Amarynthia schreef:
“Loving and fighting. Accusing, uniting. I can't imagine a world with you gone. The joy and the chaos, the demons we're made of. I'd be so lost if you left me alone.”
Met Bo'tje <3 @Demish
Kayra Katherina Savenia
Elke winter was koud, maar dit jaar was de winter extra streng. Alsof het kleine meisje nog niet genoeg op de proef gesteld was. Elke avond zat Kayra bibberend naast het vuur, met verschillende dekens om zich heen geslagen, in een wanhopige poging om haarzelf genoeg te isoleren. Helaas was de kou slechts een bijzaak. Het waren de gevolgen van de kou die overleven moeilijk maakte. De oogst uit haar bescheiden moestuin was vrijwel volledig verprutst. Dieren hadden zichzelf ondergedoken en waren in deze maanden extra moeilijk om te jagen. En door het gebrek van vitaminen en warmte, had Kayra regelmatig wat onder de leden. En toch, toch was dat niet wat deze winter zo zwaar maakte. De uitdaging zat in eenzaamheid. Alles wat ze deed, moest ze zelfstandig uitvoeren. Iets wat niet makkelijk was als tienjarige.
Geduldig zat Kayra tegenover de ketel, wachtende tot de soep die ze had klaargemaakt klaar was. Er zat weinig vulling in, maar de warmte zou haar goed doen. Toen de soep eindelijk begon te pruttelen, pakte ze een stenen kom en vulde deze tot de rand toe vol. Het volgende moment lag de gevulde kom gebroken op de grond. De inhoud verspreidde zich traag. Haar handen waren verstijfd, alsof ze de kom nog vasthad. Angst verspreidde zich door haar lichaam, bij iedere hartslag intenser. Even leek haar lichaam vergeten te zijn hoe ze moest ademen. Zuurstof stokte in haar keel. Was dit waar het voor haar zou eindigen?
‘Hoi Kayra.’
Hij wist haar naam. Bloed trok weg uit haar gezicht en ze had het gevoel alsof ze elk moment flauw kon vallen.
‘Ik wilde je niet laten schrikken. Zonde.’
De man zette een stap naar binnen, wat Kayra ertoe aanzette om een stap naar achter te zetten. De hitte van het vuur achter haar weerhield haar ervan om nog verder achteruit te lopen. De man kwam dichterbij, en dichterbij. Een zacht piepend geluid kwam uit haar keel: een gefaalde poging tot praten. Woorden stokten in haar keel, haar lippen ongehoorzaam.
De man stond nu recht tegenover haar. Hij hurkte voor haar neer, zodat hij op ooghoogte van haar zat. Hij stak haar hand naar haar uit, wat ze instinctief ontweek door zich, ondanks het vuur, naar achter te bewegen. Nog voor ze de warmtebron raakte, had de man haar bovenarm vastgegrepen en haar naar zich toe getrokken. Tranen stonden in haar ogen, maar ze was nog altijd niet in staat om te praten.
‘Rustig maar, kleine meid. Ik heb het gehoord van je ouders. Het spijt me dat je dat moest meemaken.’
Nu gleden de tranen over haar wangen. Van angst, maar ook van verdriet.
‘Geen zorgen. Ik zal je beschermen. Misschien niet zichtbaar, maar achter de schermen zal ik voor je zorgen.’ Hij trok haar nog dichter naar zich toe. Zijn ene hand had haar bovenarm vast in ijzeren greep, met zijn andere hand streek hij voorzichtig haar lange haren uit haar hals. ‘Er is alleen wel iets wat ik daarvoor nodig heb.’ De kleur van zijn ogen veranderde, evenals de kleur onder zijn ogen. Aderen kleurden donkerrood, bijna zwart. Zijn complete ogen waren gehuld in een duisternis die haar hele lichaam verstarde. Ze begon harder te huilen en probeerde te protesteren, maar het ze was hulpeloos in zijn greep. Hij negeerde haar wanhopige pogingen, boog zich naar haar hals en voor ze het wist, voelde ze een scherpe pijn. Haar lichaam verstarde, alsof hij het leven uit haar zoog. Alsof hij het laatste beetje energie van haar stal.
Met enige voorzichtigheid haalde hij zijn tanden uit haar hals. Zijn lippen bleven voor een korte tijd boven de wond hangen, alsof hij twijfelde, alsof hij opnieuw teruggeroepen werd door het bloed. Met enige tegenzin tilde hij zijn hoofd op. Hij beet in zijn eigen pols en tilde zijn hand op. Zijn eigen oogkleur keerde langzaam terug, terwijl hij zijn pols tegen haar lippen drukte. ‘Proef,’ dwong hij. Zonder dat ze het wilde, opende ze haar mond en voelde ze het bloed haar mond binnen druppelen. De hevige pijn in haar nek werd langzaam minder, alsof het verdoofd werd. De man trok zijn pols bij haar weg. Door de plotselinge handeling, gleed er een druppel bloed over haar kin. Hij veegde het zorgvuldig weg met zijn duim, terwijl hij haar blik vastgreep. ‘Vergeet dat ik hier ben geweest. Vergeet dat je iemand gesproken hebt vandaag, en vergeet de pijn die je voelde.’ Dromerig keek ze in de verte, alsof ze niet in het moment leefde. De man kwam overeind en wierp een blik op het kleine meisje. ‘Ik beloof je dat ik je zal beschermen, zo lang als het nodig is. Je bent sterk genoeg om te blijven leven, kleine meid.’ En toen was hij verdwenen, alsof hij er nooit was geweest.
_
Wat een rotbeesten. Terwijl ze neerknielde bij het beekje naast haar huis, vervloekte ze de wilde hond in gedachten. Ze hield haar gehavende arm boven het stromende water, waar ze met haar andere hand wat water uit tilde om de wond te reinigen. Ze had geluk dat het water rechtstreeks van een berg kwam en daarmee vrij zuiver was. Om het te drinken kookte ze het altijd, maar voor het reinigen van een wond voldeed dit. Voor nu.
Die stomme rotbeesten. Het was niet de eerste keer dat ze aangevallen was door een wild beest. Ze had een kreet niet kunnen onderdrukken toen de hond zijn tanden in haar huid hadden genesteld. De wond zag er onprettig uit. Diepe sneeën tekenden haar huid, die momenteel amper zichtbaar was door het vele bloed. Ze knarste haar tanden, alsof dat de pijn deed verminderen. Ze kreunde zacht toen ze opnieuw wat water over de wond liet glijden. Ze had nog wat alcohol in het huisje liggen, maar dat wilde ze liever niet verspillen. Al vreesde ze dat het wel nodig zou zijn om een infectie tegen te gaan.
Een zacht geritsel klonk achter haar. Ze wierp een vluchtige blik over haar schouder en kwam tot haar schrik overeind. Ze had verwacht dat het geluid afkomstig was van een dier, die al in paniek was gevlucht. In plaats daarvan zag ze een jongeman, die nieuwsgierig haar kant op keek. Niet dat ze de jongen veel tijd gunde. Ondanks de pijn in haar arm, trok ze de boog van haar schouder, haalde ze een pijl uit de koker die op haar rug bungelde, en hield ze de jongeman onder schot.
“Loving and fighting. Accusing, uniting. I can't imagine a world with you gone. The joy and the chaos, the demons we're made of. I'd be so lost if you left me alone.”
Met Bo'tje <3 @Demish
Kayra Katherina Savenia
Elke winter was koud, maar dit jaar was de winter extra streng. Alsof het kleine meisje nog niet genoeg op de proef gesteld was. Elke avond zat Kayra bibberend naast het vuur, met verschillende dekens om zich heen geslagen, in een wanhopige poging om haarzelf genoeg te isoleren. Helaas was de kou slechts een bijzaak. Het waren de gevolgen van de kou die overleven moeilijk maakte. De oogst uit haar bescheiden moestuin was vrijwel volledig verprutst. Dieren hadden zichzelf ondergedoken en waren in deze maanden extra moeilijk om te jagen. En door het gebrek van vitaminen en warmte, had Kayra regelmatig wat onder de leden. En toch, toch was dat niet wat deze winter zo zwaar maakte. De uitdaging zat in eenzaamheid. Alles wat ze deed, moest ze zelfstandig uitvoeren. Iets wat niet makkelijk was als tienjarige.
Geduldig zat Kayra tegenover de ketel, wachtende tot de soep die ze had klaargemaakt klaar was. Er zat weinig vulling in, maar de warmte zou haar goed doen. Toen de soep eindelijk begon te pruttelen, pakte ze een stenen kom en vulde deze tot de rand toe vol. Het volgende moment lag de gevulde kom gebroken op de grond. De inhoud verspreidde zich traag. Haar handen waren verstijfd, alsof ze de kom nog vasthad. Angst verspreidde zich door haar lichaam, bij iedere hartslag intenser. Even leek haar lichaam vergeten te zijn hoe ze moest ademen. Zuurstof stokte in haar keel. Was dit waar het voor haar zou eindigen?
‘Hoi Kayra.’
Hij wist haar naam. Bloed trok weg uit haar gezicht en ze had het gevoel alsof ze elk moment flauw kon vallen.
‘Ik wilde je niet laten schrikken. Zonde.’
De man zette een stap naar binnen, wat Kayra ertoe aanzette om een stap naar achter te zetten. De hitte van het vuur achter haar weerhield haar ervan om nog verder achteruit te lopen. De man kwam dichterbij, en dichterbij. Een zacht piepend geluid kwam uit haar keel: een gefaalde poging tot praten. Woorden stokten in haar keel, haar lippen ongehoorzaam.
De man stond nu recht tegenover haar. Hij hurkte voor haar neer, zodat hij op ooghoogte van haar zat. Hij stak haar hand naar haar uit, wat ze instinctief ontweek door zich, ondanks het vuur, naar achter te bewegen. Nog voor ze de warmtebron raakte, had de man haar bovenarm vastgegrepen en haar naar zich toe getrokken. Tranen stonden in haar ogen, maar ze was nog altijd niet in staat om te praten.
‘Rustig maar, kleine meid. Ik heb het gehoord van je ouders. Het spijt me dat je dat moest meemaken.’
Nu gleden de tranen over haar wangen. Van angst, maar ook van verdriet.
‘Geen zorgen. Ik zal je beschermen. Misschien niet zichtbaar, maar achter de schermen zal ik voor je zorgen.’ Hij trok haar nog dichter naar zich toe. Zijn ene hand had haar bovenarm vast in ijzeren greep, met zijn andere hand streek hij voorzichtig haar lange haren uit haar hals. ‘Er is alleen wel iets wat ik daarvoor nodig heb.’ De kleur van zijn ogen veranderde, evenals de kleur onder zijn ogen. Aderen kleurden donkerrood, bijna zwart. Zijn complete ogen waren gehuld in een duisternis die haar hele lichaam verstarde. Ze begon harder te huilen en probeerde te protesteren, maar het ze was hulpeloos in zijn greep. Hij negeerde haar wanhopige pogingen, boog zich naar haar hals en voor ze het wist, voelde ze een scherpe pijn. Haar lichaam verstarde, alsof hij het leven uit haar zoog. Alsof hij het laatste beetje energie van haar stal.
Met enige voorzichtigheid haalde hij zijn tanden uit haar hals. Zijn lippen bleven voor een korte tijd boven de wond hangen, alsof hij twijfelde, alsof hij opnieuw teruggeroepen werd door het bloed. Met enige tegenzin tilde hij zijn hoofd op. Hij beet in zijn eigen pols en tilde zijn hand op. Zijn eigen oogkleur keerde langzaam terug, terwijl hij zijn pols tegen haar lippen drukte. ‘Proef,’ dwong hij. Zonder dat ze het wilde, opende ze haar mond en voelde ze het bloed haar mond binnen druppelen. De hevige pijn in haar nek werd langzaam minder, alsof het verdoofd werd. De man trok zijn pols bij haar weg. Door de plotselinge handeling, gleed er een druppel bloed over haar kin. Hij veegde het zorgvuldig weg met zijn duim, terwijl hij haar blik vastgreep. ‘Vergeet dat ik hier ben geweest. Vergeet dat je iemand gesproken hebt vandaag, en vergeet de pijn die je voelde.’ Dromerig keek ze in de verte, alsof ze niet in het moment leefde. De man kwam overeind en wierp een blik op het kleine meisje. ‘Ik beloof je dat ik je zal beschermen, zo lang als het nodig is. Je bent sterk genoeg om te blijven leven, kleine meid.’ En toen was hij verdwenen, alsof hij er nooit was geweest.
_
Wat een rotbeesten. Terwijl ze neerknielde bij het beekje naast haar huis, vervloekte ze de wilde hond in gedachten. Ze hield haar gehavende arm boven het stromende water, waar ze met haar andere hand wat water uit tilde om de wond te reinigen. Ze had geluk dat het water rechtstreeks van een berg kwam en daarmee vrij zuiver was. Om het te drinken kookte ze het altijd, maar voor het reinigen van een wond voldeed dit. Voor nu.
Die stomme rotbeesten. Het was niet de eerste keer dat ze aangevallen was door een wild beest. Ze had een kreet niet kunnen onderdrukken toen de hond zijn tanden in haar huid hadden genesteld. De wond zag er onprettig uit. Diepe sneeën tekenden haar huid, die momenteel amper zichtbaar was door het vele bloed. Ze knarste haar tanden, alsof dat de pijn deed verminderen. Ze kreunde zacht toen ze opnieuw wat water over de wond liet glijden. Ze had nog wat alcohol in het huisje liggen, maar dat wilde ze liever niet verspillen. Al vreesde ze dat het wel nodig zou zijn om een infectie tegen te gaan.
Een zacht geritsel klonk achter haar. Ze wierp een vluchtige blik over haar schouder en kwam tot haar schrik overeind. Ze had verwacht dat het geluid afkomstig was van een dier, die al in paniek was gevlucht. In plaats daarvan zag ze een jongeman, die nieuwsgierig haar kant op keek. Niet dat ze de jongen veel tijd gunde. Ondanks de pijn in haar arm, trok ze de boog van haar schouder, haalde ze een pijl uit de koker die op haar rug bungelde, en hield ze de jongeman onder schot.