Daynty schreef:
Erin kon zich het moment dat de wegen van haar en Adam zich weer van elkaar gescheiden hadden nog net zo helder herinneren als het moment dat deze elkaar voor het eerst gekruist hadden.
Het was een zwoele zomeravond geweest. Zij lag op haar rug, haar onderbenen bungelend over de rand. De kiezels die het dak bedekten prikten door de stof van haar shirt en broek heen. Menig mens zou het bestempelen als oncomfortabel, maar voor Erin waren er slechts weinig plekken zo naar om te liggen dan de kooi die bij het circus haar slaapplek gevormd had. Het dak van het motel bood bovendien een eersterangs plekje op een schouwspel dat haar aandacht iedere nacht opnieuw gegrepen had vanaf het moment dat ze met Adam was weggevlucht bij het circus: de sterrenhemel.
Adam zat op een verhoging in het dak, een klein stukje achter haar, en verveelde zich waarschijnlijk dood - hij had haar al eerder hoofdschuddend duidelijk gemaakt dat hij niet begreep hoe ze zich zolang kon vermaken met kijken naar de nachtelijke hemel, maar desondanks was hij met haar meegegaan om de deur naar het dak voor haar open te breken. Hij had gezegd dat hij maar even zou blijven, maar inmiddels was het een kwartier later en zat hij er nog - en stiekem vond ze dat wel fijn.
‘Wat ga jij doen?’ vroeg ze na een paar minuten stilte.
‘Hoe bedoel je?’
‘Gewoon.’ Erin haalde even haar schouders op. ‘Ga je werken, ga je naar school? Wat ga je doen als je een plekje gevonden hebt waar je wil blijven?’
De afgelopen dagen hadden ze bijna onafgebroken gereisd. Ze hadden meegelift met auto’s, waren op het dak van een trein geklommen tot ze enkele tientallen kilometers later gezien waren bij een spoorwegovergang en een automobilist de spoorbeheerder gebeld had. Gelukkig was het voor hen kinderspel geweest om aan de boze machinist te ontkomen. Ze waren van motel naar motel gereisd, de ene nog armoediger dan de ander. Met krappe, donkere kamertjes, versleten gordijnen, vlekken in het tapijt waarvan ze niet eens wilde weten wat het was en neon-letters op het dak die het nog maar voor de helft deden. Ze had tot die tijd nog nooit zoveel van de buitenwereld gezien en genoot van iedere seconde.
Adam bleef lang stil. Erin duwde zichzelf overeind, trok haar benen terug het dak op en draaide zich om, zodat ze hem aan kon kijken.
‘Nou?’ vroeg ze, een tikkeltje ongeduldig. Het leek Adam wakker te schudden uit de gedachten waarin hij verzonken was geweest.
‘Ik weet het nog niet’, antwoordde hij uiteindelijk. ‘Ik weet nog niet goed wat ik ga doen. Wat ik wil. Werken misschien.’
Erin moest lachen om de scheve grijns die op zijn gezicht verscheen. ‘Werken, echt waar? Ik dacht dat andere mensen geld afhandig maken meer jouw ding was.’ Ze lachte zachtjes om haar verwoording van de manier waarop Adam zijn geld verdiende. Het klonk helemaal niet als zo’n big deal, maar inbreken en een kluizen leegroven was dat wel degelijk. Ze veroordeelde hem er niet om. Sterker nog, de manier waarop hij zijn leven leidde en zijn gave inzette voor zichzelf, had iets dat haar aansprak. ‘Pas maar op dat je niet te overmoedig wordt.’
‘En jij? Wat ga jij doen?’
Nu was het haar beurt om stil te vallen. Erin trok haar benen op en sloeg haar armen eromheen. Haar hoofd liet ze op haar knieën rusten, nog steeds richting Adam gedraaid. Bedenkelijk staarde ze naar de kiezels onder zijn voeten. Het was de eerste keer dat ze een dergelijk gesprek met Adam had. Dat ze over hun toekomst praatten, over diepere onderwerpen. Erin had in het circus nooit ver vooruit durven denken en Adam was niet het persoon dat veel over zichzelf losliet, had ze de afgelopen dagen geleerd. Misschien was het het late tijdstip, misschien was het de zwoele, drukkende zomerlucht of een combinatie van die dingen, die hen beiden hun meer open stelde.
‘Ik denk dat ik naar de stad ga’, antwoordde Erin na een tijdje na te hebben gedacht. ‘Waar ik geboren ben.’ Ze wist niet wat ze daar hoopte te vinden - ze herinnerde zich weinig van haar vroege kinderjaren - maar iets in haar zei haar dat dat de plek was waar ze naartoe moest.
Erin had gewild dat die avond voor altijd zou duren. Dat ze altijd daar op het dak konden zitten, kijkend naar de sterren en overdenkend wat ze zouden doen. Maar langzaamaan was de nacht aan hen voorbij getrokken en was de hemel in het oosten lichter begonnen te kleuren.
Bij de eerste zonnestralen van die dag hadden ze afscheid genomen en waren ze allebei hun eigen weg gegaan.
Een grijns brak door op haar gezicht om Adams antwoord. ‘Heb je dan niets geleerd van de eerste keer? Ik heb geen hulptroepen nodig’, antwoordde ze op een enigszins plagende toon, doelend op de eerste keer dat ze elkaar gezien hadden en zij zijn hand had weggeslagen.
Haar wenkbrauwen bewogen zich een klein stukje omhoog. ‘Overmoedig, hm? Waarom verbaast het me niets dat dat een keer zou gaan gebeuren’, lachte ze. Toch verbaasde het haar wel degelijk dat hij gepakt was, dat hij hier beland was. Adam met zijn brute kracht zou ieder die hem wilde pakken eenvoudig van zich af kunnen schudden.
Haar lach vervaagde iets toen hij de vraag terug stelde. ‘Tja, wat kan ik zeggen? Ik heb het toch een aardig tijdje volgehouden.’ Erin haalde kort haar schouders op. Bijna twee jaar had ze van haar vrijheid kunnen genieten, voor de demonen uit haar verleden dat waren komen verpesten.
Ze wierp een blik om haar heen om te kijken of er iemand in de buurt was, waarna ze op gedempte toon verder praatte. ‘Ze hadden me gevonden. Een paar zoekers van het circus. Ik weet niet hoe, maar op één of andere manier zijn ze me op het spoor gekomen. Ze kunnen het niet navertellen. Maar vervolgens vonden de mensen van Golden Oak me.’
Erin kon zich het moment dat de wegen van haar en Adam zich weer van elkaar gescheiden hadden nog net zo helder herinneren als het moment dat deze elkaar voor het eerst gekruist hadden.
Het was een zwoele zomeravond geweest. Zij lag op haar rug, haar onderbenen bungelend over de rand. De kiezels die het dak bedekten prikten door de stof van haar shirt en broek heen. Menig mens zou het bestempelen als oncomfortabel, maar voor Erin waren er slechts weinig plekken zo naar om te liggen dan de kooi die bij het circus haar slaapplek gevormd had. Het dak van het motel bood bovendien een eersterangs plekje op een schouwspel dat haar aandacht iedere nacht opnieuw gegrepen had vanaf het moment dat ze met Adam was weggevlucht bij het circus: de sterrenhemel.
Adam zat op een verhoging in het dak, een klein stukje achter haar, en verveelde zich waarschijnlijk dood - hij had haar al eerder hoofdschuddend duidelijk gemaakt dat hij niet begreep hoe ze zich zolang kon vermaken met kijken naar de nachtelijke hemel, maar desondanks was hij met haar meegegaan om de deur naar het dak voor haar open te breken. Hij had gezegd dat hij maar even zou blijven, maar inmiddels was het een kwartier later en zat hij er nog - en stiekem vond ze dat wel fijn.
‘Wat ga jij doen?’ vroeg ze na een paar minuten stilte.
‘Hoe bedoel je?’
‘Gewoon.’ Erin haalde even haar schouders op. ‘Ga je werken, ga je naar school? Wat ga je doen als je een plekje gevonden hebt waar je wil blijven?’
De afgelopen dagen hadden ze bijna onafgebroken gereisd. Ze hadden meegelift met auto’s, waren op het dak van een trein geklommen tot ze enkele tientallen kilometers later gezien waren bij een spoorwegovergang en een automobilist de spoorbeheerder gebeld had. Gelukkig was het voor hen kinderspel geweest om aan de boze machinist te ontkomen. Ze waren van motel naar motel gereisd, de ene nog armoediger dan de ander. Met krappe, donkere kamertjes, versleten gordijnen, vlekken in het tapijt waarvan ze niet eens wilde weten wat het was en neon-letters op het dak die het nog maar voor de helft deden. Ze had tot die tijd nog nooit zoveel van de buitenwereld gezien en genoot van iedere seconde.
Adam bleef lang stil. Erin duwde zichzelf overeind, trok haar benen terug het dak op en draaide zich om, zodat ze hem aan kon kijken.
‘Nou?’ vroeg ze, een tikkeltje ongeduldig. Het leek Adam wakker te schudden uit de gedachten waarin hij verzonken was geweest.
‘Ik weet het nog niet’, antwoordde hij uiteindelijk. ‘Ik weet nog niet goed wat ik ga doen. Wat ik wil. Werken misschien.’
Erin moest lachen om de scheve grijns die op zijn gezicht verscheen. ‘Werken, echt waar? Ik dacht dat andere mensen geld afhandig maken meer jouw ding was.’ Ze lachte zachtjes om haar verwoording van de manier waarop Adam zijn geld verdiende. Het klonk helemaal niet als zo’n big deal, maar inbreken en een kluizen leegroven was dat wel degelijk. Ze veroordeelde hem er niet om. Sterker nog, de manier waarop hij zijn leven leidde en zijn gave inzette voor zichzelf, had iets dat haar aansprak. ‘Pas maar op dat je niet te overmoedig wordt.’
‘En jij? Wat ga jij doen?’
Nu was het haar beurt om stil te vallen. Erin trok haar benen op en sloeg haar armen eromheen. Haar hoofd liet ze op haar knieën rusten, nog steeds richting Adam gedraaid. Bedenkelijk staarde ze naar de kiezels onder zijn voeten. Het was de eerste keer dat ze een dergelijk gesprek met Adam had. Dat ze over hun toekomst praatten, over diepere onderwerpen. Erin had in het circus nooit ver vooruit durven denken en Adam was niet het persoon dat veel over zichzelf losliet, had ze de afgelopen dagen geleerd. Misschien was het het late tijdstip, misschien was het de zwoele, drukkende zomerlucht of een combinatie van die dingen, die hen beiden hun meer open stelde.
‘Ik denk dat ik naar de stad ga’, antwoordde Erin na een tijdje na te hebben gedacht. ‘Waar ik geboren ben.’ Ze wist niet wat ze daar hoopte te vinden - ze herinnerde zich weinig van haar vroege kinderjaren - maar iets in haar zei haar dat dat de plek was waar ze naartoe moest.
Erin had gewild dat die avond voor altijd zou duren. Dat ze altijd daar op het dak konden zitten, kijkend naar de sterren en overdenkend wat ze zouden doen. Maar langzaamaan was de nacht aan hen voorbij getrokken en was de hemel in het oosten lichter begonnen te kleuren.
Bij de eerste zonnestralen van die dag hadden ze afscheid genomen en waren ze allebei hun eigen weg gegaan.
Een grijns brak door op haar gezicht om Adams antwoord. ‘Heb je dan niets geleerd van de eerste keer? Ik heb geen hulptroepen nodig’, antwoordde ze op een enigszins plagende toon, doelend op de eerste keer dat ze elkaar gezien hadden en zij zijn hand had weggeslagen.
Haar wenkbrauwen bewogen zich een klein stukje omhoog. ‘Overmoedig, hm? Waarom verbaast het me niets dat dat een keer zou gaan gebeuren’, lachte ze. Toch verbaasde het haar wel degelijk dat hij gepakt was, dat hij hier beland was. Adam met zijn brute kracht zou ieder die hem wilde pakken eenvoudig van zich af kunnen schudden.
Haar lach vervaagde iets toen hij de vraag terug stelde. ‘Tja, wat kan ik zeggen? Ik heb het toch een aardig tijdje volgehouden.’ Erin haalde kort haar schouders op. Bijna twee jaar had ze van haar vrijheid kunnen genieten, voor de demonen uit haar verleden dat waren komen verpesten.
Ze wierp een blik om haar heen om te kijken of er iemand in de buurt was, waarna ze op gedempte toon verder praatte. ‘Ze hadden me gevonden. Een paar zoekers van het circus. Ik weet niet hoe, maar op één of andere manier zijn ze me op het spoor gekomen. Ze kunnen het niet navertellen. Maar vervolgens vonden de mensen van Golden Oak me.’