Daynty schreef:
Het voelde niet goed om hier zomaar mee in te stemmen. Het paard was nietsvermoedend aan het grazen, zich onbewust van de ogen die erop gericht waren. Het zou niet het snelste paard zijn, te zien aan de logge bouw van het dier, maar het zou hen altijd sneller kunnen verplaatsen dan dat Raphael en zij zichzelf konden verplaatsen. Heel misschien zouden ze het dier later, ooit een keer terug kunnen brengen naar de boerderij. Een naïeve en nagenoeg onmogelijke gedachte, dat wist ze, maar het stelde haar geweten in ieder geval een beetje gerust.
Een tikkeltje onbeholpen hield ze Raphaels mantel in haar handen, terwijl ze toekeek hoe hij zijn wapenuitrusting controleerde. Ondanks dat ze naast hem stond, maakte de zwarte kleur van zijn uitrusting het zelfs voor haar moeilijk om hem te onderscheiden van de nacht, alsof het materiaal, wat het ook precies was, al het licht opslokte.
‘Ik… Ík moet aankloppen bij het huis?’ Ze herhaalde zijn woorden ongelovig, een beetje geschrokken. Wat als de mensen het doorhadden dat iemand hun paard meenam? Wat als haar acteerkunsten haar in de steek lieten en ze inzagen dat zij bij de dief hoorde? Het zou namelijk heel toevallig zijn dat net op het moment dat hun paard verdween, iemand bij hen aanklopte.
Terwijl ze de mantel omdeed, gluurde ze naar Raphael. Hoe bleef hij zo kalm? Zijn gezicht stond enigszins grimmig, maar zorgen leek hij zich niet te maken. Kon hij haar niet een stukje van die kalmte lenen?
Piekeren gaat je niet verder helpen, berispte ze zichzelf in gedachten. Leira dwong zichzelf om haar rug iets te rechtten en de twijfels aan de kant te zetten. Ze zou wel bekijken wat ze ging doen als het fout liep op het moment dat het fout ging. Misschien maakte ze zich wel zorgen om niks.
Leira keek van het bos achter hen naar de in rust gehulde boerderij, waarna ze knikte. ‘Ja, ik denk het wel.’ Haar blik ging nu van de wei met de koeien naar Raphael, die naar de dieren tuurde. ‘Zorg dat je niet vertrapt wordt, alsjeblieft.’
Na die woorden keek ze hem nog even kort aan alvorens zich om te draaien en naar de boerderij toe te lopen. Als ze nog langer bleef staan, zouden de zenuwen de overhand teruggrijpen.
De weg naar de boerderij leek de langste die ze ooit had gelopen. Ze was alleen met het bonken van haar hart en de storm van gedachten die ze op afstand hield door zich te focussen op de belangrijkste dingen die Raphael haar verteld had over het ophangen van een geloofwaardige leugen.
Nog tien meter. In de boerderij was het nog steeds donker. Leira ging vluchtig met haar vingers door haar haren, trok een paar lokken los uit de vlecht waar ze ze die ochtend in bijeen gebonden had. De moddervlekken langs de onderkant van haar jurk en de schrammen en sneetjes van bramenstruiken en takken op haar handen maakten het verwilderde plaatje af. Alsof ze al urenlang door het bos had gedwaald - iets dat eigenlijk geen onwaarheid was.
Eenmaal vlakbij het huis sprak ze zichzelf in gedachten nog één keer bemoedigend toe, terwijl ze de capuchon van de mantel over haar hoofd trok.
‘Help… Help me, alsjeblieft.’ Ze vertraagde haar pas en liep op de deur van de boerderij af. ‘Kan iemand me helpen?’ Ze rammelde aan de ijzeren deurklink en schudde de deur heen en weer in het slot. ‘Is er iemand wakker?’
Achter de gordijnen van een raampje rechts van haar ging flakkerend een kaarslicht aan. Onwillekeurig maakte haar hart een kleine salto in haar borstkas. Ze rammelde nog een keer aan de deur.
Er klonken zware voetstappen in de boerderij en slaperige stemmen die in flarden haar kant op zweefden.
‘Wat is…’
‘...Middenin de nacht!’
De voetstappen werden luider. Er klonk gerommel aan de andere kant van de deur en vlak daarna zwaaide deze open. Hoewel ze het aan had horen komen, schrok Leira toch.
‘Wat moet je?’ grauwde een mannenstem. Ze keek recht in twee geërgerd staande ogen in een nors gezicht, verweerd door jarenlang werken op het land. Zonder paard zou dat werk nog veel zwaarder zijn.
Het helpt om aan echte situaties te denken als je een bepaalde emotie wil spelen, had Raphael gezegd. Ze hoefde niet lang te zoeken naar een herinnering die angst belichaamde, de adrenaline van het wegvluchten van iets, de wanhoop, de gedachte niet snel genoeg te zijn. Ze had die dag van twee weken geleden uit haar hoofd weggeband en het verscheurde haar om de herinneringen terug naar binnen te laten, maar het hielp wel.
‘I-ik weet niet waar ik ben,’ antwoordde ze stamelend. ‘Ik was… Was in het bos. We hadden een kamp opgezet. We sliepen. Alleen…’ Haar ogen schoten nerveus naar de bosrand, alsof daar ieder moment een monster uit tevoorschijn kon springen. ‘Ik weet niet wat het was. Dieren? Ik ー’
‘Praat eens wat duidelijker. Ik snap er helemaal niets van.’
Leira verstijfde iets bij de nijdige toon van de boer. Achter hem verscheen een tweede figuur in de smalle gang. Een vrouwelijke gestalte gehuld in een lange kamerjas die ze strak om haar lichaam hield geslagen tegen de kou.
‘Rey, wees eens wat aardiger.’ De boer bromde iets maar ging niet tegen zijn vrouw in. ‘Het is duidelijk dat ze iets naars mee heeft gemaakt. Heb een beetje geduld met haar.’ De vrouw bleef schuin achter haar man, Rey, stilstaan en keek langs hem heen naar Leira. ‘Ben je oké, meisje? Wil je even binnenkomen?’
Een momentlang staarde Leira de vrouw aan. Hoe kon ze dit aanbod afslaan zonder dat het afbreuk deed aan haar leugen? Ze kon niet naar binnen - ze was niet van plan lang hier te blijven.
Schiet alsjeblieft op, Raphael.
‘N-nee, ik… Ik moet naar…’ Ze wroette in haar geheugen naar welke plaatsjes hier in de buurt lagen, maar haar hoofd bleef leeg. ‘Ik moet naar het dorp,’ zei ze uiteindelijk. ‘Dat is waar we af zouden spreken. Daar moest ik naartoe als er iets gebeurde.’
Rey leek haar onsamenhangende gebrabbel nog steeds niet te waarderen, maar zijn aandacht werd getrokken door een stemmetje dat uit een deuropening naar hem toe dreef.
‘Pappie, de koeien maken lawaai.’
De man verzachtte zijn gezichtsuitdrukking zichtbaar iets bij het horen van het meisje, dat achterin de gang in haar nachtkleding en met een knuffel tegen zich aan gedrukt stond.
De koeien. Leira raapte al haar wilskracht bij elkaar om de paniek niet uit elke porie van haar lichaam te laten stromen. De koeien maakten lawaai omdat Raphael daar was. Had hij het paard al? God, ze hoopte dat hij het paard al had. Ze wist niet hoelang ze de aandacht van deze mensen nog vast kon houden, vooral die van de boer.
‘Alsjeblieft,’ zei ze voordat hij na kon denken over wat zijn dochtertje had gezegd. ‘Kunnen jullie me de weg naar het dorp vertellen? Ik hoef… Ik moet daarheen.’
‘Dan zul je toch eerst moeten zeggen welk dorp je heen moet, meid,’ grauwde de man.
‘Papa, de koeien…’
Rey draaide zich om naar het meisje. ‘Wacht heel even, lieverd. Ga maar even terug naar je kamer.’
‘Maar de koeien zijn bang voor de man,’ pruilde het meisje terwijl ze haar knuffel steviger tegen zich aan drukte.
Alle alarmbellen in Leira’s hoofd gingen rinkelen. Het meisje had Raphael gezien. Nu had ze wél de aandacht van haar vader getrokken. Zijn ogen werden groter, waarna er een frons tussen zijn wenkbrauwen ontstond, alsof hij probeerde uit te zoeken of zijn dochter had gedroomd of dat ze daadwerkelijk iets had gezien. Hij wierp een blik op zijn vrouw. Ze gaf hem een kort knikje.
‘Ga maar, ik regel dit wel.’
‘Nee!’ In een reflex schoot Leira op de man af en klampte zich vast aan zijn arm. Hij mocht niet naar buiten, ze móest voorkomen dat hij naar de wei ging. ‘Ik moet naar het dorp, alstublieft! Wijs me de weg en blijf binnen.’ Ze maakte haar ogen groter en keek hem aan. ‘S-straks is… De dieren uit het bos, straks zijn ze ook hier.’
Geërgerd trok de man zijn arm los. Hij griste een jas van een haakje naast de deur en wierp haar en verachtelijke blik toe. ‘Rare meid.’ En tegen zijn vrouw: ‘Zorg dat ze weggaat. Laat haar niet binnen.’
Het liefst rende Leira achter de man aan, greep ze hem vast en hield ze hem tegen, maar ze wist dat ze dat niet kon maken. Dat zou alleen maar opvallen. Het enige dat ze kon was hopen dat Raphael de wei al uit was en al het bos in was verdwenen.
Als dat niet zo was…
Door de silte die voor een moment tussen haar en de boerin in hing, klonk het schelle gekras van een raaf. Leira wist niet of ze zich ooit zo opgelucht had gevoeld. Nu moest ze maken dat ze hier wegkwam, voor de man ontdekte dat er iets ontbrak in de wei.
‘Trek je niet teveel aan van mijn man,’ sprak de vrouw sussend. ‘Kom toch even binnen.’
Leira schudde snel haar hoofd, terwijl ze achteruit stapte. ‘N-nee, ik wil u niet tot last zijn. Ik… vind mijn weg wel. Dankuwel.’ Voor de vrouw nog iets kon zeggen, draaide ze zich om en rende ze weg. Weg van de boerderij, het erf af, het smalle zandpad die verder het bos in leidde.
@Hadesu