instemmen en accepteren dat dit wel degelijk de realiteit was, maar dat maakte het warrige gevoel in zijn hoofd niet beter. Eerder erger. Hij kon hier blijven zitten en protesteren, maar dat zou hem uiteindelijk nog een grote wond opleveren en wie weet zouden ze hem wel onder dwang meenemen naar de plek waar Moon over had gesproken. Hij kon geen kant op.
‘Goed,’ besloot hij uiteindelijk, ‘maar ik heb voorwaarden.’
‘Je bent niet in de positie om voorwaarden te stellen,’ siste Owen, maar Moon hield haar hand op. ‘Laat hem uitpraten, Owen.’
Misschien was Moon toch niet zo erg als dat hij voorheen had gedacht. Toch bleef zijn voorkeur nog steeds bij Yara. Cameron rechtte zijn rug, voor zover het mogelijk was. ‘Drie dagen, maximaal. En als ik eerder weg wil, dan brengt één van jullie me weer terug.’ Hij wilde nergens vast zitten tegen zijn wil. Zijn blik gleed naar Owen. ‘Het liefst niet door iemand die me ieder moment aan kan vliegen.’
‘Fair,’ zei Moon. 
‘Waar zijn mijn spullen?’ vroeg hij, terwijl hij de kamer bestudeerde. Hij zag zijn tas in de hoek staan. Yara liep er al naar toe en bracht hem naar hem toe. 
‘Alles zit er nog in. Wat heb je nodig?’
‘Mijn telefoon. Als ik me laat meeslepen door jullie, dan moet ik wel aan iemand laten weten dat ik een paar dagen weg ben.’ Hij kon nog steeds niet geloven dat hij hier mee had ingestemd, maar welke keuze had hij anders? Hij was niet overtuigd dat de drie hem vrijwillig zouden laten gaan en zouden doen alsof ze nooit elkaars paden waren gekruist.
‘Eén telefoontje,’ zei Moon en ze haalde zijn smartphone uit de tas. Ze bekeek het scherm met een opgetrokken wenkbrauw. ‘Wie is Olivia?’
‘Degene die ik moet bellen,’ mompelde hij. Hij zag het niet zitten om zijn ouders te bellen. Oliva was een veiligere optie, ook al zou ze hem nog steeds kwalijk nemen dat hij haar de afgelopen nacht had gebeld voor seks.
Yara nam de telefoon over van Moon en opende zijn telefoon, waarna ze het juiste nummer opzocht. Ze startte de oproep en zette het apparaat op speaker. Het scherm lichtte groen op toen de oproep werd beantwoord.
‘Cam! Ik zweer het je, als je me weer belt om-’
‘Nee, zo is het niet,’ onderbrak hij Olivia. Hij negeerde de vragende blikken van de drie om hem heen. ‘Ik wilde je alleen laten weten dat ik een paar dagen de stad uit ga.’
‘Wat? Waar ga je naar toe?’ Ze klonk argwanend. Hij kon het haar niet kwalijk nemen.
‘Gewoon, weg. Ik heb waarschijnlijk geen bereik, dus niet gek opkijken als ik niet reageer.’
Nog voordat Olivia kon antwoorden, drukte Yara het gesprek weg. Cameron zijn gezicht betrok. Misschien had hij haar toch onderschat.  De telefoon lichtte meteen weer op in haar handen, maar ze zette hem met een simpele beweging uit en legde hem weer terug in de tas.
Amarynthia
Internationale ster



Was dit de sprong in het diepe die ze had moeten maken? Zo ja, dan was het resultaat behoorlijk teleurstellend. 
Het was een reis van drie dagen naar het kamp. Vier als het tegenzat. Ondertussen zaten ze nu op dag vijf. Hoewel het einde in zicht was, was het geduld van Moon ook langzamerhand op aan het raken. Hun nieuwe reisgenoot was zacht gezegd vermoeiend. Zijn twijfels over de waarheid kon ze begrijpen. Ondanks dat ze hem al tien keer had verzekerd dat ze de waarheid spraken, dat hij een halfgod was en dat hij niet gek was, vond ze het niet erg. Ergens had ze sympathie voor de jongen. Hij had zich een buitenstaander gevoeld, net als zij. 
Het waren zijn gevatte opmerkingen. De manier waarop hij continu aan het treuzelen was, omdat hij zich nog steeds niet leek over te geven aan de waarheid. Ze wist dat ze hem dat laatste niet kwalijk kon nemen. Toch deed ze het wel. 
Maar, vandaag was het anders. Al sinds ze hem wakker hadden gemaakt, leek hij afwezig. Gister had ze over hem heen gehangen toen ze hem wakker schudde, waarna hij met een grijns zei: “wil je me zo graag in de ogen kijken?” En dat was niet de enige schuine opmerking die hij gemaakt had. Toen ze hem commandeerde, had hij beweerd dat hij het waardeerde als vrouwen de leiding namen. Zijn opgetrokken wenkbrauw en schuine grijns hadden duidelijk gesuggereerd op welk gebied hij dat bedoelde. Maar vandaag was hij stil. Hij reageerde enkel met het broodnodige, rolde af en toe met zijn ogen, maar zijn mond bleef gesnoerd. 
Zelfs Owen leek het te missen. De twee zaten elkaar continu uit te dagen. Ze leken er een competitie van te maken wie de ander het beste kon kleineren. Dat was een van de redenen waarom de reis zo vermoeiend was. Vandaag had Owen meerdere keren geprobeerd Cameron uit zijn tent te lokken, zonder succes. Als hij geluk had rolde Cameron een keer met zijn ogen. 
Cameron had een paar flirterige opmerkingen naar haar gemaakt, al was dat meer gewoonte dan serieus, leek het. Het was Yara die zijn aandacht leek te trekken. De wijze, mysterieuze Athena-dochter. Wellicht was het omdat zij hem niet belaagd had met een wapen. Hij leek comfort te zoeken bij haar stilte en had de hele dag al naast haar gelopen. Andere dagen had hij geprobeerd om korte gesprekken te voeren, maar Yara had er weinig op toegehapt. Vandaag was het gebrek aan conversatie iets wat hij leek te waarderen. 
Hij was nerveus. 
Veel halfgoden waren zenuwachtig als ze naar kamp halfbloed gebracht werden. Dat betrof kinderen, hoogstens een puber. Cameron daarentegen was een volwassen man, al gedroeg hij zich soms niet zo. Het moest een gekke realisatie zijn dat je complete leven slechts een halve waarheid kende. Altijd had hij gedacht dat hij een geestelijke stoornis had. Mensen hadden hem behandeld alsof hij minderwaardig was, terwijl hij in werkelijkheid superieur te noemen was. Hij was het die hen kon beschermen, hij was afkomstig van een god. 
Het was moeilijk voor Moon om zich voor te stellen hoe die realisatie moest aanvoelen. Zij was als baby in het kamp geplaatst, als schande. Het was misschien een minder eervolle achtergrond, maar ze had in elk geval haar afkomst geweten. 
Met een zachte zucht zette ze wat grotere stappen om naast Cameron te eindigen. Ze kruiste een blik met Yara, die haar hint direct begreep en haar tempo versnelde om het tweetal alleen te laten. 
‘We zijn er bijna,’ melde Moon. 
Geen reactie. 
‘Ik kan me voorstellen dat het allemaal een beetje onwerkelijk is voor je. Zeker straks. Het kamp is fantastisch, maar niet te vergelijken met de Amerikaanse cultuur.’ Stilte… Moon kwam tot stilstand en pakte Camerons arm vast om hem ook tot stilstand te brengen. Ze ving zijn blik, bijna emotieloos? Nee. Ze was ervan verzekerd dat er veel in zijn hoofd omging. Hij was enkel heel goed in het verbergen van zijn emoties. 
‘Ik wil alleen zeggen dat het oké is om zenu-‘ 
‘Ik ben niet zenuwachtig,’ wierp hij tegen. Hij zuchtte. Alsof de woorden schreeuwen om uitgesproken te worden, maar zij niet de persoon was bij hij zijn hart kon luchten. Niet onbegrijpelijk, gezien de eerste indruk die ze had willen achterlaten. 
Ietwat ongemakkelijk stak Moon haar handen in de jaszakken van haar leren jas. ‘Ik weet het. Ik ben niet je favoriete reisgenoot. En dat hoeft ook niet. Maar ik heb wel meer van je gezien de afgelopen dagen, en ik wil alleen zeggen…’ Moon zuchtte en schuifelde wat op haar voeten. ‘Ik geloof erin dat dit je nieuwe thuis kan zijn.’ Ze koos bewust voor het thuis-woord. Niet alleen kon dit zijn nieuwe huis worden. Moon geloofde oprecht dat dit de plek was waar hij zichzelf kon leren zijn, waar hij mensen leerde kennen die hem accepteerde voor wie hij was en die hem aanmoedigden. Zij niet, misschien. Maar er waren genoeg halfgoden die het goed met hem zouden kunnen vinden. 
De opmerking die volgde was niet bijdehand, maar beladen met emotie. En met die woorden, liet hij Moon daar staan. ‘Dan heb jij er meer vertrouwen in dan ik.’ 
Demish
Internationale ster



Cameron had gelogen.
Hij was wél zenuwachtig.
Zenuwachtig, omdat hij al vijf dagen reisde met drie mensen die beweerden afstammelingen te zijn van Griekse goden. Zenuwachtig, omdat hij na vijf dagen wel aan zichzelf toe moest geven dat dit niet langer een voorstelling was die zijn hersenen voor hem hadden gecreëerd. Dit was de realiteit. Dat was hetgeen wat de zenuwen nog erger maakte: hij wist niet in wat voor een val hij zou lopen.
Zijn handen waren nog steeds samen gebonden, hij was moe van de lange wandelingen en blaren hadden zich gevormd op zijn enkels. Hij wilde douchen, in bed liggen en hij verlangde naar een sigaret of een glas alcohol. Alles om te ontsnappen aan hetgeen wat er zou gaan gebeuren.
Moon had hem geprobeerd gerust te stellen. Ze had het waanidee dat die plek, dat kamp, zijn nieuwe thuis kon worden. Hij zag niet in hoe. Hij had een thuis. Hij had een leven. Was het een leven dat hem gelukkig maakte? Nee, maar het was wel zijn leven en hij wist niet of hij er klaar voor was om het volledig om te gooien.
Daarnaast, niemand wilde hem ook maar iets vertellen over dat verdomde kamp. Hoe kon Moon dan van hem verwachten dat hij met datzelfde optimisme naar die plek keek?
Hij had Moon achter gelaten, maar had zijn pas weer vertraagd toen hij had gemerkt dat hij dicht bij Owen in de buurt liep. De eerste paar dagen had Cameron de opmerkingen van de jongen nog kunnen verdragen, maar zijn geduld en tolerantie waren op en het leek hem beter als hij zijn mond zou houden totdat ze zouden arriveren op hun bestemming.
‘De ingang ligt achter deze heuvel,’ geschrokken zette hij een stap opzij. Hij had niet gemerkt dat Yara hem in had gehaald. Hij had gedacht dat, na vijf dagen naast haar te hebben gelopen, hij haar manier van bewegen en lichte voetstappen wel zou herkennen. Niet dus.
Zodra ze de heuvel op klommen, verwachtte Cameron een grandioos kamp te zien, met blokhutten en watervallen en bossen waar mensen in klauterden. Het enige wat hij echter zag, was een eenzame, stenen boog.
‘Dat is de ingang?’ vroeg hij cynisch. ‘Niet echt aantrekkelijk, of wel?’
‘Dat is het punt,’ antwoordde Yara, terwijl ze met z’n vieren dichterbij kwamen. Ze wees naar de letters die in de stenen boog waren gegraveerd. ‘Kun je dat lezen?’
‘Ik heb dyslexie, maar ik ben niet dom,’ mompelde Cameron, alles behalve enthousiast dat hij gedwongen werd om iets op te lezen. Hij wierp een blik omhoog, klaar om te ontcijferen wat er stond, maar tot zijn verbazing spelden de letters zonder moeite: Kamp Halbloed.
Het was nooit zo makkelijk.
‘En?’ drong Owen aan. ‘Of is dit waar je door de mand valt? Monsters kunnen niet lezen.’
‘Er staat Kamp Haldbloed,’ beet Cameron de jongen toe.
‘Zie je,’ zei Yara triomfantelijk. ‘Hij kan nog steeds één van ons zijn. Het was een goed idee van Moon om hem hier mee naar toe te nemen. Ik denk dat Chiron en meneer D. hem kunnen helpen.’
‘Wie?’ Hij had al een paar dagen doorgebracht met deze gekken en hij wist niet of hij er nog meer zou kunnen verdragen.
‘Meneer D. is de leider van het kamp,’ legde Moon uit. ‘Chiron verzorgt de activiteiten.’
Activiteiten. Cameron drukte zijn lippen op elkaar. De enige kamp-activiteiten die hij kon bedenken waren het roosteren van marshmallows boven het vuur, liedjes zingen en spookverhalen vertellen. Geen van die activiteiten klonk perse goed in zijn oren. In ieder geval niet als de mensen waarmee hij dat zou doen, leken op de drie om hem heen.
‘Ik zal ze alvast op de hoogte stellen.’ Yara liep langs hem heen door de poort en haar lichaam verdween in de omgeving. Het ene moment was ze er nog geweest, het andere moment was ze nergens te bekennen. Was dit dan toch het punt waarop zijn hallucinaties hem besloten met rust te laten?
Owen liep naar hem toe en greep hem stevig vast bij de arm. Cameron wierp hem een geërgerde blik toe. ‘Is dat nou echt nodig?’ 
‘We weten nog steeds niet wát we precies meenemen het kamp in,’ zei Owen. Als blikken konden doden, dan was Cameron al vergaan tot as door het vuur wat brandde in Owen zijn ogen. ‘Ik neem het zekere voor het onzekere.’
Cameron zocht naar Moon, hopend dat ze hem te hulp zou kunnen schieten en Owen zou vertellen dat hij hem los moest laten. Moon was de enige naar wie hij leek te luisteren. Jammer genoeg haalde ze verontschuldigend haar schouders op. ‘Het is maar voor even, totdat je binnen bent.’
Zuchtend wierp hij een blik op de hemel boven hem. Als de Griekse goden echt waren en hij op één of andere vreemde manier een afstammeling was van één van hen, dan hadden ze dit alles wel beter mogen organiseren.
Owen gaf hem een duw in de richting van de poort. Cameron kon niet anders dan meebewegen. Hij kneep zijn ogen dicht toen ze onder de poort door stapten met z’n drieën, bang dat er iets zou gebeuren waar ze hem niet voor hadden gewaarschuwd.
Zoute zeelucht, gecombineerd met kampvuren en bossen dwongen bij hem binnen. Geschreeuw en gelach klonken om hem heen en toen hij zijn ogen opende, zag hij het kamp wat hij in eerste instantie had verwacht te zien. Hij draaide zich om. Aan de andere kant van de poort zag hij de omgeving waar ze zojuist hadden gestaan. 
Zelfs zijn hersenen konden dit niet bedenken.
‘Welkom op Kamp Halfbloed, Cameron,’ zei Moon en ze gebaarde naar de omgeving. Het was groots, groen en verderop zag hij de zee. Zijn volwassen brein protesteerde tegen het woord, maar hij kon het niet anders omschrijven.
Het was magisch. 
Amarynthia
Internationale ster



Een onwennig gevoel van trots viel over haar heen. De poort stond gepositioneerd bij het bewoonde gebied van het kamp. Direct was de Griekse architectuur te herkennen in de gebouwen. De hoofdgebouwen werden gekenmerkt door wit steen en sierlijke pilaren voor de ingang. Een fontein diende als een plezierige verwelkoming. Achter de algemene hoofdgebouwen, zoals de smederij, de bibliotheek en het arsenaal, waren meer open velden te zien. Verschillende kampleden waren te onderscheiden in de verte. Sommigen waren aan het sparren, anderen zaten rustig te lezen of met elkaar te praten. 
De leeftijden varieerden zichtbaar. Kinderen, maar eveneens (jong)volwassenen. De volwassenen waren schaarser; zij wilden een leven opbouwen buiten het kamp. Met alle training die ze op hadden gedaan in het kamp riskeerden zij het om buiten het kamp een leven op te zetten. Sommige volwassenen hadden het hier naar hun zin en bleven hangen om de jongeren te helpen, of gingen op queeste. 
Het kamp had nog zoveel meer te bieden wat vanaf deze plek niet zichtbaar was. Het kamp had altijd een gevoel van tweestrijd opgeleverd bij Moon. Ze hield van de omgeving, de activiteiten, de natuur. Tegelijkertijd had ze zich altijd een buitenstaander gevoeld; ze had hier nooit mogen zijn, en dat was en gevoel waar ze elke keer mee geconfronteerd werd als ze haar slaaphut binnentrad. 
Nieuwsgierig bestudeerde ze de reactie van Cameron. Het was moeilijk zijn gezicht af te lezen, maar zijn sprakeloosheid maakte meer duidelijk dan woorden zouden kunnen. Zijn lippen waren iets van elkaar gezakt en zijn ogen gleden over het kamp. Als hij nog steeds geloofde dat het een hallucinatie was, dan waardeerde ze zijn creativiteit en inspiratie. 
‘Dit is het hoofdplein,’ zei Moon. Ze wierp Owen een blik toe, die met tegenzin de nieuweling losliet. Het was duidelijk dat hij hem niet vertrouwde. Het was een goede eigenschap om voorzichtig te zijn, maar ze moesten Cameron ook wat vrijheid geven als ze wilden dat hij zich hier ooit thuis zou voelen. 
Cameron had nog geen woord uitgesproken en zette enkele stappen vooruit. Hij kwam tot stilstand bij de fontein en liet zijn vingers over de stenen rand glijden. Moon wenkte naar Owen dat hij hen met rust moest laten. Aarzelend ging ze naast hem staan en keek ze naar de weerspiegeling in het water. ‘Er komt ineens veel op je af zo, hè?’ Haar woorden leken een mislukte poging tot geruststelling. ‘Er is niet eerder iemand op deze leeftijd naar het kamp gebracht, maar er zijn genoeg mensen die ook in jouw schoenen hebben gestaan. Ik kan me voorstellen dat je er niet op zit te wachten, maar als je er behoefte aan hebt kan ik je aan wat mensen voorstellen die in dezelfde situatie zaten. Die ook op late leeftijd in contact zijn gekomen met het kamp bedoel ik.’ 
Na een aantal stille secondes schraapte Cameron zijn keel. ‘Hoe oud was jij toen je naar het kamp kwam?’ 
Moon was te jong geweest om het zich te herinneren, maar Chiron was de persoon geweest die haar had gevonden. Ze had al op jonge leeftijd doorgehad dat het niet normaal was om als baby rond te lopen op het kamp en al op achtjarige leeftijd had ze de centaur om verduidelijking gevraagd. 
‘Mijn moeder heeft me na mijn geboorte achtergelaten hier, een eindje verderop, buiten het kamp.’ Meer woorden kon ze er niet aan kwijt, wilde ze er niet aan kwijt. 
Een flauwe, ongemeende glimlach verscheen op zijn gezicht. ‘Precies het tegenovergestelde van mijn situatie dus.’ Die conclusie kwam pijnlijk hard aan. Het was een gek idee dat Cameron en zij twee tegengestelden waren van elkaar. Hij had nooit geweten wie hij was, zij vanaf het begin van haar leven. Toch betwijfelde Moon wat ze prefereerde. 
Er hing een gespannen sfeer en dat was iets wat Moon niet waardeerde. Dat was niet de indruk die ze wilde achterlaten en dus herpakte ze haarzelf. Een grijns verscheen op haar gezicht terwijl ze hem een speelse stoot gaf tegen zijn bovenarm. ‘Exact. Dus als er iemand is die het kamp goed kent, dan ben ik het wel.’
Cameron leek haar poging te waarderen. Hij wierp haar een veelbelovende blik toe. ‘Dus jij weet bij wie ik moet zijn als ik wat ontspannende middelen nodig heb?’ 
Die opmerking had ze niet verwacht, maar ze probeerde haar verbazing te verdoezelen. ‘Oh, absoluut. Heb je ooit mythische paddo’s gebruikt? Geruchten gaan dat mensen er nooit meer hetzelfde uitkomen.’ 
‘Dat klinkt als iets wat ik wel kan gebruiken.’ 
‘Waarom denk je dat ik je ervan op de hoogte breng?’ 
‘Je maakt een grapje, toch?’ vroeg Cameron, quasi-beledigd. 
‘Sowieso. Dacht je echt dat er magische paddestoelen bestaan?’ 
Dat was de eerste keer die dag dat ze hem oprecht zag lachen, en het idee dat zij dat voor elkaar had gekregen, deed haar goed.
In de verte hoorde ze de hoeven van Chiron kletteren op het steen. Ze wierp nog gauw een blik op de jongen naast haar. ‘Later vandaag zal ik je een rondleiding geven, maar eerst is het tijd dat je onze activiteitenleider leert ontmoeten,’ zei Moon, terwijl ze gebaarde naar de centaur die aan kwam draven. ‘Dit is Chiron.’  
Demish
Internationale ster



Zijn eerste reactie was om zich om te draaien en weg te rennen van het naderende dier. Alleen was het geen dier. Het was deels paard en deels mens. De vacht van het paard was wit, maar de man had donkerbruine krullen en een lange baard. In zijn hand had hij een boog en Cameron zag dat hij ook pijlen met zich meedroeg.
Wat was dit voor een kamp?
‘Chiron,’ begroette Moon de man, of paard, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Onbewust zette Cameron een stap naar achteren, maar Moon legde haar hand op zijn rug en duwde hem weer naar voren. ‘Dit is Cameron. We vonden hem op onze queste en besloten hem mee te nemen.’
Hij praatte veel liever over potentiële, mythische paddenstoelen dan dat hij praatte met een mythisch wezen. Een centaur, besefte hij zich nu. Hij herinnerde zich de naam uit een film die hij ooit gekeken had.
‘Dus dit is de sprong in het diepe waar het Orakel naar refereerde?’ De centaur bekeek Cameron van top tot teen en zijn donkere ogen bleven zo lang op hem hangen dat hij zich er ongemakkelijk bij voelde. Hij vroeg zich af welke sprong in het diepe hij bedoelde, en wat het Orakel precies was, maar hij had het gevoel dat hij daar nu geen antwoord op zou krijgen. De afgelopen dagen hadden ze al zo min mogelijk losgelaten over het kamp, wat ze precies in zijn woonplaats hadden gedaan en wat ze precies dachten dat hij was.
‘Yara zag hem in het park toen we tegen de Chimera vochten,’ legde Moon uit. ‘Ze had meteen door dat hij ons kon zien en het monster ook.’
De centaur fronste. Weer viel zijn blik op Cameron. ‘Hoe bijzonder. Zeg eens, jongen, is dat je vaker overkomen? Het zien van monsters?’
Cameron wilde antwoorden dat hij er nu ook naar één keek, maar hij twijfelde of dat wel het juiste antwoord zou zijn. De centaur torende ver boven hem uit en ondanks dat zijn boog naast zijn lichaam hing, wist Cameron niet zeker of het wapen ook daar zou blijven.
‘De meeste dagen,’ antwoordde hij onverschillig. Hij wendde zijn blik af van de centaur. 
‘En dit is de eerste keer in je hele leven dat je op ons kamp bent? Of van het kamp hebt gehoord?’ vroeg Chiron door. Cameron snoof. Als hij al eerder op een kamp was geweest dat rook naar de zoete geur van aardbeien, oude, Griekse bouwen bevatte en waar het normaal leek te zijn om te praten met een half-mens-half-paard, dan had hij dat wel onthouden. 
‘Vanzelfsprekend.’
Chiron wisselde een blik uit met Moon. ‘Wellicht is het beter als we dit gesprek voortzetten in mijn kantoor. Volg mij.’
Het verbaasde hem hoe snel Chiron zich omdraaide en vooruit galoppeerde. Moon gebaarde met haar hoofd dat hij haar moest volgen. Ondanks dat hij niet wist wat er zou gebeuren, was hij blij dat ze met hem mee zou gaan. Moon zou ongetwijfeld het verhaal kunnen vertellen en hij zou het zo nu en dan kunnen bevestigen. En misschien zou Chiron kunnen verklaren wat er precies aan de hand was.
Terwijl ze Chiron volgden naar zijn kantoor kwamen ze steeds meer kampers tegen. De meesten staken hun hand op naar Moon en groetten haar, maar vielen stil toen ze hem zagen. Sommigen fluisterden naar elkaar. Hij had het gevoel dat hij in een gat vol slangen was gegooid en dat ze langzaam om zijn voeten cirkelden.
Chiron liet hen binnen in zijn kantoor. Het eerste wat Cameron zag, was een grote kast vol met oude platen en cd’s. Nieuwsgierig liep hij er naar toe. De rest van het kantoor was ingericht zoals hij dat verwachtte van een oude man. Veel donker hout, knusse tapijten en een luie stoel. Al was die vast decoratief.
‘Mag ik?’ Cameron gebaarde naar één van de platen en toen de centaur knikte, pakte hij één van de hoezen uit de kast. Hij veegde het stof er vanaf en bekeek de voorkant, maar al snel draaide hij de plaat om en liet hij zijn ogen over de lijst met nummers glijden.
‘Hebben Moon en haar reisgenoten je verteld op wat voor een plek we zijn?’ vroeg Chiron. Uit het niets toverde hij een blikje met cola light tevoorschijn, maar Cameron was te gefocust op de muziek om daar aandacht aan te besteden.
‘Een kamp voor kinderen van de Griekse goden,’ mompelde Cameron aanwezig. Hij hield de plaat omhoog. ‘Is dit de eerste editie?’
‘De meesten,’ Chiron gebaarde kort naar de kast gevuld met platen. ‘Weet je wat het betekent dat je dit kamp kan betreden, Cameron?’
‘Dat ik een hele levendige fantasie heb,’ gaf hij als antwoord, maar hij voelde de lichte ogen van Moon op hem brandden. Hij zuchtte en zette de plaat weer terug in de kast. Hij draaide zich om naar de centaur. Moon had plaatsgenomen op de rand van het bureau en keek hem recht in zijn ogen aan.
Cameron zuchtte. ‘Dat ik dat ook ben?’ Dat klonk haast nog vreemder dan toegeven dat hij het al die tijd had verzonnen.
‘Waarschijnlijk,’ beaamde Chiron. ‘Maar normaal gesproken weten we halfgoden altijd op tijd op te sporen. Vaak nog voordat ze de puberteit bereiken. Jij bent, zoals je zelf weet, volwassen. Dus de vraag rest ons: hoe kan het dat we nooit op de hoogte waren van je?’
De centaur keek hem aan alsof hij verwachtte dat Cameron het antwoord wist.  Hij wreef in zijn ogen. Het kantoor van Chiron maakte hem slaperig, of misschien waren het wel de vragen die hem werden gesteld.
‘Hij heeft me verteld dat de monsters hem nooit aanvielen. Alsof hij niet bestond voor ze.’ Moon veerde overeind van het bureau. ‘Misschien dat de saters hem daardoor ook nooit hebben gevonden?’
Amarynthia
Internationale ster



Zijn onbekende bestaan wekte haar nieuwsgierigheid. Al vanaf het begin probeerde ze uit te vogelen wat er met deze jongeman aan de hand was. Moon had gemerkt aan Yara dat ze verschillende theorieën had bedacht voor het bestaan van de jongeman. Geen van hen passend bij de situatie. Het verbaasde Moon dat zijzelf ook zo betrokken was bij hem. Misschien omdat ze nu niet meer de enige buitenstaander was. 
Sinds hij de poort was binnengelopen, wist ze vrijwel zeker dat hij een van hen moest zijn. In gedachten plaatste ze hem bij de verschillende goden. Soms was het een onderlinge wedstrijd tussen de kampleden. Bij elke nieuweling maakten ze een soort poule waarin ze voorspelden wie de ouder was van de halfgod. Het was een gewoonte geworden. Daarnaast bepaalde je goddelijke ouder een deel van je persoonlijkheid. Dat was iets waar Moon altijd haar twijfels over had uitgesproken, omdat ze niet wilde geloven dat ze op haar moeder leek. Toch kon ze niet ontkennen dat haar passie voor boogschieten wel erg voorspelbaar was met de godin van de jacht als moeder. 
‘Misschien,’ zei Chiron bedenkelijk. Met zijn hand streek hij over zijn baard, terwijl hij Cameron bestudeerde. ‘Is je verder nog nooit wat opgevallen, Cameron?’ 
De jongen leek de inrichting van het kantoor interessanter te vinden dan het gesprek dat ze voerden. Geïntrigeerd liep hij langs de kast. ‘Niet echt. Iedereen beweerde altijd dat ik gek was.’
Inclusief hijzelf.
‘Hoe oud was je toen je besefte dat het niet normaal was dat je monsters zag?’ 
In gedachten verzonken liep Cameron naar een van de ramen. Hoewel hij niet enthousiast leek over de situatie, leek het kamp wel zijn interesse te wekken. Zou hij zich hier ooit thuis kunnen voelen? ‘Ik zag als kind al monsters. In het begin was ik bang voor ze, maar ze deden me nooit wat. Mijn ouders wisten daardoor op jonge leeftijd al dat ik dingen zag die er niet waren.’ 
‘Dus stuurden ze je naar therapie.’
‘Therapie, medicatie, weet ik het. Niks hielp.’ 
Daarom geloofde hij zo hardnekkig dat dit alles niet echt was. Al van jongs af aan werd hem verteld dat hij niet normaal was. Ze vroeg zich af hoeveel onnodige medicatie die jongen had moeten slikken, en hoeveel bijkomende problemen dat met zich mee had gebracht. 
‘Dat moet best eenzaam geweest zijn,’ zei Chiron. Een mislukte poging om Cameron op zijn gemak te stellen. 
Cameron draaide zich om en haalde zijn schouders op. Ze wisten allemaal dat dat een leugen was. Hoe stoer hij zich ook voordeed, het moest niet makkelijk zijn om te weten dat je anders was dan iedereen die je kende. 
‘Hoe zit het met je ouders?’ vroeg Chiron. 
Cameron zuchtte. Zijn frustratie was niet onredelijk, het leek net een ondervraging. Toch waren het vragen dat een antwoord vereisten. ‘Ik heb mijn echte ouders nooit gekend. Als kind heb ik bij verschillende familie gewoond, maar dat ging niet goed. Ik denk dat ik een jaar of vijf was toen ik bij mijn huidige familie terecht kwam.’ Hij leunde tegen de muur, met zijn armen over elkaar geslagen. ‘En, vertrouwen jullie me al of word ik straks alsnog geketend?’ 
‘Niemand zal je vastketenen,’ zei Moon. Ze besloot dat het onnodig was om te vermelden dat ze inderdaad een cel hadden waar mensen vastgeketend konden worden. 
‘Je hebt gelijk, Cameron. Vergeef me dat ik zo’n slechte gastheer ben.’
‘Understatement,’ mompelde Cameron. 
Moon wierp hem een waarschuwende blik toe. 
‘Ik ga met Meneer D. in gesprek en we gaan uitzoeken hoe het kan dat je pas zo laat ontdekt bent. Voor nu verwelkom ik je graag op het kamp. Moon zal straks een rondleiding geven en je aan wat andere kampleden voorstellen. Het lijkt me goed als Moon je een op een begeleid, zodat je snel bekend raakt met de mythologie en onze training, zodat je je kan verdedigen als je wel ooit wordt aangevallen door een monster.’ 
‘Ho, wacht. Ik heb nooit toegestemd dat ik hier zou blijven.’ Hij keek Moon beschuldigend aan, maar ze bespeurde ook een lichte paniek in zijn ogen. Hoe eenzaam hij zich misschien ook voelde in zijn vorige leven, moest het best beangstigend zijn om zijn bekende omgeving achter te laten. De mensen die duidelijk om hem gaven en al voor lange tijd voor hem zorgden. 
Moon richtte haar aandacht op de centaur. ‘We hebben Cameron beloofd dat hij eerst enkele dagen komt kijken, geheel vrijblijvend. Drie dagen om precies te zijn. Als het hem niet bevalt, brengen we hem terug.’ 
Chiron zuchtte, duidelijk niet blij met de belofte. ‘Goed. Nog meer voorwaardes waar ik van op de hoogte moet zijn?’
‘Ik zal sowieso terug moeten aan het einde van de week, mocht ik ervoor kiezen om te blijven. Ik heb spullen die ik niet kwijt wil, en als het nodig is wil ik afscheid kunnen nemen van mijn familie en vrienden.’ En ene Olivia zeker. Moon was het telefoontje niet vergeten. 
Het boeide Moon niet dat Chiron niet blij was met het voorstel. Cameron had een heel leven opgebouwd. Het minste wat ze konden doen was hem een waardig afscheid gunnen. ‘Akkoord,’ zei ze voor Chiron kon reageren. 
De mondelinge toezegging leek Cameron iets op zijn gemak te stellen. ‘Goed, kunnen we dan nu gaan? Mijn rug schreeuwt om een bed.’ 
‘Moon, heb je heel even?’ De toon beviel haar niet, maar ze knikte. Cameron begreep de hint en wachtte buiten de deur. Ze vestigde haar aandacht op Chiron, wachtende op een preek over hoe stom haar beloftes waren. ‘Wees voorzichtig. Vergeet niet wat het orakel heeft gezegd. We weten niet of het een positieve verandering is.’ 
Zijzelf was de uitspraak evenmin vergeten. ‘Geen zorgen.’ 
‘Nog een ding,’ sprak Chiron, ‘Zorg dat hij blijft.’
Demish
Internationale ster



Terwijl hij buiten het boerderijhuis wachtte op Moon, probeerde Cameron zijn gedachten op een rijtje te krijgen. Als kind zou hij hier zich misschien meteen thuis hebben gevoeld. Hij kon zichzelf zien als een jong jochie dat door de poort rende en meteen een gevoel van vrijheid ervaarde. De last van zijn schouders zomaar verdwenen, alle woorden die zijn ouders, docenten en hulpverleners hadden gezegd, weggevaagd alsof ze nooit iets hadden betekend. Maar hij was niet jong en hij probeerde zichzelf nog altijd te overtuigen dat het vreemd was om te praten met iemand die half paard en half mens was. Ook als anderen dat deden.
Hij zocht naar de normale dingen op het kamp, een van de vele tips die hij van zijn psycholoog had gekregen. De fontein in het midden van de binnenplaats, de aardbeienvelden en de kliffen in de verte. Maar hoe beter hij keek, hoe minder normaal die dingen werden. In de fontein glinsterden munten die hij niet herkende. In de aardbeienvelden liepen wezens rond die half geit en half mens waren en een panfluit bespeelden. Bij de kliffen zag hij mensen paarden bereiden, die zonder moeite van de klif af galoppeerden en hun vleugels uitspreidden.
Deze plek was alles behalve normaal.
‘Kom je? Dan laat ik je de rest van het kamp zien.’ Geschrokken keek Cameron opzij. Hij had Moon niet aan horen komen. Hij gaf zijn slaapgebrek de schuld. Moon leek het echter leuk te vinden dat ze hem had laten schrikken, want haar grijze ogen glommen geamuseerd. Het was de meest vreemde, grijze kleur die hij ooit had gezien, maar hij besloot dat hij het een mooie kleur vond.
‘Zolang je me uiteindelijk maar naar een bed brengt,’ mompelde Cameron toen Moon al naar voren stapte. Hij onderdrukte een gaap en volgde haar over het terrein. Weer begroetten veel kinderen en jongeren haar. Vrijwel allemaal droegen ze het oranje shirt en de meeste hadden bronzen wapens bij zich.
‘Dit is waar we verblijven,’ zei Moon en ze leidde hem naar een andere binnenplaats. Deze was nog groter dan de vorige. In het midden, recht tegenover hen, stond een groot gebouw dat nauwelijks iets weg had van een kamphut. De witte zuilen waren typerend voor de Griekse architectuur en het gebouw dwong zoveel aanzien af dat Cameron niet hoefde te raden voor wie het bedoeld was. 
‘Is dat voor de kinderen van Zeus?’
‘In theorie,’ antwoordde Moon. Ze legde haar hand rond zijn arm en trok hem iets verder met haar mee. De rest van de hutten, al was die naam nauwelijks voldoende voor de gebouwen die Cameron zag, stonden in een u-vorm om die van Zeus heen. ‘Zeus heeft al in geen jaren meer kinderen de wereld in gebracht.’
‘Waarom staat het gebouw daar dan?’
‘Omdat het ooit anders was. Het is een herinnering aan de halfgoden die daar ooit hebben gewoond,’ legde Moon uit. Ze wees naar een aantal andere gebouwen. Eentje was versierd met schelpen, de ander had een donkere uitstraling. ‘Net als die van Poseidon en Hades. En dan zijn er nog de hutten van Hera en Hestia. Daar heeft nog nooit iemand geslapen, maar ze zouden beledigd zijn als ze hier niet in werden betrokken.’
Cameron humde. Hij vond het vooral vreemd dat Moon sprak over de goden alsof het daadwerkelijk personen waren. Hij wist dat ze dat waren, dat was hem in ieder geval verteld, maar Moon sprak haar woorden uit alsof de goden ieder moment het kamp konden binnen wandelen.
Hij draaide langzaam een rondje om zijn as en telde alle gebouwen. ‘Vijfentwintig,’ concludeerde hij. ‘Ik dacht dat er maar twaalf goden waren?’
Moon schudde haar hoofd. ‘Dat zijn de Olympiërs. Er zijn er veel meer dan dat.’
‘En in welk gebouw slaap jij?’ Hij kon zich herinneren dat ze had benoemd dat ze de dochter was van Artemis, maar de vijfentwintig gebouwen waren allemaal zo anders dat hij onmogelijk kon herkennen welke daar bij hoorde.
Moon wees naar een gebouw dat en zilveren tint had. De buitenkant was versierd met wilde dieren, voornamelijk herten. ‘Die daar.’
Zelfs vanaf de buitenkant kon Cameron zien dat de hut minder vol was dan de anderen. Hij had al enkele gebouwen gezien waar kinderen voor zaten, of naar binnen en naar buiten gingen. De hut die Moon aan had gewezen, leek stil. ‘Met hoeveel mensen slaap je daar?’
Moon bleef stil. Cameron keek opzij en zag dat ze hem aankeek alsof hij een hele vreemde vraag had gesteld, maar uiteindelijk verzachtte haar blik iets en antwoordde ze: ‘Ik slaap daar alleen.’
‘Je hebt een heel gebouw voor jezelf?’ vroeg hij ongelovig. Een gedachte schoot bij hem naar binnen en er verscheen een grijns op zijn gezicht. ‘Stel je eens voor wat voor dingen je daar allemaal kan doen. Zoveel ruimte en vrijheid.’
Moon hield haar hoofd schuin en bekeek hem langzaam van top tot teen. ‘Je hebt gelijk. Ik zou je daar kunnen martelen en niemand zou het ooit door hebben.’
‘Kinky,’ antwoordde Cameron vrijwel meteen, de grijns nog altijd op zijn gezicht. 
Amarynthia
Internationale ster



Rollend met haar ogen gaf ze de jongen een stomp tegen zijn bovenarm. ‘In je dromen.’ 
Met een geveinsd beteuterd gezicht keek hij haar aan. ‘Hoe kun je mij nou afwijzen? Ik ben diep gekwetst.’ 
‘Wen er maar aan.’ Een speelse twinkeling schitterde in haar ogen. Ze besefte dat ze het gemaakte geflirt en de beledigende opmerkingen best vermakelijk vond. Ze was blij om te zien dat hij zijn humor had teruggevonden nu ze het kamp hadden betreden. Betekende dat dat hij zich er enigszins op zijn gemak voelde? 
Opnieuw pakte ze hem bij zijn arm vast en trok hem met zich mee als een kind dat ongehoorzaam was. ‘Kom.’ 
‘Waar gaan we naartoe?’ 
‘Jouw slaapvertrek.’
‘Dat werd tijd. Ik ben kapot.’ Cameron gaapte uitgebreid. 
‘Grapjas.’
‘Hoezo? Ik maak geen grapje.’ 
‘Ik ook niet. Na het eten mag je pas slapen.’
Cameron kreunde klaaglijk. ‘Zo gemeen,’ mompelde hij. 
Ze stopten voor het meest gevulde gebouw van het kamp. Het was misschien wel het meest simpele gebouw van allemaal met z’n houten muren en kleine veranda. Verschillende jongeren zaten op de brede trap te praten. ‘Dit is het gebouw van Hermes.’
‘Ik dacht dat jullie nog niet wisten wie mijn ouders waren?’
‘Klopt. Het Hermes gebouw ontvangt alle kampleden die geen erkende slaapplek hebben. Dat kan zijn doordat er nog geen gebouw is van de onsterfelijke ouder, of omdat ze nog niet erkend zijn. Goden staan er niet altijd om te springen om zichzelf bekend te maken als ouder, waardoor er veel van ons zijn die geen andere plek hebben.’ 
Cameron leek niet erg blij met dat nieuws. Nieuwsgierig keek hij naar binnen, waar hij nog meer mensen zag staan. ‘Het lijkt wel als een volgepropt studentenhuis.’
‘Daar is het mee te vergelijken,’ zei Moon nonchalant. 
‘Hé, Moon! Heb je een nieuw vriendje?’ vroeg een jongen die uit het gebouw kwam lopen. Hij had een lange bouw en blond haar, zoals de meeste kinderen van Hermes. 
‘Mocht ze willen,’ zei Cameron geamuseerd. Vanuit zijn ooghoek peilde hij de reactie van Moon, maar Moon gunde het hem niet om te genieten van haar reactie, dus besloot ze hem volledig te negeren. 
‘Gewoon een nieuweling. Hij zal jullie gezelschap brengen tot hij erkend wordt.’ 
De blondine, Travis, leunde nonchalant tegen het hek van de trap aan terwijl hij Cameron in zich opnam. ‘Hij is nog niet erkend?’ 
‘Lang verhaal.’ 
Ze had weinig zin het hele verhaal uit te leggen. Daarnaast wist ze niet of het handig was om iedereen te vertellen over de volwassen halfgod die altijd vredig in het dorp had gewoond, vol monsters die hem met geen vinger hadden aangeraakt. Roddels verspreidden zich snel op het kamp, ze wilde niet voor onrust zorgen. 
Travis haalde zijn schouders op en richtte zijn aandacht op Cameron. ‘Ik ben Travis, de counselor van het Hermes gebouw. Als je vragen hebt, dan weet je bij wie je moet zijn.’ 
‘Cameron,’ antwoordde hij, terwijl hij zijn blik nogmaals over het overvolle gebouw liet glijden. 
Travis grinnikte. ‘Lekker knus en gezellig, nietwaar? We hebben op het moment geen vrije kamer voor je, maar we hebben nog wel wat luchtbedden die we bij een van de kamers in kunnen proppen.’
Deze keer was het Moon die hartelijk lachte. Cameron was duidelijk niet geamuseerd door het nieuws. Met smekende ogen keek hij haar aan, alsof hij haar wilde vragen of zij geen kamer vrij had. Gek genoeg niet. Hij kon op de bank slapen, maar ze genoot meer van de gedachte dat hij hier zijn nachten mocht doorbrengen. 
Na de ontmoeting met Travis vervolgden ze hun rondleiding. Ze liet hem alle plekken zien. De trainingsplekken, de aardbeivelden, alle algemene gebouwen, de kliffen en als laatste het strand. De zon was al lager gaan staan en binnen een paar minuten zouden ze zich kunnen aansluiten bij het avondeten. 
‘Eerste indruk?’ Moon porde met haar schoen in het zand, terwijl ze haar armen over elkaar had geslagen. 
‘Ik heb een rijke fantasie.’ 
Moon grinnikte. ‘Dat geloof je toch niet echt he?’ 
Er verscheen een weemoedige lach op zijn gezicht. ‘Nee, maar het is allemaal vrij onwerkelijk.’
Voor Moon was een wereld zonder dit eerder onwerkelijk. Als klein meisje had ze op de rug van Chiron gezeten, had ze aan de staart getrokken van saters en had ze door de lucht gevlogen op een Pegasus. ‘Het zijn twee compleet verschillende werelden,’ beaamde ze. ‘Maar ondanks dat, wat vind je ervan?’
Dat was iets waar hij niet direct een antwoord op had. Hij haalde zijn schouders op. ‘De sfeer is goed?’ opperde hij. 
‘Dat is een goed begin,’ zei Moon tevreden. Hij leek nog niet helemaal open te staan voor de mythologische wereld, maar het feit dat hij hier stond en haar antwoorden serieus beantwoordde, leek erop te wijzen dat hij zich enigszins aanpaste. 
‘Een beter begin zou zijn als ik mijn eigen kamer had.’
Opnieuw rolde Moon haar ogen. Ze besefte zich dat hij haar al meerdere keren moeiteloos had laten lachen vandaag. ‘Leuk geprobeerd.’ 
Demish
Internationale ster



Cameron besefte zich dat hij deze plek het mooiste vond. Op het strand, weg van de drukte en alle mensen die veel te nieuwsgierig waren naar hem. Hier kon hij alleen met Moon staan, met haar praten. Dat was beter dan een kruisverhoor of het feit dat hij een hut zou moeten delen met minstens tien andere kinderen en jongeren. 
‘Ik geef niet zo gemakkelijk op,’ waarschuwde Cameron haar. ‘Vroeg of laat nodig je me vanzelf uit in je kamer.’
‘Nogmaals: in je dromen,’ lachte Moon.
‘Misschien droom ik inderdaad wel over je vanavond.’ Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op. 
Moon schudde haar hoofd en gebaarde naar het kamp dat ze achter zich hadden gelaten. ‘Kom, dan gaan we terug. Dan kan je wat eten.’
Hij volgde haar naar het Griekse paviljoen waar werd gedineerd. Het was een open plek, zonder muren of daken, maar toch stonden er Griekse zuilen. In het midden was een groot vuur, waar verschillende kampeerders in de rij stonden met een bord vol eten.
‘Cameron, hierzo!’ Travis, de counselor van de Hermes hut, zwaaide en gebaarde naar de lege plek die hij had gecreëerd aan de overvolle tafel. Cameron stak kort zijn hand op, maar maakte nog geen aanstalten om naar de tafel toe te lopen. Hij nam liever plaats naast Moon.
‘Kom op, ga maar zitten. Misschien zie ik je na het eten nog, als je niet meteen in slaap valt.’
‘Kan ik niet bij jou zitten?’ stribbelde hij tegen. Hij had geen behoefte om tussen al die mensen plaats te nemen. Wie weet wat ze hem zouden vragen. Het laatste waar hij behoefte aan had, was nog een ondervraging.
‘Iedereen zit aan zijn eigen tafel. Ik aan die van Artemis, jij bij Hermes,’ legde Moon uit. Kort legde ze haar hand op zijn schouder, maar daarna liep ze naar haar eigen tafel. Daar was ruimte genoeg, aangezien ze de enige was. 
Zuchtend en met tegenzin liep hij naar de Hermes tafel, waar hij plaatsnam naast Travis. Het bord voor hem was nog leeg, maar om hem heen had iedereen al eten. Op een normaal kamp zou iedereen hetzelfde eten en bestond de maaltijd vaak uit iets wat onmogelijk eten kon zijn, maar hier leek iedereen aan de tafel iets anders te eten.
‘Waar hebben jullie eten gehaald?’ vroeg Cameron aan Travis. Hij had geen tafels met bakken eten gezien.
‘Je bedenkt wat je wil eten,’ zei Travis en hij gebaarde naar zijn eigen bord, waarop een aantal burrito’s lagen. ‘En dan verschijnt het. Net als met het drinken. Probeer het maar.’
Cameron vroeg zich af of dit een grapje was. Een soort ontgroening voor de nieuweling, maar iets verderop zag hij daadwerkelijk eten verschijnen op een leeg bord. Hij besloot het te proberen en sloot zijn ogen, het voelde als iets wat hij hiervoor moest doen, en dacht aan de ovenschotel die zijn moeder soms klaar had gemaakt en een glas bier om het weg te spoelen. Hij opende zijn ogen en het dampende bord stond voor hem, maar zijn glas was nog leeg.
‘Het werkt maar voor de helft,’ merkte hij op. Toch rook de ovenschotel precies naar die van zijn moeder.
‘Wat wilde je drinken?’ vroeg Travis.
‘Bier?’
‘Oei,’ grimaste Travis. ‘Alcohol is niet toegestaan op het kamp. Zelfs meneer D. mag geen wijn drinken, en dat is een behoorlijke straf voor de wijngod.’
‘Geen alcohol?’ De klagelijke toon in zijn stem kon hij niet verbergen. ‘Sigaretten?’
‘Ook niet.’ Travis schudde zijn hoofd. Cameron opende zijn mond, maar Travis was hem voor. ‘En nee, ook geen drugs.’
‘Koffie dan?’ vroeg Cameron wanhopig, terwijl hij langs zijn slaap wreef. 
‘Zou je echt koffie drinken bij wat je nu gaat eten?’ Travis prikte wat te eten aan zijn vork en keek vragend naar het bord van Cameron.
‘Als dat het enige is wat hier wel toegestaan is, dan ja.’
‘Koffie kan wel.’
En zowaar veranderde Cameron zijn beker in een kopje met dampende koffie. In stilte nam hij een slok en hij plaatste het kopje weer op de tafel. Tegenover hem zette iemand een dienblad met een klap neer en zijn koffie spetterde over de rand. 
‘Jij bent nieuw.’ De bijdehante opmerking kwam van een blond meisje, een kind. Ouder dan een jaar of twaalf kon ze niet zijn. Het ergste was nog: ze bestudeerde hem nauwlettend. Hij werd er haast ongemakkelijk van.
‘Je bent sowieso te knap om een kind van Hermes te zijn,’ concludeerde ze.
‘Hé! Wat is dat nou weer een belediging?’ vroeg Travis lachend. ‘Zie je de gelijkenis dan niet?’ Hij gebaarde naar hem en Cameron.
Het meisje schudde haar hoofd en prikte een frans frietje aan haar vork dat enkele seconden geleden nog niet op haar bord had gelegen. ‘Misschien ben je wel een zoon van Aphrodite, daar pas je wel tussen. Of toch van de grote drie, dat zou ook kunnen.’
Cameron wilde het liefst door de grond zakken.

De eerste zonnestralen hadden hem gewekt, al was het maar de vraag in hoeverre hij echt had geslapen. Het luchtbed was lang niet zo prettig als hij had gehoopt en het constante gepraat van de kinderen van Hermes had ook niet bijgedragen aan een goede nachtrust. Hij had zich omgekleed in het oranje shirt dat voor hem klaar was gelegd, een andere optie had hij immers niet, en in stilte had hij de hut verlaten.
Zonder na te denken was hij gaan lopen. Het terrein was nog stil, de meesten leken nog te slapen. Pas toen hij bij de kliffen aan was gekomen, was hij gaan zitten. Daar had hij de zonsopgang bekeken, zich afvragend hoe hij de komende paar dagen zou beleven.
De gouden gloed van de zon liet hem herinneren dat er daadwerkelijk een god was die daar verantwoordelijk voor was. Als hij Moon moest geloven, dan bevonden zijn kinderen zich hier op het kamp. En hij was er misschien wel één van. Cameron verwachtte echter niet dat zijn goddelijke ouder snel iets van zich zou laten horen. Anders hadden ze dat vast wel eerder gedaan.
Zijn maag rommelde en Cameron kwam weer overeind. Niemand had hem verteld hoe laat het ontbijt precies zou plaatsvinden, maar hij kon altijd kijken of hij al plaats kon nemen aan de grote eettafels. Hij wandelde terug via de velden waar getraind werd en zag tot zijn verbazing dat hij niet als enige vroeg op was gestaan. Moon stond op het veld en had een aantal schietschijven klaargezet. Toen ze hem zag, wenkte ze hem haar kant op.
‘Goedemorgen. Ik wilde je net op komen halen.’ Ze gebaarde naar de extra pijl en boog die ze mee had genomen. ‘We gaan trainen. Hoe heb je geslapen?’
‘Ruk,’ verzuchtte Cameron. ‘Te slecht om nu een pijl en boog aan te raken. En ik heb honger.’
‘Je kan eten na de training,’ wimpelde Moon zijn geklaag weg. Ze bukte zich om de boog te pakken en overhandigde die aan Cameron. ‘Heb je a eens eerder geschoten?’
Cameron keek naar de boog in zijn hand en grinnikte, terugdenkend aan die ene keer dat een gymdocent zo dom was geweest om hem een pijl en boog te overhandigen. ‘Eén keer, tijdens gym. Ik zag een monster en ik was benieuwd wat er zou gebeuren als ik hem zou neerschieten. Vanzelfsprekend verdween het monster voordat ik het had geraakt en leek het alsof ik mijn docent aanviel.’
Moon lachte. ‘Je maakt een grapje, toch?’
Cameron schudde zijn hoofd. ‘Ik weet dat ik heb gezegd dat ik een levendige fantasie heb, maar dit is echt gebeurd.'
Amarynthia
Internationale ster



Ravensnel schoot de pijl door de lucht en raakte het bord precies waar ze het hebben wilde. ‘En dat is het,’ zei ze nonchalant. Ze liet haar boog zakken en richtte haar aandacht op de jongen. Een grote lach lag op zijn gezicht. 
‘Denk je echt dat ik geloof dat het zo makkelijk is?’ 
‘Het is niet moeilijk,’ protesteerde ze. Maar eerlijk was eerlijk, als dochter van de jachtgodin en als kind opgegroeid te zijn op het kamp had ze altijd al een stapje voor gehad. 
‘Ik snap het al,’ zei Cameron met een speelse grijns. 
‘Oh?’ 
‘Ja, het is heel simpel. Je probeert indruk op me te maken.’ 
Moon rolde met haar ogen. ‘Je wilt wel heel graag dat ik interesse in je heb, of niet?’ 
‘Heb je dat niet dan?’ Bij elke opmerking die de jongen maakte, vroeg ze zich af of hij met haar flirtte. De grijns op zijn gezicht en de twinkeling in zijn ogen lieten er geen gras over groeien. 
‘Je ego kan mijn afwijzing niet aan.’ 
‘Ik heb nog geen afwijzing gehoord.’
Moon rolde met haar ogen. ‘Als ik je hart breek ben je helemaal niet meer in staat om te trainen. Dus pak een pijl en boog en geef het een kans.’
‘Waarom zou ik?’ 
Daar had hij een goed punt. Ze had weinig chantagemateriaal. Hij had niet het doel om hier te blijven, dus ze kon hem niet vertellen dat hij onwelkom was als hij niet meewerkte. Hem beweren dat hij hier moet blijven tot hij een pijl op het bord kon raken was ook geen goed plan. Ze wilden hem verwelkomen, niet hem het gevoel geven dat hij op strafkamp zat. Dus besloot ze een gewaagde stap te zetten. ‘Gaan we het zo spelen?’ 
‘Tuurlijk. Waarom zou ik niet gewoon de hele dag aan het strand liggen zonnen?’ 
‘Ijdeltuit.’ 
‘Ik meen het.’
‘Oké. Ik heb wel een voorstel.’
Hij leek verbaasd dat ze met hem meeging. Waarschijnlijk had hij een preek verwacht, of een intimidatie. In plaats daarvan zette Moon een paar stappen dichterbij. Ze liet haar blik over zijn lichaam glijden. Traag, alsof ze elk detail van hem in zich op wilde nemen. Deed ze ook, maar niet met de flirterige reden die hij dacht. Ze onderzocht zijn spieren, zijn lichaamsbouw, zijn houding. Daarnaast vond ze het gewoon leuk om hem te misleiden. ‘Zodra je een pijl raakt in de gele of rode ring, mag je een nacht in mijn huis slapen.’
Die woorden leken hem wel aan te staan. En ze had zo’n vermoeden dat dat niet alleen was omdat hij dan weg was uit het Hermes gebouw. Zijn mondhoeken krulden ver omhoog en ze kon niet ontkennen dat het een aantrekkelijke glimlach was. ‘Nodig je me nou gewoon bij je in bed uit?’ 
‘Ik heb niks gezegd over het delen van een bed. Ik heb meer bedden, zelfs meer kamers.’ 
‘Deal.’ 
Cameron ging op de plek staan waar Moon net stond. Hij tilde zijn boog op en spande hem aan. De pijl lag wat onhandig in zijn handen. Geconcentreerd keek hij naar het bord dat uit vijf kleuren bestond: wit, zwart, blauw, met rood en geel in het midden. Een realistisch doel, leek haar. Alsnog een uitdaging. Chiron zou vast niet blij zijn met haar deal. Hoewel het vaker gebeurde dat jongeren bij elkaar bleven slapen, werd het niet gebaseerd. Er gebeurde vaker ongepaste dingen – zoals Chiron het noemde – op het kamp. Gooi verschillende pubers bij elkaar en het was slechts wachten tot de eersten begonnen te experimenteren. Zij was daarin niet anders. 
Cameron liet de pijl los en tot haar verbazing was het niet verschrikkelijk. Na zijn waarschuwing over zijn gymincident, had ze verwacht dat hij bij de eerste paar pijlen geen bord zou raken, of misschien het verkeerde bord. In plaats daarvan had hij de witte rand geraakt. 
‘Niet slecht,’ zei Moon oprecht. 
Cameron haalde zijn schouders op, maar ze bespeurde een vleugje trots. 
‘Nog een keer,’ zei Moon. Ze ging achter hem staan terwijl hij zijn boog spande. Voorzichtig tilde ze zijn ellenboog op, schoof ze zijn voeten wat verder uit elkaar. ‘Zorg ervoor de pijl losjes in je vingers ligt, zo laat je hem niet afremmen door je eigen handen.’
Cameron knikte, wachtte nog enkele seconden, en schoot een volgende pijl af. Iets beter. Deze keer op de rand van wit en zwart. Niet verkeerd. Het leek erop dat ze een huisgenoot zou hebben vanavond. 
Demish
Internationale ster



Zijn eerstvolgende pijlen raakten de witte of zwarte rand. Een enkele keer raakte hij de blauwe ring, maar zijn pijlen kwamen nog niet in de buurt van de gele of rode cirkel. Met Moon haar voorstel in zijn achterhoofd was Cameron gebrand om zijn pijlen daar te laten landen. Niet alleen omdat hij na één nacht al klaar was met de Hermes hut en het luchtbed, maar ook omdat hij wilde zien hoe ver hij Moon uit kon dagen voordat ze uiteindelijk zou vallen voor zijn woorden.
De pijlen stonden echter niet aan zijn zijde. Nadat zijn pijlenkoker voor de derde keer leeg was en de laatste pijl wederom de blauwe rand raakte, zuchtte hij gefrustreerd. Geïrriteerd liep hij naar de schietschijf, zodat hij zijn pijlen weer kon verzamelen.
‘Wil je dat ik het nog een keer voordoe?’ stelde Moon voor. Haar woorden waren behulpzaam, maar Cameron bespeurde de geamuseerde toon. Ze genoot ervan dat het hem nog niet gelukt was, of misschien genoot ze er nog wel meer van dat ze hem daadwerkelijk aan het werk had gekregen met een deal waarvan ze had gegokt dat hij hem toch niet had kunnen volbrengen.
‘Nee,’ zei Cameron kortaf. Moon had het al meerdere keren voorgedaan en het had, tot nu toe, niks veranderd. ‘Ik red het zelf wel.’
‘Iemand is een slechte verliezer,’ grinnikte Moon. ‘Je kan het ook opgeven. Dan gaan we wat eten, verder trainen en slaap jij vanavond weer op een luchtbed.’
Ondanks dat zijn maag rommelde, wilde hij het nog niet opgeven. Koppig liep hij weer terug naar de plek waar hij al die tijd vandaan had geschoten. Hij plaatste zijn eerste pijl weer tussen zijn vingers. Losjes, zoals Moon hem had verteld. Hij hield zijn heupen recht, zijn ogen gedicht op het doel. Hij hoefde maar één keer raak te schieten, al was het maar om de dochter van Artemis op haar plek te zetten. 
Schouders recht. Elleboog op schouderhoogte. Zijn linkeroog dichtgeknepen. Hij ontspande zijn hand rond de boog en haalde diep adem. De ring rondom de roos was voldoende. Hij blies zijn adem uit en liet de pijl los. 
Cameron zette een stap naar achteren en reikte met zijn hand naar achteren, klaar om de volgende pijl te pakken, maar de pijl die hij af had gevuurd raakte de gele ring. Het was hem gelukt. Een brede grijns verscheen op zijn gezicht en hij draaide zich naar Moon. ‘Krijg ik daar geen applaus voor?’
‘Nauwelijks,’ zei Moon, maar ze kon haar trots niet volledig verbergen. ‘Je elleboog stond te ver naar achteren, daardoor kan je niet goed richten, maar je hebt de deal gewonnen. Laat nu maar zien dat je het nog vaker kan.’
‘Maar je zei-’
‘Dat je bij mij mocht slapen. Ik heb nooit gezegd dat we zouden stoppen zodra het je één keer gelukt is,’ wees ze hem terecht. ‘Daarbij, misschien is dit wel beginnersgeluk.’
‘Jij bent echt een verschrikkelijke leraar, wist je dat?’ vroeg hij aan haar. Toch pakte hij de pijl waar hij al eerder naar had gereikt en spande hij zijn boog weer aan. 
‘Ik heb nog niet veel klachten gehad.’
‘Misschien durven ze wel niet te klagen,’ opperde hij, terwijl hij deze keer wel lette op zijn elleboog en dat hij die niet te ver naar achteren hield. ‘Je bent best eng als je zo staart.’
‘Misschien is dat gewoon je fantasie.’
Cameron liet zijn boog zakken en draaide zich naar Moon, die zelfverzekerd tegen het houten gek aan leunde. Hij fronste en veinsde een lach. ‘Heel grappig.’
‘Hilarisch,’ antwoordde Moon met een glimlach, waardoor Cameron uiteindelijk haar glimlach beantwoordde. 
Ze oefenden nog een uur voordat Moon besloot dat het voldoende was geweest. Althans, voor het boogschieten. Na het ontbijt, dat ze wederom gescheiden van elkaar door hadden gebracht, had Moon hem meegenomen naar de bibliotheek waar ze hem boeken over de oud-Griekse taal had laten zien en hem had verteld over de ontstaan van het kamp en wat voor een rol de goden nou precies speelden in de wereld.
Na de leersessie wandelden ze naar de trainingsvelden waar halfgoden elkaar bevochten met zwaarden. De jongere kinderen vochten met houten zwaarden, maar de ouderen hadden bronzen wapens in hun handen. Ze kwamen tot stilstand aan de rand van het veld.
Moon knikte naar Owen. ‘Owen is één van de halfgoden die lesgeeft in het zwaardvechten.’
Zodra Owen hen in de gaten kreeg, brandde zijn vurige blik op Cameron. Cameron schudde enkel zijn hoofd. ‘Hij is echt niet dol op me, of wel?’
‘Hij went vanzelf aan je.’ Moon haalde haar schouders op. ‘Hij is een zoon van Ares. Impulsief, handelt voordat hij denkt en hij waardeert brute kracht eerder dan die bijdehante opmerkingen van je.’
‘Misschien ben ik wel de zoon van Athena,’ opperde Cameron, zich de les van Moon herinnerend. ‘De godin van wijsheid, toch?’
‘Wijsheid is iets anders dan bijdehand zijn,’ zei Moon.
Cameron sloeg zijn armen over elkaar en hield zijn hoofd schuin. ‘Dus niet Athena, maar je hebt vast een idee.’
Moon hield haar hoofd schuin, alsof ze niet begreep waar hij op doelde. Cameron wist echter zeker dat zij, nadat ze een paar dagen met elkaar door hadden gebracht, ook een vermoeden zou hebben van wie hij de zoon was. ‘Ik heb al lang door dat iedereen hier aan het raden is wie mijn ouder kan zijn. Dus jij hebt vast ook een idee.’
Plaats een reactie
Reageer
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
Pagina: | Volgende | Laatste