
Om mee te kunnen praten op het forum dien je ingelogd te zijn.Nog geen account? Klik hier om een gratis account aan te maken.
ORPG, gedichten en schrijvers < Virtual PopstarTaking steps is easy, standing still is hard.
Tiffany “Tiff” Amely Carter. 17 jaar.
18
14De eerste paar dagen op het kamp voelden altijd heel erg dubbel, volgens Tiff. Het kamp voelde als thuis, omdat er zoveel kinderen waren die op haar leken. Kinderen die “zogenaamd” moeite hadden gehad met leren op de basisschool, kinderen die al zo goed als waren afgeschreven, omdat ze anders waren dan anderen. Halfgoden, kinderen geboren uit de liefde tussen een god en een mens, of soms een avond vol lust. Hier op kamp halfbloed was ze niet anders dan anderen, maar gelijk, al had iedereen weer een apart en uniek verhaal over hoe ze hier terecht waren gekomen. Toch voelde het ergens ook niet als thuis, omdat haar thuis in een klein dorpje in Indiana, bij haar vader, haar stiefmoeder en haar jongere broertje. Elke keer liet ze hen achter om naar het kamp te gaan, waar ze werd beschermd tegen de monsters die haar iets aan wilden doen. Het was fijn om die bescherming te hebben, maar ze miste haar familie. Tenminste, dat was aan het begin vaak zo. Naarmate de dagen verstreken en Tiff weer haar draai vond op het kamp, ging het gemis een klein beetje weg.
Tiff kwam al een aantal jaren op het kamp, vanaf haar veertiende. Toen had haar vader haar verteld over haar moeder, iets waar hij normaal gesproken zijn mond over had gehouden. Ze was er altijd nieuwsgierig naar geweest, als klein meisje had ze al gevraagd waarom zij geen moeder had gehad, maar hij had er nooit op geantwoord. Pas toen ze veertien was geweest, had hij haar verteld over haar moeder, dat ze niet zomaar een mens was geweest. Een godin. Ze had het niet geloofd, tot haar vader haar mee had genomen naar het kamp, dat zich bevond in Long Island, New York. Op een gegeven moment had hij door kunnen lopen, maar hij was achter gebleven. Alsof een wand hem tegen had gehouden. Toen was haar pas duidelijk geworden dat het allemaal echt was geweest. Iets wat ze ergens maar niets had gevonden, want de zeventienjarige Tiffany wilde nou eenmaal graag dingen weten, meestal had ze die dingen ook behoorlijk snel door. Ze was altijd geïnteresseerd geweest in boeken, in lezen en in het opnemen van informatie. Daarom was het ook niet zo gek dat haar moeder de godin van de wijsheid was, Athena. Al was ze godin van nog veel meer, zoals de strategie en het handwerk, zoals spinnen en pottenbakken.
Haar moeder was ook een reden dat het kamp aanvoelde als thuis. Tiff wist dat haar moeder geen contact met haar mocht maken, dat ze elkaar nooit zouden zien, maar hier voelde ze zich toch meer verbonden met haar moeder dan op andere plekken. Misschien kwam dat ook wel omdat haar vader al sinds haar achtste een nieuwe vriendin had, eentje die nu haar stiefmoeder was. Ze was een schat van een vrouw, een echte moeder, zoals Tiff haar eigen moeder voor had gesteld toen ze jonger was geweest. Uit die relatie was een klein jongetje gekomen, haar jongere broertje: Mason. Hij was geboren toen ze twaalf was geweest en ze was vanaf het begin al dol op hem geweest. Hij zag er totaal anders uit dan zijzelf, met zijn blonde krullen en bruine ogen, maar het was haar broertje en ze was trots op hem.
Tiffany bevond zich in het hok waar een hoop handenarbeid werd verricht. Ze wist dat ze op het kamp was om te trainen en te vechten, om zichzelf klaar te maken voor de rest van haar leven. Na haar achttiende mocht ze niet meer op het kamp komen, werd ze beschouwd als sterk genoeg om zichzelf te kunnen verdedigen. Toch kon ze het zo nu en dan niet laten om ook met iets creatiefs bezig te zijn. Op de eerste dag was begonnen aan het maken van een pot en die stond nu al een tijdje in de oven. In de pot had ze een motief gemaakt, waardoor als ze er een kaars in zou zetten, het licht er doorheen zou schijnen en er schaduwen op de muren zouden verschijnen.
Opeens hoorde ze buiten geschrokken kreten van mensen, maar ook nieuwsgierig gefluister. Haar ogen schoten van de oven naar het raam en haar nieuwsgierigheid won het. Ze liep naar het raam toe en duwde zichzelf een stuk naar buiten, zodat ze kon zien wat er aan de hand was. De blauwe lucht boven het kamp was verdwenen. Zwarte wolken vormden zich één voor één boven hen hoofd. Meteen gingen de alarmbellen bij haar rinkelen. Het was onmogelijk dat het zulk slecht weer zou worden, het was hier altijd mooi weer. Nooit stond er een wolkje aan de lucht, of was er regen. Dit kon niet veel goeds betekenen.
Ze pakte haar grijze vest en trok die aan, terwijl ze naar buiten liep. ‘Chace, wat is er aan de hand?’ vroeg ze aan één van de jongens, die bij het groepje stond, wie allemaal geschrokken naar boven keken, naar de wolken die zich steeds maar weer leken te verdubbelen.
‘Weet ik niet, maar veel goeds kan dit niet betekenen.’
18Zijn metalen wapenuitrusting glinsterde in de zon bij elke beweging die hij maakte en het gekletter van zwaarden was over heel het kamp te horen. Met dichtgeknepen ogen keek Miquel zijn tegenstander aan. De jongen tegenover hem was fors, had een grof postuur en zijn gezicht had wat weg van dat van een varken: hij was overduidelijk een zoon van Ares. De arme stakker stond op het punt op zijn lazer te krijgen, iets dat hij zelf nog niet wist, vanwege een grote fout die hij had begaan. Niemand, maar dan ook níémand kwam aan Miquels eten. Natuurlijk moest de jongen ook boeten voor de beledigingen die hij naar hem toe had geslingerd, maar nu ging het vooral om het eten.
‘Ben je het al zat Miquel? Of wil je dat ik je compleet verneder?’ De vrienden van zijn tegenstander lachten. Dit leek de jongen een ego boost te geven, want hij gooide er nog een paar beledigingen achteraan. Miquel pakte zijn zwaard weer op en ging in een defensieve houding staan. Hij wist dat het hele gebeuren eigenlijk maar een training was, maar met deze jongen had hij nog een appeltje te schillen.
‘Dat mocht je willen, Don,’ en met die woorden veranderde hij van verdediging naar aanval en haalde Miquel gemeen uit naar Don zijn zwaardhand, waardoor zijn zwaard op de grond kletterde. Met dezelfde snelheid sprong Miquel op hem af, duwde hem omver en prikte met zijn zwaard tegen Don zijn luchtpijp. Er zaten zoveel voordelen aan lenig zijn.
‘Nú ben ik klaar. Denk de volgende keer eerst na voordat je je slachtoffer uitzoekt, eikel.’ Miquel haalde zijn zwaard van de keel van de jongen en stopte hem in zijn schede. Daarna draaide hij zich rustig om en liep richting de opbergplaats. Dat Don uit agressie een verassingsaanval wilde doen om Miquel alsnog te verslaan, had hij al lang voorzien. Nonchalant zette hij een stap opzij, waardoor Don, die met een noodvaart op hem af kwam rennen, struikelde en met zijn gezicht in het zand viel. Een gemene grijns verscheen op Miquels gezicht toen hij zich op Don richtte.
‘En dit mensen, dit noem ik nou een complete vernedering.’ De halfbloeden die naar het gevecht hadden gekeken, konden hun lach bijna niet inhouden. Niemand mocht Miquel, maar iedereen háátte Don, behalve zijn groep “vrienden” dan, die er nogal beteuterd bij stonden te kijken.
Miquel wilde net een buiging maken ter afsluiting van zijn “showtje”, toen er plotseling een donkere wolk boven het kamp verscheen. Hij richtte zich naar de wolk, waardoor de donkere kleur een spookachtige weerspiegeling gaf in zijn chocolade bruine ogen. Daarna knipperde hij een paar keer en liep hij rustig door.
Het kamp leek wel een gekkenhuis. Van alle kanten kwamen mensen naar buiten gerend om maar te kunnen zien wat er aan de hand was. Miquel sjokte verder naar het Hermeshuis, het huis waar alle niet-erkende halfgoden verbleven. Hij vond het vreselijk om op de grond in een slaapzak te slapen, helemaal omdat hij wist dat hij het veel beter kon hebben. Maar ja, dan had hij maar niet zo’n eikel van een vader moeten hebben. Niet dat zijn moeder zo geweldig is, of eigenlijk was. Het kreng had hem op zijn achtste alleen achter gelaten en zelfmoord gepleegd wegens liefdesverdriet, tenminste, dat is wat de politie zei. Miquel zelf kon zich niks meer van de gebeurtenis herinneren.
‘Jeeee, Miquel, kom is even kijken! Die wolk lijkt wel op een grote koeienvlaai!
‘Houd je kop, Remy. Zie je niet dat ik probeer te slapen?’ De jongen trok zijn schouders op.
‘Mijn best, hoor. Maar zo mis je wel al het spannende. Wat denk jij dat er gaat gebeuren? Gaat het koeien regenen? Dat zou echt awesome zijn, vind jij ook niet?’
‘Nee Remy, geen koeien. Wel een hoop onheil. Kun je dan nu je kop houden? Dank je.’
‘’k Ga al hoor. Met jou valt ook niks te beleven.’ Maar net toen Remy de deur wilde openen, kleurde de lucht buiten rood. Bloedrood. Alle lichten vielen uit. Remy stotterde.
‘Eh, eh, Miq-quel, ik d-d-enk dat ik toch m-maa-aar binnen blijf.’ Grommende sloeg Miquel zijn slaapzak open, stond op en ging naast Remy staan. De donkere wolk hing nu precies boven het kampvuur terrein en het leek erop dat het kampvuur vanzelf was aangegaan.
‘Stel je niet zo aan, watje. Iedereen staat buiten. Kom.’ Miquel duwde de deur open en stapte samen met Remy naar buiten.
Buiten hing er een gespannen sfeer. Iedereen had zich rondom of juist zo ver mogelijk van het kampvuur vandaan verzameld, wachtend op het antwoord waarom het weer zich zo raar gedroeg.
‘Gezellige boel hierzo,’ mompelde Miquel. Hij en Remy stonden ergens in het midden van de menigte, waar ze alles perfect konden zien. De vlammen bleven stijgen, tot ze plotseling uiteen spatten en er een reusachtig vuurmonster uit verscheen. Een aantal mensen die rond het kampvuur stonden, schreeuwde van de pijn. Het vuur moest hun huid hebben geraakt, maar Miquel schonk daar geen aandacht aan. Het enige wat hij kon doen was naar de vuurgedaante kijken. Hij wist wie dit was.
‘De god van het dodenrijk heeft jullie bestudeerd en onwaardig verklaard. Jullie halve schepsels van mijn broeders en zusters falen in het bestaan en zijn een schande voor ons, de goden. De grote drie zijn hier niet zondig aan, maar de anderen hebben zich laten vallen voor een eenvoudig mens. Jullie zullen moeten boeten voor hun zonden.’ De stem van Hades schalde over het kamp en iedereen was muisstil. Nou ja, niet iedereen.
‘Ga iemand anders vervelen, wil je! Bij Zeus, mijn vader, donder op!’ Dionysus was naar voren getreden en zijn Hawaïshirt kleurde oranje op door de vlammen. ‘Ik ben al genoeg gestraft, een halfgodkamp leiden is vreselijk! Als jij je er nou ook nog eens mee gaat bemoeien, wordt het al helemaal een hel.’ Hades richtte zijn vuurspuwende ogen op Dionysus, die net zo koppig terugkeek.
‘Je zegt het zelf, het is een hel. Ik kom je verlossen van deze hel, tenzij de halfbloeden laten zien dat ze waardig genoeg zijn om hun miserabele leven te kunnen voortzetten.’
‘Dit keuren ze in Olympus nooit goed, Hades.’ Dionysus leek niet meer zo zeker te zijn van zijn zaak.
‘In eerste instantie hadden ze nooit mogen bestaan. Ze zullen hier niet tegenin kunnen gaan, dan gaan ze in tegen hun eigen wetten en we weten allemaal dat goden egoïstisch zijn.’ Een paar jonge halfbloeden huilde zachtjes door de dingen die Hades zei, anderen keken hem juist uitdagend aan, waaronder Miquel. En hij was dan ook degene die het woord nam.
‘Hoe dan! Hoe zouden we ons kunnen bewijzen tegenover jou! We doen wat we kunnen, we vechten voor ons bestaan, dus vertel het ons.’ Iedereen keek Miquel geschokt aan, niemand durfde ooit zo’n toon aan te slaan tegen een god, niet eens tegen Dionysus. Hades ogen priemde in die van Miquel, maar dat deerde hem niet. Hij wilde antwoord, en wel nu.
‘Goed dan.’ Hades stem klonk kalm, eng kalm. ‘Twee halfgoden uit de oudste groep zullen opdrachten moeten voltooien, allemaal zorgvuldig uitgekozen door mij. Dus geen drie zoals jullie gewend zijn, nee, twee zullen het er zijn. Wanneer ze die voltooid hebben, mogen jullie vrijuit gaan, maar wanneer ze falen,’ Hades hief zijn handen op en het schild dat het kamp moest beschermen tegen monsters, begon te barsten. Als nog niet iedereen in paniek was, waren ze dat nu wel. Het schild was het enige dat hen kon beschermen, hen in leven hield. Als het echt kapot zou gaan, dat zou een ramp betekenen. Het einde van de halfgoden. ‘Wanneer ze falen, dan zal ik dit schild compleet laten barsten en zullen jullie nergens meer veilig zijn. Dus, kies jullie twee kampioenen, jullie hebben tot de volledige eclips om deze queeste af te ronden.’ Met die woorden doofde het vuur en zag alles er weer uit zoals het was voordat Hades was verschenen. Dionysus krabde op zijn hoofd.
‘Nou, eh, jullie horen het. Wie van de ouderen ziet deze queeste zitten?’ De meesten leken al wat van de schrik te zijn bekomen en waren hevig aan het fluisteren. Miquel zuchtte diep. Wat kon het hem allemaal bommen, hij had hier toch niks te doen.
‘Ik.’ Iedereen keek hem aan. Hij slikte.
14Tiffany en de anderen hadden de donkere wolken gevolgd, tot ze bij de grote menigte kwamen. Boven de menigte kinderen en jong volwassenen kwamen hoge vlammen tevoorschijn en iedereen keek met grote ogen naar de god van de onderwereld, die tevoorschijn was gekomen in de vurige vlammen. Tiffany slikte en luisterde naar de woorden van Hades, wie momenteel meer in discussie leek te zijn met Dionysus, maar zijn boodschap was duidelijk. De halgoden waren onwaardig, ze verdienden het niet om te leven en waren een fout van de goden op de Olympus. Voor de fout die hun ouders waren begaan, moesten zij nu boeten. De stem van Hades boezemde haar angst in, maar tegelijkertijd wakkerde het ook iets aan. Hij zei dat ze onwaardig waren, bij beledigde haar. Niet alleen haar, maar heel het kamp en waarom? Waarschijnlijk omdat hij zelf niet toegestaan was op de Olympus, of op de aarde. Hij was verbannen naar de hel en dat was zijn eigen schuld. Hij had de strijd verloren en had de onderwereld toegewezen gekregen. Hij was het er niet mee eens geweest, aangezien Zeus en zijn broer Poseidon het beter hadden getroffen, wist Tiff. Er was weinig wat ze niet wist van de geschiedenis van de goden. Sinds ze had geweten waar ze vandaan was gekomen, had ze alles willen weten.
Het viel stil toen Hades weer verdween, maar zijn woorden klonken nog door iedere zucht, iedere beweging die een boom maakte. Twee kampieren, een paar opdrachten en de bescherming van het kamp. Als ze kampioenen de opdrachten niet zouden voltooien, dan zou het schild boven het kamp verdwijnen. Dit betekende dat niemand meer veilig zou zijn. Dat de monsters waarvoor ze nu veilig waren, binnen zouden kunnen vallen. De monsters konden halfgoden met gemak vinden, wat betekende dat ze binnen een paar minuten op het kamp zouden zijn, mocht het schild wegvallen.
Opeens klonk er een mannelijke stem, wie zichzelf opofferde om op de questee te gaan. Hij was de eerste, en waarschijnlijk ook de laatste, die naar voren stapte. Dapper, of dom. Tiffany wist het niet. De bescherming van het kamp was belangrijk, maar de opdrachten die de kampioenen zouden moeten voltooien, zouden alles behalve makkelijk zijn. Alhoewel, met de juiste strategie was welke tegenstander te verslaan, wist ze. Hades was woedend en zijn woeden zou doorklinken in de opdrachten die ze zouden krijgen, waardoor er misschien wel steken zouden worden laten vallen door de god.
Tiffany wurmde zichzelf tussen de grote menigte, zodat ze kon zien wie naar voren was gestapt. Donkerblonde haren waren het eerste wat ze zag en ze liet haar groenblauwe ogen naar beneneden, tot ze een paar donkerbruine ogen zag. Ogen die altijd iets mysterieus in zich hadden. Miquel. Iedereen kende Miquel. Het hele kamp wist wie hij was. De jongen was hier, zoals zij, ook al een tijdje. Nog altijd was hij niet erkend door zijn ouder, wist Tiff. Dus hij behoorde tot de groep van Hermes. Zelf had ze er maar een paar weken gezeten, tot ze erkend was door Athena.
‘Miquel,’ begon Dionysus en hij wenkte de jongen naar voren. ‘Onze dank vanuit het kamp is groot. Dan zoek ik nog één oudere die Miquel wil vergezellen op deze questee.’ Dionysus keek de groep rond, opzoek naar een oudere die mee zou willen. Nu wist Tiff dat er niet heel veel ouderen waren, op haar en een paar anderen na. Zelf was ze één van de oudsten, bijna achttien. Daarbij hadden ze nu ook nog de pech dat Miquel zich aan had geboden voor de questee en er was niemand wie hem mocht. Toch zou er iemand mee moeten gaan, want Hades had specifiek gevraagd om twee kampioenen.
‘Ik.’ Tiff zette een stap naar voren, met een vastberaden blik in haar ogen. Er waren kinderen van Athena die te verlegen waren, zich liever verscholen achter boeken, maar er waren ook kinderen die hielden van een goed gevecht, van het maken van plannen en het vervolgens zorgvuldig uitvoeren. Zij was één van die laatsten. Vechten was misschien niet altijd de meest logische oplossing, maar ze kon het wel.
Ze liep naar voren en nam plaats aan de andere kant van Dionysus. Ze staarde naar Miquel, maar voor een paar seconden, en richtte zich vervolgens op de halfgoden voor haar. Ze had nooit direct met de jongen gepraat, maar op het kamp gingen de verhalen snel rond. Hij was niet het leukste persoon om in de buurt te zijn, maar het was een questee. Een hele belangrijke zelfs.
‘Kampioenen. Deze twee hebben zichzelf vrijwillig aangeboden om ons allemaal te beschermen. Ze willen hun levens riskeren om die van jullie te behouden. Deze daad uit dapperheid verdient een groot applaus!’ Dionysus had hun handen vast genomen en stak ze trots omhoog. Een luid kabaal barstte los uit de menigte halfogden. Ze schreeuwden en gilden allemaal voor haar, voor haar en Miquel. Ze waren helden, zo werden ze op dit moment afgeschilderd, maar door de woorden van Dionysus besefte ze zich wat ze had gedaan. Ze was gewillig in een avontuur gestapt waar ze misschien wel niet meer uit zou komen. Ze zou moeten vechten voor het kamp, om hen te beschermen, maar tegelijkertijd zou ze zichzelf niet moeten vergeten. Het zou geen makkelijke strijd worden.
Langzaam nam het gejuich weer af en Dionysus vertelde dat iedereen weer terug kon gaan met zijn bezigheden. Iedereen, behalve Tiffany en Miquel. Hen nam hij mee naar zijn kantoor, vermoedelijk om het over de questee te hebben die ze moesten voltooien.
Tiffany keek rond in het kantoor en haar ogen begonnen te glimmen door alle kunststukken die ze zag staan. Kunst had haar altijd geïnteresseerd, vooral de kunst uit de tijd van de Grieken en de Romeinen. Het Gotische had haar nooit zo getrokken, maar de zuilen en de symmetrie die de Grieken hadden gehad, wel. Ze had altijd naar de plaatjes gestaard in haar geschiedenisboek en gefantaseerd over hoe het zou zijn om er tussen te lopen.
‘Het lijkt me het beste om jullie zo snel mogelijk op pad te sturen. Jullie hebben het gehoord. Jullie hebben tot de volledige eclipse. Dit betekend dat jullie een maand de tijd hebben.’
‘Ik weet wat het betekend,’ mompelde Tiffany. Ze was zich maar al te goed bewust van de deadline die Hades hen op had gelegd. De volgende eclipse zou over een maand plaatsvinden en als ze de opdrachten binnen die tijd niet zouden voltooien, dan zou het kamp in gevaar komen.
‘Is er bekend hoeveel opdrachten het zijn?’ vroeg Tiffany. Dan kon ze ongeveer berekenen hoeveel tijd ze per opdracht nodig zouden hebben. Waren het er vier, dan zouden ze er ongeveer een week voor hebben. Waren het er acht, dan zou een halve week reëler zijn.
‘Je hebt het toch gehoord? Als er een aantal was, dan had hij dat wel genoemd,’ zij Dionysus. Tiffany zuchtte en ze sloeg haar armen over elkaar. Het had toch gekund dat hij misschien net wat meer had geweten dan zij?
‘Jullie zullen over een half uur vertrekken. Ik verwacht dat jullie je spullen pakken en binnen dertig minuten bij de poort staan.’
18Miquels ogen gleden naar de plek waar de meisjesstem vandaan kwam. Wat hij zag was een middellang meisje met rode haren (ernstige afknapper naar zijn mening), groenbruine ogen en een gezicht vol sproeten dat op oorlog stond. Ze was een van de oudere kampers en een dochter van Athena. Miquel vloekte binnensmonds. Hij had het niet zo erg op Athena en dat was insgelijks. Nu zat hij dus opgescheept met een roodharig mormel dat de dochter is van een godin waarmee hij nog wel eens ruzie heeft gehad. Hij had nog liever gewild dat Don zich had aangemeld.
Nadat het applaus was gestopt, werd er aan de rest verzocht om verder te gaan waar ze mee bezig waren vóór het hele gedoe met Hades. Hijzelf en de andere “kampioene” werden door Dionysus meegenomen naar zijn kantoor. Voor Miquel was er niks bijzonders meer aan: hij was al zo vaak in het kantoortje geweest dat hij de tel kwijt was en nee, niet om beloond te worden. Miquel had nog spierpijn van de laatste keer dat hij voor straf het hele kamp moest vegen.
‘Is er bekend hoeveel opdrachten het zijn?’ Het meisje, dat overigens Tiffany heette, bleek niet erg goed te hebben opgelet. Hoe kon Dionysus nou weten hoeveel het er waren als Hades daar niks over had gezegd? Miquel wilde net een opmerking maken, maar meneer D was hem al voor.
‘Je hebt het toch gehoord? Als er een aantal was, dan had hij dat wel genoemd.’ Een grijns verscheen er over Miquels gezicht. Tiffany leek een beetje van haar stuk te zijn gebracht door de felle reactie en niks was beter vertier dan wat leedvermaak. Miquels grijs verdween echter snel toen Dionysus zei dat ze binnen een half uur alles gepakt moesten hebben en klaar moesten staan bij de poort. Hij ging hier dan ook fel tegenin.
‘Dat hoeft u niet te verwachten van mij. Hoe kunnen we vertrekken als we niet eens weten waar we heen moeten? En daarbij, binnen een half uur? Bent u krankjorum of zo?’ Miquel sloeg zijn armen over elkaar en zakte onderuit in zijn stoel. Hij was nog niet van plan om het kamp te verlaten en dit liet hij dan ook duidelijk merken.
‘Best. Zullen we het dan even hebben over de dingen die je vandaag hebt uitgevreten? Je weet dondersgoed dat je bij een training alleen houten zwaarden mag gebruiken. Weet welke straf er staat op de overtreding van die regel? Nou? En daarbij heb je ook nog eens je tegenstander aan zijn zwaardhand verwond, wat al helemaal verboden is.’ Dionysus kreeg een gemene glimlach rond zijn mond en Miquel kreeg het gevoel dat hij maar beter kon doen wat hem gevraagd werd. De vorige keer dat Dionysus zo naar hem keek, had hij alle toiletten moeten ontstoppen. Hij had er nog nachtmerries van.
‘Best,’ zei hij, ‘zolang dat ding mij maar niet in de weg loopt.’ Hij wierp een hooghartige blik naar Tiffany.
‘Als jullie me nu willen excuseren, ik moet blijkbaar binnen een half uur mijn spullen hebben gepakt.’ En met dit gezegd te hebben, liep hij het kantoor uit en sloeg hij de deur met een knal achter zich dicht.
Bij het Hermeshuis aangekomen, liet hij zich gefrustreerd op zijn slaapzak vallen. De meeste kampers waren bezig met allerlei activiteiten, maar sommigen zaten in de huizen te relaxen. Remy was hier één van. Voorzichtig kwam hij naast Miquel zitten.
‘Gaat ‘ie? Dat was heel dapper van je, weet je?’ Remy had een soort autisme waardoor hij wat anders was dan de rest. Hij gedroeg zich ook jonger dan dat hij eigenlijk was, waar Miquel zich nog wel eens aan kon ergeren. Dit keer, echter, glimlachte hij kleintjes.
‘Ja hoor, Reem. Ik red het wel.’ Remy schoof een beetje ongemakkelijk heen en weer over Miquels slaapzak. Dat was ook nog een klein dingetje van halfgoden: de meesten hadden ADHD. Miquel had daar niet zoveel last van. Hij had geleerd het te beheersen. Remy tikte op zijn schouder.
‘Miquel, ik heb wat nog wat voor je, eh, gemaakt.’ Remy haalde voorzichtig een groot medaillon uit zijn broekzak. Bovenop was een afbeelding van de zon gegrafeerd. ‘Het is een zonnewijzer. Zo weet je hoelang het nog duurt voor de eclips. Tot op de seconden precies!’ De trotse glimlach van Remy leek de hele kamer te verlichten, tot Miquel erachter kwam dat het niet zijn glimlach, maar het teken boven Remy ’s hoofd was. Een grote, rood oplichtende hamer was boven zijn hoofd verschenen. Miquel glimlachte.
‘Gefeliciteerd Reem, je vader heeft je erkend. Hephaistos was blijkbaar ook onder de indruk van je zonnewijzer.’ Remy glunderde van oor tot oor.
‘Geen zorgen hoor Miquel! Jou papa komt ook nog. Ik weet het zeker!’ Met een sprongetje van geluk vloog Remy het Hermeshuis uit, op weg naar zijn broers en zussen. Miquel zuchtte.
‘Je moest eens weten, Reem, je moest eens weten.’ En met hevige tegenzin begon Miquel met pakken.
14Als zij niet naar voren was gestapt, dan had niemand dat gedaan. Dat was één ding waar Tiffany zeker van was geweest. Niet dat ze zelf nou echt blij was met haar partner. Het was gewoon een vervelend joch en dat was alleen maar meer naar voren gekomen toen hij haar een “ding” had genoemd. Het liefst had ze er nog op willen reageren, maar hij was al weer verdwenen voordat ze echt de kans gehad om iets te zeggen. Dat joch zou nog wel wat te horen krijgen. Zonder haar zou hij het hoe dan ook niet redden. Met zijn domme gedrag, waar Dionysus hem al op had gewezen, zou hij binnen een paar seconden dood zijn, als hij niet naar haar zou luisteren. Iets wat hij waarschijnlijk ook niet zou doen, dus wie weet zat ze binnen een paar opdrachten wel zonder partner. Hoe vervelend ze hem vond, dat wilde ze nou ook weer niet. Misschien een wond, zodat hij door zou hebben dat hij iets aan haar had.
‘Het lijkt erop dat jullie een geweldige tijd tegemoet gaan,’ zei Dionysus grijnzend. Tiffany rolde met haar ogen en besloot dat het ook voor haar tijd was om maar eens wat dingen in te pakken. Zuchtend vertrok ze dan ook uit het kantoor, richting het huis van Athena. Ze zocht haar plekje op en liet zichzelf op het bed zakken. Het zou wel een tijdje duren voordat ze hier weer zou komen. Een maand, misschien wel nooit meer. Het lag er maar net aan wat de opdrachten zouden zijn en of ze die ook zou overleven. Of als Miquel haar niet zou wurgen omdat hij haar vervelend vond, of andersom.
‘Tiffany?’ Een meisje van een jaar of zestien, met donkerbruine krullen, kwam haar kant op en nam naast haar plaats. Charlie. Het was een meisje dat hier al was geweest voordat zij hier was geweest. Zij was degene die haar een beetje rond had geleid, haar had laten zien wat alles was. Ze was toch wel een soort van beste vriendin, als Tiff het zo kon noemen. Een andere benaming wist ze zo snel ook niet.
‘Hé.’ Tiffany glimlachte licht en ze klopte op het matras. Al snel kwam Charlie naast haar zitten.
‘Op een questee met Miquel. Dat is… Dapper.’
‘Iemand moest het doen. Als ik niet naar voren was gestapt, had niemand het gedaan.’ Tiffany haalde haar schouders op en kwam weer overeind. Ze pakte haar sporttas, die ze mee had genomen van thuis, en legde die op het bed. Ze kon moeilijk in de kleding die ze nu aan had, op een questee gaan. Dat zou ten eerste heel erg opvallen, en ten tweede was het ook niet geschikt voor elk type weer. Ze maakte de sporttas open en haalde er een paar broeken en hemdjes uit, samen met twee sweaters. Veel kon ze niet meenemen, dus ze zou het slim moeten combineren.
‘Alsnog. Niemand mag Miquel, behalve Remy dan, maar dat is ook weer een geval apart.’ Charlie haalde haar schouders op en liet zich op het bed vallen, bovenop de kleding die Tiffany net neer had gelegd.
‘Char, ik moet inpakken. Ik moet over een half uur weg, kom op.’ Ze duwde het meisje een stukje overeind en pakte haar oude rugzak, die ze normaal voor school had gebruikt. Ze stopte haar de kleding er in en keek bedenkelijk om zich heen. Vervolgens raapte ze wat ondergoed bij elkaar en dat propte ze onderin, voor het geval Miquel ideeën kreeg.
‘Ik zeg alleen maar dat jij hetgeen doet wat niemand durft. Sowieso, je gaat het kamp redden! Dat verdient toch een beetje aandacht?’ Charlie kwam weer helemaal overeind en haalde een hand door haar donkere krullen. ‘Het is alleen een beetje jammer dat je het met hem moet doen. Als je het niet volhoudt, mag je best een klap uitdelen. Waarschijnlijk vindt niemand dat hier erg.’
‘Hij heeft geluk dat ik hem nu niet heb geslagen. Me “dat ding” noemen. Wie denkt hij wel niet dat hij is? En alsof ik in de weg ga lopen. Hij is waarschijnlijk de eerste die als een sukkel rond gaat rennen met een zwaard en er voor zorgt dat dit kamp ten onder gaat,’ mompelde ze knarsetandend. Ze ritste haar rugzak dicht en keek op naar haar vriendin, die haar met een scheve grijns aan keek.
‘Je redt het wel, toch?’
‘Natuurlijk, ik kan hem wel aan.’ Ze haalde haar schouders op en pakte het overgebleven setje kleding, dat ze niet in had gepakt. Al was het niet meer dan een simpel, zwart hemdje en vest die een wat vervaagde kleur paars had. Ze trok het oranje kampshirt over haar hoofd en wisselde het om met de kleding die ze klaar had gelegd. Vervolgens nam ze de rugzak vast en slingerde ze die over haar schouder.
‘Heb je een wapen?’ vroeg Charlie. Tiffany knikte en haalde een gouden pen uit haar nachtkastje. Ze klikte op het kleine knopje en glimlachte toen er een zwaard in haar handen tevoorschijn kwam. Ze was het beste met een zwaard. Ze klikte het weer in en stopte de pen vervolgens in de zak van haar vest.
‘Ga je mee naar de poort?’ vroeg ze aan Charlie, wie daar mee instemde. Samen liepen ze naar het einde van het kamp, of het begin. Het was maar net hoe je het wilde noemen. Toen ze bij de poort waren, stopte ze met lopen. Tiff sloeg haar armen om Charlie heen en ze haalde diep adem.
‘Je bent over een maand weer terug, dat weet ik zeker,’ verzekerde Charlie haar.
18Het duurde even, maar uiteindelijk was het hem gelukt. Met veel moeite trok hij de rits van zijn tas dicht en hees hem op zijn rug. Het viel hem nog mee hoe zwaar hij was, helemaal als je besefte dat hij er nog een setje werpmessen in had gegooid. Je wist maar nooit wanneer die van pas zouden komen. Ook zat de tas vol met – natuurlijk – extra kleding voor ongeveer twee weken, meer paste er niet in, en had hij zijn geldbuidel (die aardig vol zat) erin gestopt. De buidel bevatte zowel menselijk geld als gouden godenmunten, vooral dat laatste kon nog goed van pas komen.
Miquel keek voor de laatste keer in de spiegel. Dit was het dan echt. Dit was zijn laatste dag op het kamp. Hij zou niet meer terugkeren. Zijn hand gleed naar zijn broekzak, waar hij een zwarte munt uithaalde. Hij staarde er verdrietig naar, waarna hij hem in de lucht gooide. De munt begon te tollen en veranderde in een zwart zwaard met op het handvat versieringen gemaakt van goddelijk brons. Soepel ving hij zijn zwaard op en bewoog hem in zijn hand. Hij was perfect uitgebalanceerd, hij paste precies in zijn hand. De munt had hij al vanaf zijn geboorte. Zijn moeder had hem altijd voor hem bewaard, tot hij oud genoeg zou zijn. Helaas heeft ze de munt nooit persoonlijk kunnen geven. Hij had het van de politie als erfenis gekregen. Ze had de munt bij haar gehad toen ze zichzelf van kant maakte. De zwarte kleur was dan ook heel toepasselijk.
Na het zwaard weer in een munt verandert te hebben, stopte hij hem in zijn zak en liep naar buiten. De zon straalde hevig, waardoor Miquel begon te twijfelen of het wel zo verstandig was geweest om een zwart korte mouwen shirt aan te stekken. Helaas had hij geen tijd meer om van kleding te veranderen, dus liep hij, in zijn spijkerbroek en shirt, richting de poort. Halverwege hoorde hij iemand zijn naam roepen. Vragend draaide hij zich om trok een wenkbrauw op toen hij zag dat Remy als een gek op hem af kwam gerend.
‘Miquel, Miquel wacht nou!’ Compleet buiten adem stopte Remy voor zijn neus en zocht steun bij Miquel om uit te hijgen. Miquel liet het toe.
‘Wat is er Remy?’ Remy ademde een paar keer diep in-en-uit en keek Miquel recht aan.
‘Ik was vergeten dag te zeggen.’ Miquel glimlachte kleintjes.
‘Het is al goed.’ Remy schudde hevig zijn hoofd.
‘Nee, niet waar. Je kan doodgaan. Beloof me niet dood te gaan, oké? En, en neem Tiff mee terug.’ Remy wees naar de poort. Je kon Tiffany vanwege haar rode haren al van ver af zien. Miquel zuchtte.
‘Ik beloof het Remy,’ zei hij geruststellend. Hij had het bijna zelf geloofd. ‘Ik moet nu echt gaan. Hou je haaks, blondie.’ Remy lachte verdrietig. Daarna deed hij een stap naar achteren, zwaaide en rende hij weer terug naar de smidse.
Het leek erop dat Tiffany iemand mee had genomen tot aan de poort. Miquel herkende haar wel. Charlie, het meisje met de mooie haren. Hij vond het jammer dat zij niet een van de oudsten was, anders had zij wel van hem mee gemogen. Zij was waarschijnlijk leuker gezelschap dan het domme ding waar hij mee opgescheept zat en ze had, volgens hem, een wat vrouwelijkere uitstraling. Charlie zag hem aankomen lopen en als reactie daarop liet ze Tiffany los en begon zachtjes te praten. Zijn metgezel keek zijn kant op en keek niet bepaald enthousiast. Eerder geïrriteerd. Miquel wist wel waarom, maar hij voelde zich alles behalve schuldig. Hij keek haar met een quasi glimlachend aan en ging naast haar staan.
‘Als je het niet erg vind Charlie, neem ik haar nu mee. Als we dan toch op een dodenmissie worden gestuurd, kunnen we net zo goed meteen beginnen. Oja, en let een beetje op Remy, wil je?’ Hierna pakte hij Tiffany bij haar arm en trok haar mee door het schild, weg van de bescherming.
‘Hè laat dat! Ik weet heus wel hoe ik moet lopen.’ Tiffany rukte zich los uit zijn greep en wreef even over de plek waar hij haar had vastgehouden.
‘Goed om te weten. Kunnen we nu verder?’ Miquel keek geïrriteerd voor zich uit en liep verder, expres op een hoog tempo. Tiffany leek hem aardig te kunnen bijhouden, wat hem nog chagrijniger maakte. Tussen hen in hing een bijna vijandige stilte. Het was waarschijnlijk nog een hele tijd zo stil geweest, als er niet opeens, vlak voor hun neus iets uit de grond schoot. Iets geels en puntigs. Onder het voorwerp verscheen, uit het niets, de volgende tekst:
1e opdracht
Vergif kan heel dodelijk zijn
‘Oké, geweldig. Nu worden de opdrachten ook nog eens in raadselvorm gegeven. Mijn dag kan niet meer stuk.’
14Wat chagrijnig bekeek Tiffany haar arm, terwijl ze samen met Miquel het bos in liep. Zijn greep had haar behoorlijk pijn gedaan, maar ze had geen zin om er over te zeuren. Dat zou betekenen dat ze hem een zwakte zou laten zien en dat was niet wat ze wilde. Hij had haar niet eens normaal afscheid laten nemen van Charlie, tenminste, niet zoals ze had gewild. Dat was eigenlijk hetgeen waar ze bozer om was. Dat hij het afscheid voor haar had bepaald. Zij had hem toch ook niet bij Remy weggetrokken? Niet dat ze die twee echt door had gehad, tot ze hen had gezien, maar dan nog. Hij had het recht niet om zomaar te besluiten dat ze zouden gaan. Nu kon ze er echter weinig aan veranderen, want ze waren vertrokken. Op weg naar hun eerste opdracht, waar die dan ook was. Hades was zo plotseling gekomen, dat de eerste opdracht waarschijnlijk ook net zo uit het niets zou kunnen komen.
Ze had gemerkt dat hij expres sneller was gaan lopen. Ze wist niet waar hij op wachtte. Haar geklaag? Dat ze het niet meer bij kon houden en dat ze tijd nodig had om te stoppen? Ze kwam al drie jaar op het kamp, werkte het hele jaar door aan haar conditie. Het zou niet snel gebeuren dat ze zou gaan stoppen om even op adem te komen. Ze gunde het hem ook niet. Dus mocht ze het ooit moeilijk krijgen met het tempo, dan zou ze alsnog haar tanden op elkaar bijten en gewoon door lopen. Hoe slechter hij haar behandelde, hoe meer ze de drang kreeg om te bewijzen dat ze het wel kon. Niet tegenover hem, hij was immers strontvervelend. Misschien meer tegenover haar moeder, wie hopelijk met haar mee keek, haar misschien wel zou beschermen. Aan de andere kant. Wat was één simpel leven voor dat van velen? Het zou een strategische zet zijn om Tiff gewoon los te laten. Van moederlijke liefde was sowieso nooit veel spraken geweest. Niet dat andere halfgoden daar geen last van hadden. Het was vrijwel normaal dat niemand echt een idee had wie zijn moeder was, of vader. Het enige “contact” wat je had, was op het moment dat je werd erkend. Iets wat redelijk speciaal was, omdat het bij sommigen nog steeds niet was gebeurd. Bij haar was het snel gegaan, tijdens haar eerste vlaggenroof. Ze had een strategie bedacht, en blijkbaar een hele goede, waardoor haar moeder haar had erkend. Ergens had ze dat hele gedoe niet begrepen, omdat haar vader toch ook gewoon had kunnen vertellen dat haar moeder Athena was geweest? Blijkbaar niet, maar ze wist het nu. Dat was fijn, ergens.
Automatisch stopte ze met lopen toen ze het gele, puntige iets uit de grond zag komen, met de tekst er onder. Ze trok haar wenkbrauwen op en knielde neer bij het object. “Vergif kan heel dodelijk zijn” dat waren de woorden die ze had gelezen. Dat liet haar weten dat het object waarschijnlijk giftig was en dat ze het beter niet aan kon raken met haar vingers.
‘Het is geen raadsel,’ mompelde Tiffany. Ze trok de mouw van haar vest over haar vingers heen en pakte het gele, puntige ding vast, zodat ze het beter kon bekijken. ‘Het is een tand van een Hydra. Normaal is alleen zijn adem al genoeg om je te vergiftigen, maar aangezien dit één tand is, valt het nog mee. Waarschijnlijk is de tand zelf alleen nog giftig, maar zelfs dat betwijfel ik.’ De tand was echter geen onderdeel meer van de Hydra, dus was het ook los van de giftoevoer. Voor de zekerheid legde ze de tand echter weg en wreef ze haar mouw af tussen de bladeren, in de hoop dat het gif, als dat er al was, niet meer op haar kleding zou zitten.
‘Dus de eerste opdracht heeft waarschijnlijk te maken met een hydra. Misschien moeten we er tegen vechten, al lijkt me dat niet logisch. Hades zou niet specifiek iets zeggen over het gif, als we daar niks mee zouden moeten doen,’ dacht Tiffany hardop.
‘Goh, lekker logisch. Bij gif denkt iedereen toch meteen aan een Hydra? Die tand is al genoeg bewijs.’ Miquel knielde neer bij de tand en bekeek hem. ‘Overduidelijk die van een Hydra. We gaan.’
‘Joh, alsof je dat niet wist doordat ik het net zei.’ Tiffany rolde met haar ogen en kwam weer overeind, waarna ze snel achter Miquel aanliep, aangezien hij duidelijk nog vaart wilde hebben in deze questee.
‘Weet je eigenlijk wel waar we heen gaan? Ik bedoel, in het verhaal van Herakles was de hydra in een meer in Lerna. Dus ik denk dat we naar een meer moeten zoeken en ik denk niet dat die hier in de buurt zijn. Sterker nog, ik weet het wel zeker.’
Ze waren in New York, dichtbij de stad New York. Daar waren nou niet echt meren waarin een monster zoals een hydra zich zou kunnen verstoppen. Dus wie weet waar ze heen zouden moeten gaan om de hydra te vinden. Hoe dan ook, Miquel liep duidelijk de verkeerde kant op en ze had niet heel erg veel zin om constant verkeerd te lopen. ‘Het meer van Lerna is echter veel te ver. Bij de golf van Mexico worden ze wel eens gezien, de hydra's. Dus het lijkt me het beste als we daar heen gaan.'
18Miquel hield er niet van wanneer iemand iets eerder had uitgevonden dan hij. Helemaal niet wanneer het zo’n vervelend iemand was als Tiffany. Hij wist dat zijn woorden eigenlijk nergens op sloegen, maar hij moest hoe dan ook de leiding weer terugkrijgen. Zij zal hém volgen en niet andersom.
‘Goh, lekker logisch. Bij gif denkt iedereen toch meteen aan een Hydra? Die tand is al genoeg bewijs.’ Heel hooghartig pakte hij de tand op, draaide hij hem rond en legde hem weer neer. ‘Overduidelijk die van een Hydra. We gaan.’ Hij negeerde haar opmerking dat wat hij zei precies hetzelfde was als wat zij daarvoor had gezegd en liep gestaagd door. Ze moesten dus een Hydra zien te vinden. Iedereen kende het verhaal van Heracles wel, hoe hij de Hydra met behulp van een vriend had verslagen, maar dat verhaal speelde zich af in Griekenland en zij hadden niet de tijd om daarheen te gaan.
‘In het meer van Lerna zijn er altijd wel wat, maar dat is veel te ver. Bij de golf van Mexico worden ze wel eens gezien, de hydra's. Dus dat lijkt mij het beste.’ Alhoewel Miquel het nooit toe zou geven, was hij toch wel blij dat Tiffany zoveel boeken had gelezen – elk kind van Athena houdt van lezen – en dit soort informatie wist.
‘Nou, dan gaan we toch gezellig naar New Orleans? Louisiana ligt hier het dichtst bij, dus dat lijkt me het verstandigst. Maar eerst natuurlijk vervoer. Kom.’ Miquel begon richting het eerste beste dorpje te lopen. De stad New York lag net wat te ver van hen vandaan, dus moesten ze ergens anders hun vervoer vandaan halen. Miquel wist al precies waar ze moesten zijn. Hij was er al eerder geweest, samen met wat kinderen van Hermes, de god van de dieven en handelaren. En stelen konden zijn kinderen. Winkel na winkel roofde ze leeg, zonder opgemerkt te worden. Uiteindelijk waren ze in zo’n goede stemming, dat ze besloten dat het tijd was om eens met het “echte werk” te beginnen. De smeerlappen hadden serieus met een enkele paperclip een auto geopend, gestart en waren ermee weggereden. En dat was precies wat Miquel nu ook van plan was te doen. Alleen deze keer dan zonder op zijn lazer te krijgen van Dionysus.
Het dorpje was ongeveer tien minuten lopen en in al die tijd had Tiffany geen enkele vraag gesteld, iets wat Miquel erg prettig vond. Het gaf hem een soort gevoel van macht, dat hij echt de touwtjes in handen had. Eenmaal aangekomen, grijnsde Miquel breed. Voordat ze de auto zouden stelen, moesten ze écht eerst even wat drinken. Het was warm buiten en zijn keel begon pijn te doen van uitdroging.
‘We gaan even wat drinken, daarna laat ik je wel zien wat we gaan doen. Zie je die shop daar, ik ken daar wat mensen.’ Miquel liep richting het café, keek naar binnen en knikte naar Tiffany. Daarna liepen ze samen de coffee shop in. Een grijns verscheen er over zijn gezicht toen hij een bekende achter de bar zag staan.
‘Michelle, wat leuk je weer te zien.’ Michelle trok een vreemd gezicht, maar toen ze Miquel herkende, lachte ze breeduit.
‘Miq, das lang geleden! Wat wil je? Rondje van het huis voor jou!’ Miquel legde zijn hand op de toonbank en glimlachte lief naar haar.
‘Maakt me niet uit. We kunnen helaas niet lang blijven, er is nogal wat gedoe met jeweetwel.’ Michelle knikte.
‘Ja, dat hoorde ik al van de anderen. Maareh, wat wil je vriendin daar?’
‘Ze is mijn vriendin niet. Ze is… niet echt mijn type.’ Miquel keerde zich om naar Tiffany.
‘Wat wil je.’
‘Eh, water is prima.’ Miquel knikte.
‘Water voor het meisje.’ Michelle begon met inschenken. Toen ze klaar was, gooide Miquel een tientje op de toonbank.
‘Fooi.’ Michelle grijnsde.
Nadat ze allebei hun drinken ophadden – Miquel had een café late – liepen ze weer het café uit. Zijn ogen gleden over de weg en toen hij zag dat er niemand was, liep hij richting de parkeerplaats naar de mooist uitziende auto die er stond. Een Ferrari. Fluitend haalde hij een paperclip uit zijn broekzak, vouwde hem open en begon in het slot te peuteren.
14New Orleans was een oude stad, met veel geschiedenis. De stad had haar altijd prachtig geleken, maar vanuit Indiana was Louisiana toch nog een aardig stuk reizen en ze had er nooit echt het geld voor gehad. Daarbij wist ze dat dit geen tripje was om te gaan sightseeën, misschien een klein beetje, aangezien ze naar de golf van Mexico zouden moeten, maar dat was nog steeds puur zakelijk. Niet zoals vroeger, toen ze het liefst haar hele vakantie vol had gepland om allerlei dingen te bekijken. Haar vader had het nooit echt geweldig gevonden. Al die kastelen, oude stadjes en gebouwen, dus op sommige momenten had hij haar maar rond laten dwalen met haar stiefmoeder. Die had het allemaal nog niet zo erg gevonden dat ze mee had gemoeten naar culturele bezienswaardigheden. Tiffany was al lang blij geweest dat er iemand met haar mee had gewild en dat had ze ook altijd laten blijken, door alle verhalen te vertellen die ze kende, als ze eens ergens waren.
Stilletjes was ze Miquel naar het café gevolgd, al had ze niet begrepen waarom hij daar heen had gewild. Hij kende wat mensen, nou en? Ze hadden geen tijd hier voor, ze zouden vervoer moeten regelen om zo verder te komen naar Louisiana. Het was immers niet om de hoek. Ze wist niet precies hoe ver het was vanaf New York, maar het zou zeker meer dan twee dagen duren met een auto. Geld voor een vliegtuig hadden ze niet. Ze hadden überhaupt geen geld, voor zover zij wist. Misschien dat er genoeg op haar spaarrekening zou staan, maar het was maar de vraag hoeveel geld ze er in één keer vanaf zou kunnen halen. Het meest logische was om een auto te huren. Dat kostte niet al te veel geld, maar er kwamen natuurlijk altijd benzinekosten bij kijken. Ze zouden hoe dan ook bij de golf van Mexico moeten komen en een auto zou uiteindelijk toch goedkoper zijn dan een vliegtuig.
In stilte dronk ze haar water op, terwijl ze het café nog eens goed bekeek. Het had geleken alsof Michelle had geweten wie Miquel was, écht was. Alsof ze door had waarom ze hier waren, wat betekende dat ze ook een halfgod moest zijn, maar waarom waren ze dan hier? Die logica snapte ze nog steeds niet, al was ze nog meer verbaasd over het feit dat Miquel wel degelijk aardig kon zijn. Misschien niet tegen haar, maar hij had zich gedragen en dat was toch een soort wonder waar ze zich over verbaasde.
‘Jij bent trouwens ook mijn type niet,’ zei ze met een opgetrokken neus toen ze weer naar buiten liepen. Ze snapte niet waarom hij dat had moeten melden en ergens had ze zich geraakt gevoeld door zijn woorden. Niet dat ze wilde dat ze zijn type was. God nee, ze zou het nog geen uur kunnen uithouden met een jongen zoals Miquel. Als er iemand niet haar type was, dan was hij het. Dus het was alleen maar goed dat zij ook niet zijn type was, maar toch klonk het niet fijn om te horen. Misschien was dat wel de meisjesonzekerheid die ieder meisje bezat. Vaak had ze gedacht dat ze daar te slim voor was, te nuchter. Blijkbaar toch niet.
Met opgetrokken wenkbrauwen volgde ze de jongen, die de straat over was gestoken en op een parkeerplaats was beland. Haar ogen werden groot van verbazing toen ze hem neer zag knielen bij een rood gelakte, glimmende auto. Meteen schoot ze de straat over en trok ze hem aan zijn schouder een stuk naar achteren, waardoor hij even wankelde.
‘Wat denk je wel niet? We kunnen toch geen auto jatten? Wat als het alarm af gaat? Of als iemand ons betrapt? Dan belandden we in de gevangenis en dan is het kamp vervloekt!’ siste ze. Dacht hij nou echt dat ze hier mee weg zouden komen, zonder dat iemand het door zou hebben? Dat was belachelijk! Iemand zou die auto gaan missen, en dus als vermist opgeven! Dan zouden ze de kentekenplaat gaan opzoeken, verspreiden. Wie weet hoe snel ze de auto zouden hebben getraceerd en dan wat? Wat voor verhaal zouden ze op moeten hangen om er voor te zorgen dat ze niet in de gevangenis zouden belandden?
‘We hebben vervoer nodig, dit is vervoer,’ antwoordde Miquel droog. Tiff zuchtte en stopte het randje van haar nagels tussen haar tanden, terwijl ze schichtig om zich heen keek. Er was momenteel niemand te zien, maar dat betekende niet meteen dat er ook niemand was! Wie weet keek iemand wel van achter de gordijnen hun kant op, met een telefoon in zijn hand, klaar om de politie te bellen.
‘Weet je eigenlijk wel hoe je in zo’n ding moet rijden?’ Zelf had ze geen idee. Ze had er boeken over gelezen en ze wist hoe een auto in elkaar zat. Dus de theorie kende ze. In praktijk zou het alleen een stuk minder goed gaan.
Er klonk een klik en een knopje aan de binnenkant van de deur, schoot omhoog. Miquel kwam met een grijns overeind en opende de deur, waarna hij zelf instapte.
‘Shit,’ mompelde Tiff, waarna ze om de auto heenliep en plaatsnam op de bijrijdersstoel.
18De reactie van Tiffany kwam precies overeen met hoe Miquel dacht dat ze zou reageren. Hij was blij te weten dat hij zo’n goed inschattingsvermogen had. Hij had de Ferrari doelbewust uitgekozen als hun tijdelijke vervoersmiddel, hij kende de eigenaar ervan en de man had hem nog wat te goed. Met het “lenen” van zijn auto stonden ze weer quitte, vond hij. Hij wist alleen niet zeker of de man er zelf ook zo over dacht.
Na een tijdje gepunnikt te hebben (en de stormvloed van verwijtingen van Tiffany genegeerd te hebben), klonk er een zachte “klik”. Met een tevreden grijns stapte hij in de auto en bekeek hem eens goed van binnen. Werkelijk alles zat erop en eraan, zelfs stoelverwarming – niet dat ze die nodig hadden – en tot zijn grote verbazing een som geld. Gewoon, op de bijrijdersstoel. Miquel griste het net op tijd weg, anders was Tiffany erop gaan zitten. Hij merkte dat het meisje niet wist dat er geld had gelegen, daarom propte hij het snel in zijn rugzak, die hij daarna op de achterbank gooide.
‘Nu alleen nog even de auto starten.’ Zo voorzichtig mogelijk haalde hij het klepte onder het contact eraf. Na een minuutje gesjoemeld te hebben met de draaitjes, klonk er een luid gebrom. De motor liep. Miquel ging weer rechtop zitten en keek nonchalant uit het raampje. Niemand keek hun kant op, wat betekende dat niemand iets doorhad. Tevreden klopte hij zijn handen af, waarna hij ze lichtjes op het stuur legde. Hij grijnsde.
‘Waar moesten we ook alweer heen? Ik vergeet de naam telkens.’ Tiffany zag eruit alsof ze ieder moment een beroerte kon krijgen. Haar stem klonk dan ook net een octaaf hoger.
‘New Orleans.’ Miquel knikte en zette de navigatie aan. Een blauw autootje verscheen er op het scherm en een mannelijke stem begon te praten. Miquel had een voorkeur voor een vrouwelijke stem – die praatte altijd net wat duidelijker – dus schakelde hij hem om naar een vrouw.
‘Na tien meter, rechts afslaan.’ Miquel lachte, drukte het gas in en reed de parkeerplaats af.
Alles verliep soepel, geen politie, geen wegversperringen, niks niet. De navigatie gaf aan dat het niet heel lang meer duurde naar New York. Ze zouden daar een nieuwe auto moeten stelen, want ze konden niet constant in dezelfde blijven rijden. De man wiens auto ze nu hadden, had waarschijnlijk al een melding gedaan. Daarom was het maar goed ook dat ze bijna in de stad waren, daar werden per dag zoveel auto’s gestolen en gedropt, dat de Ferrari waar ze in reden niet eens meer op zou vallen, tenminste, dat hoopte hij.
Omdat ze elkaar al een tijdje genegeerd hadden, vond Miquel dat ze in ieder geval over íets moesten praten. Ze zaten immers met elkaar opgescheept en om elkaar nou de hele queeste te negeren, was ook zo wat. Hij herinnerde zich de vraag die Tiffany hem had gesteld, vlak voordat ze de auto instapte.
‘Ik heb leren autorijden toen ik tien jaar oud was. Ik leefde vanaf mijn achtste al op straat, ergens in een getto van Las Vegas.’ Zo, dat vond hij wel genoeg. Hij vertelde eigenlijk nooit wat over zichzelf, enkel in hele uitzonderlijke situaties, zoals op dat moment. Hij zuchtte. Hij had nu al spijt van wat hij had gezegd.
14Tiffany kon niet geloven dat ze in de auto was gestapt. Dat ze naast Miquel zat, in een gestolen auto. Eentje die niet van hen was, eentje die iemand vast zou missen. Ze had echter geen keuze gehad. Als ze er niet in was gegaan, dan was de jongen zonder haar weggereden en dat had er dan voor gezorgd dat hij in zijn eentje de rest van zijn questee had moeten doen. Iets wat ze de jongen niet gunde. Daarbij zou hij het niet eens zonder haar redden. Zij misschien ook wel niet zonder hem, maar dat lag in ieder geval niet aan zijn hersenen. Hij kon nog niet eens de naam onthouden van de plek waar ze heen moesten reizen. Wat had ze daar nou aan? Juist, helemaal niets.
Met opgetrokken wenkbrauwen keek Tiffany naar de jongen naast haar. Ze wist niet zo goed waar ze op moest reageren. Op het feit dat hij op zijn tiende al auto had leren rijden, wat echt belachelijk gevaarlijk was voor een kind van tien, of dat hij vanaf zijn achtste al op de straat had geleefd. Ze wist niet wanneer hij op het kamp was gekomen, maar hij had dus sowieso al twee jaar op straat geleefd. Dat leek haar verschrikkelijk. Geen familie, niets om je heen. Enkel jezelf, misschien een groep waar je mee leefde. Ze had eerlijk gezegd geen idee hoe dat in elkaar zit, dat hele leventje op straat. Iets in haar zij dat Miquel het er niet over wilde hebben, maar haar nieuwsgierigheid was moeilijk te bedwingen.
‘Als je maar iets beter rijdt dan in een getto,’ mompelde ze uiteindelijk en ze keek naar buiten. Ze had geen idee hoe ze daar precies reden, maar het was haar duidelijk dat deze jongens al genoeg ervaring had met inbraak. Anders had hij nooit geweten hoe hij de auto op had moeten krijgen, laat staan hoe hij die had moeten starten. Dat was hem veel te makkelijk afgegaan, vond ze. Het liefst maakte ze er een opmerking over, maar ze moest op haar tong bijten om het niet te doen.
Haar ogen gleden naar buiten en ze staarde naar de gebouwen die voorbij kwamen, al hadden ze al snel de stad weer verlaten. New Orleans was nog een heel stuk verderop en het zou onlogisch zijn om eerst heel New York door te crossen. Dan konden ze er beter omheen, wat de navigatie waarschijnlijk ook van plan was. Tiff vond het een interessant ding, dat wel, maar ze snapte niet hoe mensen op een machine konden vertrouwen. Ze had al vaak genoeg gehoord dat een navigatiesysteem niet helemaal up-to-date was geweest, waardoor mensen verkeerd waren gereden. Dan was een kaart toch veel beter? Al moest ze toegeven dat die ook niet altijd klopten. Toch waren kaarten beter dan één of andere computer die vertelde waar je heen moest. Misschien maakte haar dat ouderwets, maar in haar ogen waren er zoveel manieren om te navigeren. Niet dat ze op dit moment iets zou hebben aan de zon, de maan en de sterren, zeker niet nu ze zo dichtbij de steden waren.
Ze kwamen al snel op een snelweg, wat betekende dat Miquel het gas behoorlijk intrapte. Zuchtend keek ze naar de borden langs de snelweg, waardoor ze kwam te weten dat ze veel te hard reden. Het was dat er zo nu en dan nog een andere auto was om hen een beetje tegen te houden, maar over het algemeen reed Miquel veel te hard, wat haar irriteerde. Hij deed niet voorzichtig genoeg. Daarbij hadden ze geen geld om een boete te betalen, als ze opeens politie tegen zouden komen.
‘Denk je dat je misschien iets minder hard kan rijden?’ opperde ze en ze wees naar de snelheidsmeter. ‘Je rijd namelijk twintig kilometer te hard. Ik heb geen zin in gedoe met de politie. Dat zorgt alleen maar voor vertraging.’
18
Om nieuwe berichten te laden: ingeschakeld
